ECLI:NL:RBMNE:2025:4370

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 23/2537
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 13 juni 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 maart 2023, maar trok dit beroep in na een gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 augustus 2022. De verzoeker vroeg de rechtbank om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien hij geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld.

De rechtbank heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Het Uwv stelde echter dat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft vervolgens besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen.

In haar overwegingen concludeert de rechtbank dat alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de verzoeker geen dergelijke hulpverlener had, zijn er geen kosten die vergoed kunnen worden. Wel moet het Uwv het griffierecht van € 50,- aan de verzoeker betalen, wat rechtstreeks uit de wet voortvloeit. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar bevestigt dat de verzoeker het griffierecht kan vorderen bij het Uwv. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: L. Dekker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
1.1.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 maart 2023. Met het besluit van 9 augustus 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar afgegeven. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met het verzoek het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft gereageerd op dit verzoek en gesteld dat er in deze zaak geen kosten zijn gemaakt die volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Overwegingen

2. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
3. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. [1] Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden.
4. Het Uwv moet wel het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. [2] Verzoeker kan zich hiervoor tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2.Artikel 8:41 van de Awb.