ECLI:NL:RBMNE:2025:4378
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over de uitbetaling van ZW- en WW-uitkering na beëindiging van dienstverband tijdens ziekte
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in de beroepen van eiser tegen besluiten van het Uwv. Eiser had een ZW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze uitkering omdat eiser zijn dienstverband had beëindigd tijdens ziekte, wat werd aangemerkt als een benadelingshandeling. Eiser had eerder een WW-uitkering aangevraagd, maar ook deze werd geweigerd op basis van dezelfde uitsluitingsgrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat de ZW-uitkering niet tot uitbetaling kwam en dat eiser niet in aanmerking kwam voor een WW-uitkering. Eiser had zijn dienstverband beëindigd terwijl hij ziek was, en de rechtbank concludeerde dat dit volledig aan eiser te verwijten was. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser, waaronder de stelling dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld en dat de lange duur van de beoordeling niet was meegenomen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht ontving.