ECLI:NL:RBMNE:2025:4382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 25/560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van een ex-werkneemster in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., beoordeeld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had bepaald dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van de ex-werkneemster op 11 juli 2022 lag, wat betekent dat eiseres verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Ziektewet. Eiseres betwistte deze datum en voerde aan dat de arbeidsongeschiktheid eerder was ingetreden, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de arbeidsongeschiktheidsdag op 11 juli 2022 lag. De rechtbank benadrukte dat de werkgever geen toegang heeft tot de medische gegevens van de ex-werkneemster en dat het Uwv zorgvuldig moest motiveren waarom deze datum als eerste arbeidsongeschiktheidsdag werd aangenomen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de arbeidsongeschiktheid eerder was begonnen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. van der Wolf),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: J. van Dalfsen).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin zij wordt opgedragen de ziekmelding van ex-werkneemster in behandeling te nemen, wat erop neerkomt dat eiseres verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Ziektewet. De rechtbank beoordeelt de zaak aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Ex-werkneemster was voorheen werkzaam als medewerker administratie/receptie voor 27,82 uur per week bij eiseres. Vervolgens is ex-werkneemster na ontslag bij eiseres per 15 augustus 2022 als schoonmaakster gestart bij [bedrijf 1] en aansluitend per 1 december 2022 bij [bedrijf 2] . Het dienstverband werd per 15 december 2022 bij [bedrijf 2] beëindigd in verband met ziekte.
1.2.
Ex-werkneemster heeft een WW-uitkering aangevraagd, maar deze is afgewezen omdat zij niet beschikbaar was voor werk vanwege ziekte. Bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van ex-werkneemster 11 juli 2022 is.
1.3.
Met het primaire besluit van 29 januari 2024 heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat zij verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Ziektewet, omdat ex-werkneemster per 11 juli 2022 arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.4.
Met het bestreden besluit van 4 december 2024 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld en op 25 april 2025 aanvullende gronden ingediend. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 27 juni 2025. Namens eiseres is [eiseres] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Geheimhouding medische gegevens
2. Ex-werkneemster heeft geen toestemming gegeven om de gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken. In deze uitspraak zal dan ook zoveel mogelijk in algemene termen gesproken worden over de medische gegevens van ex-werkneemster om te voorkomen dat deze gegevens alsnog via deze uitspraak bekend worden gemaakt.
Beoordeling van het geschil
3.1.
In geschil is de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van ex-werkneemster. Eiseres voert aan dat het Uwv zich ongemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van ex-werkneemster is gelegen op 11 juli 2022. Volgens eiseres is de eerste arbeidsongeschiktheidsdag eerder gelegen, omdat het disfunctioneren wegens ziekte – waar de verzekeringsarts de arbeidsongeschiktheid aan heeft ontleend – al eerder is opgetreden. Ex-werkneemster liep volgens eiseres namelijk al in het tweede kwartaal van 2022 bij de huisarts en de klachten bestonden toen al. Ook is eiseres ervan op de hoogte geraakt dat ex-werkneemster al bij de vorige werkgever, vóór het dienstverband bij eiseres, niet goed functioneerde. Dit zou ook goed te maken kunnen hebben met de later vastgestelde medische problematiek bij eiseres. Het Uwv heeft de eerste arbeidsongeschiktheidsdag te arbitrair vastgesteld. Er had nader onderzocht moeten worden wanneer de klachten bij eiseres zijn ontstaan. Mogelijk ligt de eerste arbeidsongeschiktheidsdag al in de periode waarin eiseres werkzaam was bij de vorige werkgever, vóór het dienstverband bij eiseres. Dit betekent dat eiseres niet verantwoordelijk is voor de ZW. Daarbij wijst eiseres erop dat de bewijslast bij het Uwv ligt volgens de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 mei 2021 [1] . Het enkele feit dat sprake is van bewijsnood maakt niet dat de bewijslast bij eiseres komt te liggen. Dit zou voor rekening en risico moeten komen van het Uwv.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat
ex-werkneemster op 11 juli 2022 arbeidsongeschikt was. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
3.3.
Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat, gelet op de positie van eiseres als werkgever, de aard van de betrokken belangen meebrengt dat het Uwv het besluit over de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren. De werkgever kan immers niet zelf toegang krijgen tot medische gegevens van
ex-werkneemster. [2] Verder is het vaste rechtspraak van de CRvB dat in zaken waarin de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag wordt betwist, de retrospectieve benadering van het exacte tijdstip van het intreden van arbeidsongeschiktheid onvermijdelijk een enigszins arbitrair karakter draagt en dat het risico van onduidelijkheid over dat tijdstip in geval van een zeer late melding van arbeidsongeschiktheid voor rekening van de werknemer dient te blijven. [3] Verder volgt uit rechtspraak van de CRvB [4] dat wanneer de eigenrisicodrager aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde eerste arbeidsongeschiktheidsdag twijfelt, de eigenrisicodrager op grond van gegevens van zijn arbodienst, zo nodig in samenhang met andere voor hem beschikbare (medische) gegevens, zijn opvatting over de aanvang van de ongeschiktheid zal moeten onderbouwen en aannemelijk moeten maken dat de werknemer op de datum van indiensttreding al ongeschikt was. De rechtbank is van oordeel dat in lijn met deze jurisprudentie in dit geval, waarin het bestreden besluit een belastend besluit voor eiseres betreft en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag met terugwerkende kracht vóór de datum van de feitelijke ziekmelding is vastgesteld, het Uwv deugdelijk moet motiveren waarom juist de datum van 11 juli 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden aangenomen. Als het Uwv dat deugdelijk heeft gemotiveerd, is het aan eiseres om aannemelijk te maken en te onderbouwen dat de arbeidsongeschiktheid al eerder (voor datum indiensttreding bij eiseres) is aangevangen.
3.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat ex-werkneemster sinds het tweede kwartaal van 2022 gezondheidsklachten had en daarvoor de huisarts en een specialist bezocht. Op basis van de beschikbare medische gegevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiseres in ieder geval op 11 juli 2022 arbeidsongeschikt was voor haar eigen werk. Door de klachten en beperkingen die uit de gezondheidsproblemen voortvloeien is het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep aannemelijk dat ex-werkneemster op dat moment haar werkzaamheden ook niet goed heeft kunnen uitvoeren. Dat zij zich niet heeft ziekgemeld, doet hier niet aan af.
3.5.
De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat niet kan worden vastgesteld dat ex-werkneemster op een eerdere datum arbeidsongeschikt was. Ondanks dat ex-werkneemster in het tweede kwartaal van 2022 gezondheidsklachten heeft ervaren, zijn er geen (medische) gegevens beschikbaar die een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag – eventueel gelegen voor het dienstverband bij eiseres – aannemelijk maken. Ook op basis van enkele bezoeken aan de huisarts kan niet gezegd worden dat ex-werkneemster eerder arbeidsongeschikt was. Uit beschikbare medische gegevens van 11 juli 2022 komt duidelijk naar voren dat ex-werkneemster op dat moment niet kon werken. Eiseres heeft ook geen gegevens overgelegd op grond waarvan aan deze conclusie moet worden getwijfeld. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt en onderbouwd dat de arbeidsongeschiktheid al eerder is aangevangen – vóór indiensttreding bij eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het Uwv heeft terecht de eerste arbeidsongeschiktheidsdag met terugwerkende kracht bepaald op 11 juli 2022. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug en geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9342 en van 21 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1686.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1472 en van 2 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU7548.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 31 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1697.