Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.VRIJSPRAAK
5.BESLISSING
spreektverdachte daarvan
vrij.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en softdrugs. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van ongeveer 491,8 gram MDMA, 42 kilogram hasj en 52,202 kilogram hennep, gepleegd op 27 maart 2024 in Utrecht. Tijdens de zitting op 16 juli 2025 heeft de officier van justitie, mr. J. Boon, vrijspraak gevorderd, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. R.D.A. van Boom, heeft eveneens vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het oordeel was gebaseerd op het feit dat niet kon worden aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de door hem gehuurde opslagbox. De verdachte had verklaard dat hij de sleutel van de opslagbox had en dat hij deze aan een medeverdachte had verhuurd. Echter, er was geen bewijs dat de verdachte zelf in de opslagbox was geweest of wist welke spullen daar waren opgeslagen. De rechtbank nam in overweging dat de drugs goed waren verstopt, wat de bewijsvoering bemoeilijkte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigingskracht. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2025.