In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 februari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser, woonachtig in België, had een aanvraag ingediend voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade. Verweerder, de Dienst Toeslagen, had niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat aanleiding gaf tot het indienen van een beroep. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn was overschreden, aangezien verweerder in gebreke was gesteld op 23 september 2024 en eiser pas op 11 oktober 2024 beroep had ingesteld. De rechtbank oordeelde dat verweerder alsnog een besluit moest nemen, met een termijn van zes weken na de uitspraak. Tevens werd een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn overschreden zou worden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door verweerder worden vergoed. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheden voor rechtsbescherming voor burgers.