ECLI:NL:RBMNE:2025:4462

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
24/4763
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de verklaring van geen bezwaar (VGB) van eiseres wegens onvoldoende waarborgen voor vertrouwensfunctie

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland wordt de intrekking van de verklaring van geen bezwaar (VGB) van eiseres behandeld. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de VGB ingetrokken na een regulier herhaalonderzoek, waarbij bleek dat er onvoldoende waarborgen zijn dat eiseres haar vertrouwensfunctie onder alle omstandigheden getrouwelijk zal vervullen. Eiseres is het niet eens met deze intrekking en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister de VGB terecht heeft ingetrokken, omdat er een risico op ongewenste beïnvloeding bestaat door de partner van eiseres, die eerder een bestuursfunctie vervulde bij een inmiddels verboden motorclub. De rechtbank concludeert dat de minister een belangenafweging heeft gemaakt die in het voordeel van de nationale veiligheid uitvalt, en dat de inbreuk op de vrijheid van arbeidskeuze van eiseres beperkt is. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4763
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(gemachtigde: mr. A. van der Klugt).

1.Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de intrekking van de aan eiseres eerder verleende verklaring van geen bezwaar (VGB). De minister heeft de verleende verklaring van geen bezwaar ingetrokken, omdat na een regulier herhaalonderzoek bleek dat er onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat eiseres onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Eiseres is het niet eens met de intrekking van haar VGB en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de VGB heeft kunnen intrekken. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

2.Procesverloop

2.1.
Met het bestreden besluit van 1 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij zijn besluit over intrekking van de aan eiseres verleende verklaring van geen bezwaar gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
2.4.
De minister heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en heeft daarbij voor een gedeelte een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en heeft daar geen gebruik van gemaakt. Per e-mailbericht van 27 mei 2025 heeft eiseres wel toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Daarover is op 6 juni 2025 een beslissing genomen. De rechtbank heeft bepaald dat beperking van de kennisneming van deels van de bedoelde stukken niet gerechtvaardigd is. Hierna heeft de rechtbank het onderzoek op 19 juni 2025 gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
Het bestreden besluit
3. Op grond van artikel 3 de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) is de functie van eiseres bij I-SEC Nederland aangemerkt als een vertrouwensfunctie. Aan eiseres is eerder een verklaring van geen bezwaar (VGB) verleend, op 24 oktober 2017. Eiseres’ partner vervulde een publieke bestuursfunctie binnen [motorclub] , een inmiddels verboden organisatie. Bij een onderzoek wordt ook gelet op de partner van eiseres, omdat hij geacht wordt invloed te kunnen uitoefen op de persoon die de vertrouwensfunctie vervult. Op basis hiervan heeft de minister op 31 maart 2023 de VGB van eiseres ingetrokken. Bij besluit van 1 mei 2024 is het, tegen deze intrekking ingediende, bezwaar ongegrond verklaard. De minister stelt dat sprake is van een risico op ongewenste beïnvloeding, gelet op het eerdere bestuurslidmaatschap van eiseres’ partner binnen [motorclub] , zijn contacten met (oud-)leden en familieleden van de motorclub.
Heeft verweerder op goede gronden de VGB ingetrokken?
4. Eiseres voert aan dat de minister de VGB ten onrechte heeft ingetrokken, omdat die kennelijk enkel gebaseerd is op het gegeven dat haar partner lid was van, en een bestuursfunctie bekleedde bij, [motorclub] . Eiseres’ partner heeft slechts sporadisch contact met familieleden die lid waren van [motorclub] . De minister heeft niet of gebrekkig nader onderzocht welke familieleden in verbinding staan met een crimineel circuit of anderszins nog actief zijn binnen een verboden MC of een daarop gebaseerd netwerk. Dat cliënte vervolgens een afgeleid risico voor de nationale veiligheid zou zijn, omdat zij de levenspartner is van de heer [naam] berust enkel op niet concrete en ook niet nader onderzochte aannames.
4.1.
De minister heeft vastgesteld dat er onvoldoende waarborgen zijn dat eiseres onder alle omstandigheden de uit haar vertrouwensfunctie voortvloeiende verplichtingen getrouwelijk zal vervullen. In het bestreden besluit wordt verwezen naar het advies van de Bezwarencommissie waarin de intrekking van de VGB is gemotiveerd. De minister wijst erop dat de partner van eiseres nog contact met (oud-)leden en familieleden van de motorclub heeft na de verbodenverklaring. In het besluit is ook de omstandigheid meegenomen dat eiseres geen onderdeel is van de motorclub, maar de minister gaat ervan uit dat haar partner haar kan beïnvloeden. Haar partner heeft een publieke bestuursfunctie vervuld in de beoordelingsperiode, waardoor de minister een bovengemiddelde kans aanwezig acht dat de partner zich ook nu nog in de situatie bevindt waarin hij bovengemiddelde kans loopt om benaderd of beïnvloed te worden door personen die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid. De minister heeft hierbij getoetst aan het in artikel 5 van de Beleidsregel genoemde criterium ‘onafhankelijkheid’, met daarbij de indicator van “ongewenste beïnvloeding”.
Het toetsingskader
Onafhankelijkheid
4.2.
Volgens de toelichting artikel 5 van de Beleidsregels moet betrokkene de vertrouwensfunctie onafhankelijk kunnen uitoefenen. Afhankelijkheid kan het gevolg zijn van persoonlijk gedrag, zoals verslavingen of financiële problemen. Dit kan betrokkene belemmeren in zijn of haar belangenafweging. Afhankelijkheid kan ook volgen uit de omgeving van betrokkene zoals (ongewenste) beïnvloeding door de partner, familie, vrienden, of buitenlandse overheden.
Ongewenste beïnvloeding
4.3.
Volgens de toelichting van artikel 5 Beleidsregels kan het risico van ongewenste beïnvloeding blijken uit de aard van de relatie met bepaalde personen, organisaties of buitenlandse overheden. Ongewenste beïnvloeding kan ertoe leiden dat betrokkene belemmerd wordt in zijn of haar onafhankelijke belangenafweging. Beïnvloeding kan bijvoorbeeld plaatsvinden door iemand in de omgeving van betrokkene met een criminele achtergrond die betrokkene aanzet tot onwenselijk gedrag. Daarbij valt te denken aan het lidmaatschap van of het onderhouden van banden met (omstreden) verenigingen of deelname aan groeperingen die regelmatig in opspraak zijn wegens bijvoorbeeld vandalisme of criminaliteit zoals [motorclub] .
4.4.
Op grond van het bovenstaande en de vertrouwelijke stukken van de AIVD, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat de minister zich wel op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres de kans loopt te worden beïnvloed door haar partner die een bestuursfunctie bekleedde bij [motorclub] , een MC die verboden is door het Gerechtshof Den Haag bij uitspraak van 18 juni 2019. [1] Daarbij weegt mee dat de partner van eiseres nog familieleden heeft die eveneens lid waren van deze organisatie. Daarnaast worden [motorclub] expliciet genoemd in de Beleidsregels, wat extra gewicht geeft aan de inschatting van het risico.
4.5.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Evenredigheidsbeginsel
5. Eiseres stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat de intrekking van haar VGB grote financiële gevolgen heeft voor haar en haar gezin. Eiseres wijst erop dat zij een koophuis en de zorg over twee kinderen heeft. Het gezinsinkomen is voor een groot deel ook afhankelijk van haar inkomen. Wanneer zij haar inkomen verliest, zal zij niet langer aan haar financiële verplichtingen kunnen voldoen.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de minister in het kader van de evenredigheid een belangenafweging heeft gemaakt. De minister heeft hierover gesteld dat eiseres, gelet op haar achtergrond en ervaring, voldoende mogelijkheden heeft om elders werkzaamheden te verrichten waarvoor geen VGB is vereist. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de minister sprake van een beperkte inbreuk op de vrijheid van arbeidskeuze van eiseres. Aan het belang van de nationale veiligheid komt dan ook zwaarder gewicht toe dan aan het belang van eiseres bij het behouden van haar vertrouwensfunctie. Ook acht de minister het relevant dat eiseres naar verwachting in een vervangend inkomen kan voorzien, hetgeen van belang is in het licht van de door hem genoemde zorgen over haar woning en de zorg voor haar kinderen. De rechtbank kan deze weging volgen. Op zitting heeft de minister toegelicht dat deze belangenafweging ook ziet op de weging van belangen bij het vertrouwensbeginsel. Omdat de minister een belangenafweging heeft gemaakt die ook van toepassing is op de belangenafweging bij het vertrouwensbeginsel en in het nadeel van eiseres uitvalt, laat de rechtbank de rechtsgevolgen in stand. Eiseres heeft voldoende mogelijkheden om met haar achtergrond en ervaring elders werkzaamheden te verrichten waarvoor geen VGB is vereist. Onder deze omstandigheid is er sprake van een beperkte inbreuk op de vrijheid van arbeidskeuze van eiseres. Bovendien heeft eiseres op zitting verklaard dat ze momenteel nog op [luchthaven] werkt in het recruitment team waar een VOG genoeg was om aan het werk te gaan. De rechtbank kan de minister volgen en is van oordeel dat er geen sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 EVRM
6. Eiseres voert aan dat het uitgevoerde veiligheidsonderzoek een beperking is van haar persoonlijke levenssfeer en niet gerechtvaardigd is, omdat het gestelde veiligheidsrisico dat eiseres vormt niet is geconcretiseerd met feiten en omstandigheden, maar berust op niet onderbouwde twijfels en aannames.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat inmenging in het privé- en familieleven is toegestaan, indien deze bij wet is voorzien. Gelet daarop overweegt de rechtbank als volgt.
6.2.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, gaat het instellen van een veiligheidsonderzoek ter beoordeling of een persoon in aanmerking kan komen voor de vervulling van een vertrouwensfunctie naar de aard van dat onderzoek gepaard met inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer. Artikel 6, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geeft de AIVD de bevoegdheid tot het uitvoeren van een veiligheidsonderzoek. In artikel 7, tweede lid, van de Wvo is bepaald welke gegevens de AIVD in het onderzoek betrekt. Hieronder vallen de persoonlijke gedragingen en omstandigheden van eiser (en zijn echtgenote). Aldus is voldaan aan het vereiste van een wettelijke grondslag voor zodanige inbreuk. Deze kan in een democratische samenleving noodzakelijk worden geacht in het belang van de nationale veiligheid. [2] Nu de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer waarmee het instellen van een veiligheidsonderzoek gepaard gaat, gerechtvaardigd is in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM, heeft de minister in dit geval niet in strijd met dit artikel gehandeld. Dit artikel vereist dat de inmenging dan wel beperking bij wet is voorzien, hetgeen betekent dat de regelgeving voldoende nauwkeurig dient te zijn opgesteld. Dat is hier het geval, gelet op de duidelijke redactie van de artikelen 7 en 8 van de Wvo. Wel is immers voorzienbaar dat een verklaring van geen bezwaar kan worden geweigerd wegens veiligheidsredenen. [3]
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Gomes de Jorge, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Afdeling uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:478
3.Afdeling uitspraak van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:72