In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een administratief beroep van een B.V. tegen een opgelegde administratieve sanctie van € 280,00 wegens het niet stoppen voor een rood verkeerslicht op 25 oktober 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 5 augustus 2025, waarbij de betrokkene niet aanwezig was, maar de officier van justitie vertegenwoordigd was.
De kantonrechter heeft eerst de ontvankelijkheid van het administratief beroep beoordeeld. Het was niet in geschil dat het beroep te laat was ingediend, maar de rechter heeft gekeken naar de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Op basis van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht kan een niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven als de indiener niet in verzuim is geweest. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer van de betrokkene, die de vrachtwagen bestuurde, door een taalbarrière in de data was verward en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De kantonrechter heeft vervolgens de administratieve sanctie beoordeeld. De werknemer betwistte dat hij door rood had gereden en verwees naar foto’s van de flitscamera. De kantonrechter concludeerde dat de foto’s niet eenduidig bewijs leverden dat de werknemer door rood was gereden. Gezien de omstandigheden en het feit dat de werknemer het voordeel van de twijfel kreeg, heeft de kantonrechter de administratieve sanctie vernietigd. De beslissing van de officier van justitie werd niet in stand gehouden, en de kantonrechter heeft bepaald dat het te veel betaalde bedrag aan de betrokkene moet worden teruggegeven.