In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in De Ronde Venen. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 908.000,- per 1 januari 2022, waarop een aanslag onroerendzaakbelasting was gebaseerd. Eiser, de eigenaar van de woning, ging in bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 augustus 2025, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. Eiser betwistte de vastgestelde WOZ-waarde en stelde dat deze te hoog was, met een verzoek om de waarde vast te stellen tussen de € 800.000,- en € 825.000,-. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de heffingsambtenaar het eigen aankoopcijfer van de woning had gebruikt ter onderbouwing van de WOZ-waarde. Eiser's argumenten over de ligging van de woning en de vergelijking met andere woningen werden door de rechtbank niet overtuigend geacht. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde van € 908.000,- gehandhaafd bleef.