55.1De rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling over de gebruiksoppervlakte van de woning geen reden geeft om te twijfelen aan de gegevens in de taxatiematrix. Dit is op geen enkele wijze onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
De overige beroepsgronden ten aanzien van deze woning
56. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar overweging 2 van deze uitspraak, dat de beroepsgronden ten aanzien van dit object pas zijn geconcretiseerd op de zitting. Daarom kunnen deze gronden niet mee worden genomen bij de beoordeling van het geschil.
Conclusie en gevolgen [adres 3] (bovenwoning) in [plaats 1]
57. De beroepsgronden van eiseres slagen niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Het geschil over de woning [adres 4] en [adres 5] in [plaats 1] (UTR 23/4014 en UTR 23/4016)
58. De woningen zijn bovenwoningen die in 1925 zijn gebouwd en in 2010 zijn gerenoveerd. Het gebruiksoppervlakte van [adres 4] is 58 m², het gebruiksoppervlakte van [adres 5] is 47 m².
59. In geschil is de WOZ-waarde van de woningen op de waardepeildatum
1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 318.000,- voor [adres 4] en
€ 259.000,- voor [adres 5] .
60. Om de waarde van de woningen te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin de woningen worden vergeleken met vier verkopen in [plaats 1] , te weten:
- [adres 24] , verkocht op 12 maart 2020 voor € 255.000,-;
- [adres 25] , verkocht op 10 maart 2020 voor € 330.000,-;
- [adres 26] , verkocht op 11 september 2020 voor € 350.000,-;
- [adres 27] , verkocht op 27 mei 2020 voor € 401.000,-.
Beoordeling van het geschil
61. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woningen niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook bovenwoningen zijn, of met een bovenwoning te vergelijken appartementen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woningen. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woningen qua onder andere de staat van onderhoud. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woningen en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt. De prijs per m² van de woningen (€ 5.494,- ( [adres 4] ) en € 5.512,- ( [adres 5] )) ligt onder de gemiddelde prijs per m² van de referentiewoningen (€ 6.106,-, € 7.118,-, € 6.521,- en € 6.625,- = gemiddeld € 6.592,-). Hiermee maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat de waarde niet te hoog is vastgesteld
De beroepsgronden ten aanzien van deze woning
62. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar overweging 2 van deze uitspraak, dat de beroepsgronden ten aanzien van dit object pas zijn geconcretiseerd op de zitting. Daarom kunnen deze gronden niet mee worden genomen bij de beoordeling van het geschil.
Conclusie en gevolgen [adres 4] en [adres 5] in [plaats 1]
63. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Het geschil over de woning [adres 6] in [plaats 2] (UTR 23/4018)
64. De woning is een in 1957 gebouwd appartement. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 75 m².
65. In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum
1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 225.000,-.
66. Om de waarde van de woning te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning wordt vergeleken met vijf verkopen in [plaats 2] , te weten:
- [adres 28] , verkocht op 24 januari 2021 voor € 272.000,-;
- [adres 29] , verkocht op 21 september 2020 voor € 258.933,-;
- [adres 30] , verkocht op 30 augustus 2020 voor € 263.000,-;
- [adres 31] , verkocht op 3 juli 2020 voor € 268.000,-;
- [adres 32] , verkocht op 4 november 2020 voor € 250.000,-.
Beoordeling van het geschil
67. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook appartementen zijn, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning qua onder andere het voorzieningenniveau. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt. De m²-prijs van de woning is € 3000.-. De m²-prijzen van de referentiewoningen liggen allemaal aanzienlijk hoger. Hiermee maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld
De beroepsgronden ten aanzien van deze woning
68. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar overweging 2 van deze uitspraak, dat de beroepsgronden ten aanzien van dit object pas zijn geconcretiseerd op de zitting. Daarom kunnen deze gronden niet mee worden genomen bij de beoordeling van het geschil.
Conclusie en gevolgen [adres 6] in [plaats 2]
69. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Het geschil over [adres 7] en [adres 8] in [plaats 1] (UTR 23/4019 en UTR 23/4020)
70. De woningen zijn appartementen en zijn gebouwd in 1913 en gerenoveerd in 2011. De gebruiksoppervlakte van [adres 7] is 46 m² en de gebruiksoppervlakte van [adres 8] is 41 m².
71. In geschil is de WOZ-waarde van de woningen op de waardepeildatum
1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde. De heffingsambtenaar handhaaft de in bezwaar verlaagde waarden van € 269.000 voor [adres 7] en € 249.000,- voor [adres 8] .
72. Om de waarde van de woning te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning wordt vergeleken met vier verkopen in [plaats 1] , te weten:
- [adres 25] , verkocht op 10 maart 2020 voor € 330.000,-;
- [adres 24] , verkocht op 12 maart 2020 voor € 255.000,-;
- [adres 33] , verkocht op 1 december 2020 voor € 300.000,-;
- [adres 26] , verkocht op 11 september 2020 voor € 350.000,-.
Beoordeling van het geschil
73. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woningen niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook appartementen zijn, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woningen. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woningen qua onder andere de staat van onderhoud. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woningen en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt. De m²-prijs van de woningen is € 5.848,- ( [adres 7] ) en € 6.074,- ( [adres 8] ). De m²-prijs van de referentiewoningen ligt bij allemaal hoger. Hiermee maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld
De beroepsgronden ten aanzien van deze woning
74. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar overweging 2 van deze uitspraak, dat de beroepsgronden ten aanzien van dit object pas zijn geconcretiseerd op de zitting. Daarom kunnen deze gronden niet mee worden genomen bij de beoordeling van het geschil.
Conclusie en gevolgen [adres 7] en [adres 8] in [plaats 1]
75. De beroepsgronden van eiseres slagen niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woningen niet te hoog is vastgesteld.
Het geschil over [adres 9] in [plaats 1] (UTR 23/4022)
76. De woning is een in 1913 gebouwd appartement en is in 2011 gerenoveerd. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 24 m².
77. In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum
1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 174.000,-.
78. Om de waarde van de woning te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning wordt vergeleken met vijf verkopen in [plaats 1] , te weten:
- [adres 34] , verkocht op 9 maart 2021 voor € 252.500,-;
- [adres 35] , verkocht op 25 maart 2020 voor € 220.000,-;
- [adres 36] , verkocht op 18 oktober 2021 voor € 235.000,-;
- [adres 37] , verkocht op 6 augustus 2021 voor € 260.000,-;
- [adres 38] , verkocht op 3 november 2020 voor € 260.000,-.
Beoordeling van het geschil
79. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook appartementen zijn, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt. De m²-prijs van de woning is
€ 7.276.-. De m²-prijzen van de referentiewoningen liggen allemaal aanzienlijk hoger. Hiermee maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
De beroepsgronden ten aanzien van deze woning
80. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar overweging 2 van deze uitspraak, dat de beroepsgronden ten aanzien van dit object pas zijn geconcretiseerd op de zitting. Daarom kunnen deze gronden niet mee worden genomen bij de beoordeling van het geschil.
Conclusie en gevolgen [adres 9] in [plaats 1]
81. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Het geschil over [adres 12] in [plaats 1] (UTR 23/4028)
82. Op de zitting heeft eiseres gewezen op een brief van (een andere gemachtigde van) eiseres waarin staat dat [adres 12] in [plaats 1] niet van [eiseres] is. Hier is door de heffingsambtenaar niet op gereageerd. Volgens eiseres is het te laat voor de heffingsambtenaar om daar nu nog op te reageren.