Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat in deze zaak onderscheid moet worden gemaakt tussen een Wajong-recht op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder a, van de Wajong en op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder b, van de Wajong.
7. In het eerste geval kan er recht op een Wajong-uitkering ontstaan bij het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen op de 18e verjaardag, of als er op dat moment beperkingen waren en er binnen vijf jaar uit dezelfde ziekteoorzaak alsnog sprake is van het duurzaam en volledig verliezen van arbeidsvermogen.
8. In dit kader heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen had op de dag dat hij 18 jaar werd en in de vijf jaar daarna. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in zijn rapport van 23 januari 2024 dat bij eiser sprake is van een autistische stoornis, OCD en autisme. Er wordt niet betwist dat eiser rond de 18e verjaardag en de vijf jaar daarna beperkingen ondervond vanwege deze problematiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd waarom eiser, ondanks de beperkingen, beschikte over basale werknemersvaardigheden en tenminste vier uur per dag, waarvan een uur aaneengesloten, de eenvoudige taak ‘invoeren van gegevens’ kon verrichten.
9. In het tweede geval kan recht op een Wajong-uitkering ontstaan bij het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen op enig moment na de 18e verjaardag, als de aanvrager in het jaar - onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dat is ingetreden - ten minste zes maanden studerende was. Ook ontstaat recht op Wajong als er op dat moment beperkingen waren en er binnen vijf jaar uit dezelfde ziekteoorzaak alsnog sprake is van het duurzaam en volledig verliezen van arbeidsvermogen.
10. De CRvB heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de regeling in de Wet Wajong zo moet worden gelezen, dat de periode van vijf jaar (de zogeheten Amber-periode) niet twee keer kan aanvangen voor dezelfde ziekteoorzaak.Dat betekent dat het bij beperkingen die zijn ontstaan na de 18e verjaardag - tijdens studie - moet gaan om een nieuwe ziekteoorzaak. Als deze beperkingen voortvloeien uit een ziekteoorzaak die al bestond op de 18e verjaardag, vangt er niet opnieuw een Amber-periode aan. Voor zover eiser stelt dat zijn autisme rond het 18e jaar niet tot beperkingen hebben geleid maar wel tijdens studie, kan dit standpunt dus niet slagen. De gestelde toegenomen beperkingen als gevolg van autisme vloeien immers voort uit een ziekteoorzaak die al bij de beoordeling over eisers 18e verjaardag en de vijf jaar daarna bestond.
11. De rechtbank stelt verder vast dat partijen het erover eens zijn dat er bij eiser een nieuwe ziekteoorzaak is ontstaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat ervan uit dat bij eiser sinds 2021 sprake is van een dwangstoornis als gevolg waarvan eiser het arbeidsvermogen heeft verloren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ontbreekt echter een medische onderbouwing dat het verlies van arbeidsvermogen ook al speelde in de periode die voor de Wajong-beoordeling relevant is.
12. Eiser stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat de dwangstoornis pas in 2021 zou zijn ontstaan. Volgens eiser had hij al in 2012 toenemende klachten door deze aandoening. Hij heeft toen wel gefunctioneerd, maar dat ging steeds moeizamer en medio 2017 ging het niet meer, zoals ook de arbeidsdeskundige heeft opgetekend. Volgens eiser is in 2017 wel degelijk een moment aan te wijzen dat het arbeidsvermogen verloren is gegaan. Eiser is tijdens zijn stage in 2017 vastgelopen doordat zijn denkproces helemaal was overgenomen door obsessies en dwanggedachten. Daarnaast is volgens eiser ten onrechte gesteld dat behandeling van de dwangstoornis in zijn geval nog kan leiden tot toename van bekwaamheden, in die zin dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam zou zijn. Ter onderbouwing van zijn standpunten verwijst eiser naar de ingebrachte brief van de psychiater van 23 augustus 2024 en informatie van de gesprekken die eiser in 2013 heeft gevolgd met de universiteitspsycholoog.
13. De rechtbank heeft na de zitting vragen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld over de in deze zaak relevante periode voor de Wajong. Een persoon kan alleen als studerende in de zin van de Wajong worden aangemerkt als hij de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.Op 27 april 2013 is eiser 30 jaar geworden. Dit betekent dat 27 oktober 2013 de laatste verzekerde dag was op grond van artikel 1:1a, eerste lid, onder b, van de Wajong, omdat dat de laatste dag is waarop hij in het jaar daarvoor nog ten minste zes maanden onder de 30 jaar was en studeerde. Dit betekent dat in dit geval de beoordelingsperiode loopt van 27 oktober 2013 tot vijf jaar daarna, dus tot 27 oktober 2018.Zoals ook volgt uit de heropeningsbrief van 17 februari 2025 kan de rechtbank uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet afleiden of deze verzekerde periode in de beoordeling is betrokken.
14. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 7 maart 2025 en op 26 mei 2025 aanvullende rapporten opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep blijft bij zijn standpunt dat het arbeidsvermogen pas in 2021 verloren is gegaan, waarbij volgens hem ook niet gesteld kan worden dat dit duurzaam is omdat er nog behandeling mogelijk is. Daarbij licht hij toe dat de psychiater mogelijk terecht schrijft dat de dwangstoornis ergens tussen 2012 en 2016 is ontstaan, maar hij heeft eiser toen niet gezien. Een beginnende stoornis betekent niet dat iemand niet kan functioneren. Dat is bij eiser in het verleden ook niet gebleken die van alles heeft kunnen doen totdat het in 2021 goed mis ging. Daarnaast wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ook op dat in 2021 de arbeidsdeskundige in het kader van de indicatie banenafspraak heeft beoordeeld dat eiser over voldoende arbeidsvermogen beschikte. Verder wijst hij erop dat eiser ook zelf tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat zijn dwangstoornis pas in 2021 veel forsere proporties is gaan aannemen als gevolg waarvan eiser toen niet meer over arbeidsvermogen beschikte. Dat de primaire arbeidsdeskundige in zijn rapport schijft dat de beperkingen van eiser tijdens of na zijn stage zijn toegenomen, impliceert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat het arbeidsvermogen bij eiser ontbreekt. De eisen van een studie en reguliere baan zijn immers veel groter, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
15. Deze motivering overtuigt de rechtbank niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet inzichtelijk en navolgbaar gemotiveerd waarom de beperkingen als gevolg van de dwangstoornis niet hebben geleid tot een verlies van arbeidsvermogen in de periode van 27 oktober 2013 tot 27 oktober 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de beperkingen als gevolg van de dwangstoornis, die mogelijk ergens tussen 2012 en 2016 zijn begonnen en in de loop der jaren zijn toegenomen, niet zodanig zijn geweest dat eiser hiermee niet voldoende kon functioneren. Echter wordt niet duidelijk waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van de aanwezige klachten en beperkingen als gevolg van de dwangstoornis vindt dat eiser in de periode tot 27 oktober 2018 in staat wordt geacht een uur aaneengesloten te kunnen werken, gedurende vier uur per dag.
16. De opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser zelf tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat zijn dwangstoornis pas in 2021 veel forsere proporties is gaan aannemen, vindt de rechtbank onvoldoende. Eiser heeft weersproken dat hij dit zo zou hebben gezegd en dat staat ook niet zo in het verslag van de hoorzitting. Volgens eiser laat het beloop sinds 2017 zien dat hij alles heeft geprobeerd en door compensatie en door zich in allerlei bochten te wringen het ogenschijnlijk soms een tijd heeft volgehouden. Door zijn doorgeschoten nauwgezetheid en perfectionisme kon eiser tijdens zijn studie niet meer goed functioneren, zo stelt eiser. Dit wordt ook ondersteund door het rapport van de primaire arbeidsdeskundige van 31 juli 2023 die erop wijst dat duidelijk blijkt dat eiser tijdens/na zijn stage bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zodanige beperkingen had dat zijn studie en banen niet meer gingen. Alle daaropvolgende acties heeft eiser volgens de arbeidsdeskundige weten vol te houden op doorzettingsvermogen, maar dat heeft hij niet een langere tijd voldoende weten te verrichten. De rechtbank stelt vast dat deze stageperiode liep van 16 januari 2017 tot 17 april 2017. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld dat dit niet betekent dat eiser geen arbeidsvermogen had. Dit laat echter onverlet dat de aanvullende reacties van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen blijk geeft van een inzichtelijke motivering, toegespitst op de vraag of eiser met de klachten en beperkingen als gevolg van de dwangstoornis vier uur per dag, waarvan een uur aaneengesloten, belastbaar is in de periode van 27 oktober 2013 tot 27 oktober 2018.
17. Dat de arbeidsdeskundige in het kader van de indicatie banenafspraak op 15 april 2021 heeft geconcludeerd dat eiser over voldoende arbeidsvermogen beschikt, is naar het oordeel van de rechtbank ook geen toereikende onderbouwing voor de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze conclusie is enkel op arbeidskundige gronden gebaseerd. Er heeft dus geen medische beoordeling aan de indicatie banenafspraak ten grondslag gelegen. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet inzichtelijk gemotiveerd waarom eiser met die klachten en beperkingen een paar maanden later halverwege het jaar ineens wel het arbeidsvermogen heeft verloren. Waarom voor de start van de periode zonder arbeidsvermogen is gekozen voor 1 juli 2021 als ingangsdatum - anders dan mogelijk op arbitraire wijze zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangeeft - is voor de rechtbank gezien wat hiervoor is overwogen niet duidelijk geworden.
18. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser in de periode van 27 oktober 2013 tot 27 oktober 2018 niet voldoet aan de criteria voor een Wajong-uitkering.