ECLI:NL:RBMNE:2025:4774

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
11762613 \ MV EXPL 25-108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering buitenlandse werknemer in kort geding met verstek

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, een vonnis in kort geding uitgesproken in de zaak van een buitenlandse werknemer, wonend in Turkije, die een loonvordering heeft ingediend tegen een vennootschap onder firma en haar vennoten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Esen, vorderde betaling van achterstallig salaris, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partijen, die niet verschenen, zijn een vennootschap onder firma met meerdere vennoten, waarvan enkele zonder bekende woon- of verblijfplaats zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2025 was de eiser aanwezig via een beeldverbinding, samen met een tolk, terwijl de gedaagden niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat Nederlands recht van toepassing is, gezien de woonplaats van de eiser. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, met uitzondering van de wettelijke rente over de wettelijke verhoging, die vanaf een latere datum wordt toegewezen, en een lagere vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partijen zijn veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, aangezien hij geld heeft moeten lenen om rond te komen door het uitblijven van zijn loon. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen, omdat de gedaagden geen verweer hebben gevoerd en de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond zijn.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagden veroordeeld tot betaling van € 4.700,00 netto aan achterstallig loon, € 2.350,00 aan wettelijke verhoging, en € 595,00 aan buitengerechtelijke kosten, evenals de proceskosten van € 768,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11762613 \ MV EXPL 25-108
Vonnis in kort geding van 2 september 2025
in de zaak van
[eisende partij],
wonend in Turkije,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. T. Esen, advocaat te Zaandam,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] ,

gevestigd en kantoorhoudend in [vestigingsplaats] ,
en haar (voormalig) vennoten:
2.
[gedaagde sub 2] ,
zonder bekende woon- en of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
3.
[gedaagde sub 3] ,
zonder bekende woon- en of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
4.
[gedaagde sub 4],
wonend in [woonplaats] ,
5.
[gedaagde sub 5],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en samen [gedaagde c.s.] te noemen,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de door [eisende partij] uitgebrachte dagvaardingen van
24 juli 2025 met producties.
1.2.
Op 22 augustus 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisende partij] is (met behulp van een beeldverbinding) verschenen. Verder is mr. Esen verschenen en een tolk in de Turkse taal, mevrouw A. Arpat. [gedaagde c.s.] is niet verschenen. Van wat er tijdens de zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
[eisende partij] heeft in 2023 gewerkt voor [gedaagde sub 1] als vrachtwagenchauffeur. In deze procedure vordert hij dat [gedaagde c.s.] veroordeeld wordt tot betaling van achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Ook vordert hij een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. [gedaagde sub 1] is een vennootschap onder firma met als vennoten tot 1 mei 2023 [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] . Per 1 mei 2023 zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] aangetreden als vennoten. [gedaagde c.s.] is niet in de procedure verschenen en voert dus geen verweer. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eisende partij] toe, zij het dat de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf een latere datum wordt toegewezen en dat een lagere vergoeding aan buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen. [gedaagde c.s.] wordt veroordeeld in de proceskosten. Hierna worden de beslissingen toegelicht.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.2.
Gelet op de woonplaats van [eisende partij] is sprake van een geschil met internationale aspecten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en dat Nederlands recht op het geschil van toepassing is.
Verstek [gedaagde c.s.]
2.3.
[gedaagde c.s.] is niet in de procedure verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de griffier telefonisch contact gezocht met [gedaagde sub 1] om te informeren naar de afwezigheid van de twee huidige vennoten bij de mondelinge behandeling. De receptioniste zei – zonder te vertellen of de vennoten er al dan niet waren of een poging hiertoe te ondernemen – dit te zullen doorgeven en ook dat zij binnen 15 minuten moesten terugbellen. Zij hebben niet teruggebeld. Omdat aan de wettelijk voorgeschreven formaliteiten is voldaan, wordt tegen [gedaagde c.s.] verstek verleend.
Toetsingskader
2.4.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eisende partij] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang [eisende partij]
2.5.
Een loonvordering is, zoals dat heet en [eisende partij] terecht opmerkt, ‘naar haar aard spoedeisend’. In beginsel kan daarom worden volstaan met de enkele stelling dat er sprake is van spoedeisendheid en wordt hiervan uitgegaan. In dit geval gaat het om salaris van een paar jaar geleden. [eisende partij] heeft bij e-mail van 27 juni 2025 en tijdens de mondelinge behandeling het spoedeisend belang nader onderbouwd. Hij heeft uiteengezet dat hij geld heeft moeten lenen om rond te komen omdat hij zijn loon niet kreeg en dat hij dat geld nu moet terugbetalen. Verder heeft hij uitgelegd waarom het niet is gelukt om eerder een procedure te starten. De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] het spoedeisend belang voldoende heeft aangetoond.
Loon en nevenvorderingen
2.6.
Nu [gedaagde c.s.] geen verweer heeft gevoerd en de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, worden deze toegewezen met inachtneming van wat hierna onder 2.7. en 2.8. wordt overwogen.
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging wordt toegekend vanaf de datum waarop de dagvaardingen (24 juli 2025) zijn uitgebracht, nu niet gesteld of gebleken is van een eerdere ingebrekestelling ten aanzien van de wettelijke verhoging. De datum waarop [gedaagde c.s.] zijn gedagvaard zal daarom gelden als de datum waarop het verzuim betreffende de wettelijke verhoging is ingetreden (zie ook Gerechtshof Leeuwarden
9 oktober 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9673).
2.8.
De vordering met betrekking tot de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Vastgesteld wordt dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht om het loon van € 4.700,00 netto te incasseren. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen op basis van het bedrag van € 4.700,00 netto tot het wettelijke tarief van € 595,00.

3.De beslissing

De kantonrechter
geeft de volgende onmiddellijke voorzieningen:
3.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om aan [eisende partij] tegen bewijs van kwijting te betalen € 4.700,00 netto aan achterstallig loon met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2023 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om aan [eisende partij] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.350,00 aan wettelijke verhoging met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 juli 2025 tot de voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om aan [eisende partij] tegen bewijs van kwijting te betalen € 595,00 aan buitengerechtelijke kosten;
3.4.
veroordeelt [gedaagde c.s.] in de proceskosten van € 768,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op
2 september 2025.
13702