In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 30 december 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. Eiseres heeft op 31 juli 2025 beroep ingesteld, nadat verweerder op 10 juni 2025 in gebreke was gesteld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder wordt opgedragen om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff op 29 augustus 2025.