Uitspraak
1.De procedure
- het verstekvonnis van 24 januari 2024 met het zaaknummer 10858545 UC EXPL 238771,
- de verzetdagvaarding (aan te merken als conclusie van antwoord
- de brief van [geopposeerde] van 20 mei 2025 met bijlagen, waaronder het deurwaardersexploot van 26 juli 2024,
- de brieven van 26 mei 2025 aan partijen, waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald en de zaak is verwezen naar de rol van 25 juni 2025 voor het nemen van een akte door elk van partijen over de ontvankelijkheid van [opposante] in het verzet,
- de akte uitlaten ontvankelijkheid van [opposante] van 25 juni 2025,
- de akte uitlating niet-ontvankelijkheid verzet van [geopposeerde] van 25 juni 2025 met producties,
- de mondelinge behandeling van 16 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Het verzoek van [opposante] onder II in de verzetdagvaarding (terugbetaling wat is voldaan) heeft zij tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
2.Kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
4.De beoordeling
in persoon,
of
waartoezij is veroordeeld, terwijl dat wel vereist is. De verzettermijn is dus niet op 26 juli 2024 aangevangen.
[opposante] gestuurd [12] en met een beroep op non-conformiteit de overeenkomst ontbonden. Om de koopovereenkomst te kunnen ontbinden moet [opposante] in verzuim zijn [13] , behalve als nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat laatste het geval. [opposante] kon [naam] niet meer zonder gezondheidsklachten leveren. [geopposeerde] mocht de overeenkomst ontbinden zonder dat daaraan een ingebrekestelling vooraf ging. Het betoog van [opposante] dat voor de ontbinding een ingebrekestelling nodig was omdat:
- [naam] vervangbaar was en daarom correcte nakoming van haar verplichting alsnog mogelijk was en
- zonder een ingebrekestelling [opposante] niet in verzuim is geraakt,
ontbonden, behoeft de door [geopposeerde] aangevoerde grondslag voor de
vernietigingvan de koopovereenkomst (dwaling) geen beoordeling. Daarom laat de kantonrechter die onbesproken.
waardevergoeding die [geopposeerde] op grond van artikel 6:272 BW aan haar moet betalen (in plaats van de teruggave van [naam] ) op € 3.000,00 worden gesteld. Zij voert ook aan dat [geopposeerde] zonder overleg en medische noodzaak [naam] in heeft laten slapen.
schadeheeft berokkend door na de ontbinding van de koopovereenkomst [naam] te laten inslapen, gaat die stelling niet op omdat er een medische noodzaak tot euthanasie van [naam] was en niet betwist is dat [naam] wegens de pijnmedicatie die hij kreeg niet geschikt was voor verkoop voor de slacht. Met andere woorden, [naam] had ook voor [opposante] geen economische waarde die door toedoen van [geopposeerde] verloren is gegaan. [opposante] heeft dan ook geen
schadevergoedingsvordering die zij met haar verplichting tot teruggave van de koopprijs kan verrekenen.
ten tijde vande ontvangst op 15 juni 2023
geen waardevoor haar had.
[opposante] heeft weliswaar gesteld dat [naam] niet ongeschikt was voor het geven van rijlessen, maar zij kan niet in die stelling worden gevolgd. Ter motivering hiervan verwijst de kantonrechter naar wat onder 4.8. over de non-conformiteit van [naam] staat. Met een beroep op artikel 6:272, lid 2, BW verzoekt [geopposeerde] de waarde van [naam] (het afleveren van [naam] is de prestatie van [opposante] ) ten tijde van de ontvangst vast te stellen op nihil. De kantonrechter is van oordeel, dat
de werkelijke waardedie [naam]
voor[geopposeerde]
ten tijde van de ontvangstheeft gehad op nihil moet worden gesteld zoals [geopposeerde] heeft gesteld. Het beroep van [opposante] op verrekening gaat ook daarom niet op.
Op grond van i) artikel 6:96 BW in verbinding met 6:74 BW en/of ii) 3:120 BW vordert [geopposeerde] veroordeling van [opposante] om haar omzetderving te vergoeden.
Voorts stelt [geopposeerde] dat al voormelde schade op grond van artikel 6:2 BW aan haar vergoed moet worden. [geopposeerde] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog een beroep op 6:162 BW gedaan, waartegen [opposante] bezwaar heeft gemaakt.
minderrijles
overeenkomstenmet derden heeft kunnen
sluitenen daardoor de gestelde omzet is misgelopen,
omdat[naam] in die periode niet als
bedrijfsmiddelvoor
rijlesseningezet kon worden. Uit de stellingen van [geopposeerde] volgt immers dat zij naast [naam] ook
andere pony’s en/of paardenhad die zij als
bedrijfsmiddelinzette voor
rijlessenen daarmee voor het genereren van inkomsten/omzet.
5.De beslissing
- voor recht is verklaard dat de koopovereenkomst tussen [geopposeerde] en [opposante] is ontbonden door de brief van 10 augustus 2023,
- [opposante] is veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan [geopposeerde] te betalen (€ 3.000,00 aan koopprijs + € 2.289,85 aan schadevergoeding + € 639,49 aan buitengerechtelijke incassokosten =) € 5.929,34
- [opposante] is veroordeeld in de proceskosten van de verstekprocedure (inclusief de nakosten) van € 908,42 en de kosten van betekening van het verstekvonnis, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW,
- het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;
3 september 2025. [23]