De beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
9. Met het herstelbesluit zijn de bestreden besluiten van 29 april 2022 en de aanvullende verweerschriften met nadere motivering van 22 juni 2023 van die besluiten gewijzigd, maar is niet geheel tegemoetgekomen aan wat eiser wil. Zijn beroep heeft daarom ook betrekking op het herstelbesluit dat betrekking heeft op zowel UTR 22/2620 als op UTR 22/2574. Dat volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank beoordeelt het herstelbesluit in samenhang met de eerdere bestreden besluiten.
I
s de zoekslag voldoende geweest?
10. Eiser voert in de zienswijze aan dat de rechtbank ten onrechte waarde hecht aan de toelichting van de korpschef op de zitting dat de ‘toenmalig leidinggevende niet meer voor de politie werkt’. Zij is als commissaris van politie nog steeds werkzaam bij de Nationale Politie. De rechtbank is hiermee onjuist voorgelicht door de korpschef.
11. De rechtbank overweegt dat eiser hiermee in feite herhaalt wat hij al eerder in deze procedure naar voren heeft gebracht. De kern van dit betoog is immers dat de zoekslag niet volledig is, omdat niet in de mailbox van eisers toenmalig leidinggevende is gezocht. Hierover heeft de rechtbank zich al uitgelaten in de tussenuitspraak, waarin in overweging 13 is geoordeeld dat de korpschef niet ongeloofwaardig heeft toegelicht dat de betreffende documenten niet (meer) onder haar berusten. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijk geval om van dit oordeel terug te komen. Dat betekent dat de rechtbank verder niet ingaat op deze argumenten van eiser over zijn voormalig leidinggevende.
De herstelpoging van de korpschef
12. De korpschef heeft in het herstelbesluit diverse documenten opnieuw beoordeeld. In deze nieuwe beoordeling heeft hij ten aanzien van de passages die geweigerd zijn op grond van ‘de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’ een onderscheid gemaakt tussen passages die geen persoonsgegevens van eiser bevatten, passages die informatie bevatten die raken aan het strategisch belang van de korpschef om vertrouwelijk zijn rechtspositie te bepalen en persoonsgegevens waarbij het belang op privacy van de derde zwaarder weegt, verder onderverdeeld in a en b. Onder (a) valt overleg en correspondentie tussen de politiemedewerkers onderling, en (b) betreft derden die signalen delen met de politie. Verder heeft de korpschef ten aanzien van sommige passages eiser alsnog inzage verleend.
13. Eiser heeft aangevoerd dat de korpschef de tussenuitspraak te beperkt heeft opgevat. Volgens eiser is op meer plaatsen de weigeringsgrond ‘de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’ toegepast dan alleen in de door de korpschef genoemde stukken, die staan onder randnummer 2.10 in het aanvullende verweerschrift van 22 juni 2023 (dat gaat over UTR 22/2620) en die staan onder randnummer 2.11 en 2.14 in het aanvullende verweerschrift van 22 juni 2023 (dat gaat over UTR 22/2574). Die weigeringsgrond staat namelijk in UTR 22/2620 ook in passages 2.15 en 2.16. Eiser verwijst in dit verband ook naar een bijlage bij een brief van de korpschef aan de rechtbank van 14 september 2022. Eiser voert hierover verder aan dat hij zelf niet in staat is om de nadere motivering te beoordelen en hij het ervoor houdt dat de korpschef niet alle betreffende passages van een afdoende motivering heeft voorzien. Ook stelt eiser dat de nummering van de stukken in het herstelbesluit niet overeenkomt met de nummering op eerder toegezonden overzichten.
Heeft de korpschef een juiste nummering gehanteerd?
14. De rechtbank gaat voor het beoordelen van de stukken van de korpschef uit van de handgeschreven nummering op de bij de brief van 8 november 2022 gevoegde inventarislijsten. Deze lijsten zijn bij brief van de rechtbank van 4 juni 2024 naar eiser gestuurd. Deze lijsten dienen als uitgangspunt. De rechtbank constateert met eiser dat de nummering van de documenten niet altijd correspondeert met de nummering op de inventarislijst omdat de tabbladen niet op de juiste plek zijn toegevoegd. De documenten zijn echter wel op datum geordend zodat zij aan de hand van inventarislijst geïdentificeerd kunnen worden.De afwijking van de nummering van de documenten ten opzichte van de inventarislijsten is niet zo omvangrijk dat het herstelbesluit daarmee onvoldoende gemotiveerd is. De nummering van de documenten staat ook niet in de weg aan de beoordeling van de geweigerde gegevens door de rechtbank.
Is de herstelmogelijkheid van de rechtbank te beperkt opgevat door de korpschef?
15. Het resterende geschil gaat over de beroepsgrond van eiser die inhoudt dat de korpschef de belangen van derden ten onrechte niet kenbaar heeft afgewogen tegen de belangen van eiser (overweging 19 van de tussenuitspraak). Het gaat daarbij in de eerste plaats om passages die de korpschef aanvankelijk geweigerd heeft om te verstrekken met de weigeringsgrond ‘intern beraad’ en waarbij hij later – in de verweerschriften van 22 juni 2023 – alsnog de weigeringsgrondslag ‘de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’ heeft aangenomen (overweging 16 van de tussenuitspraak). De korpschef heeft daarnaast ook andere passages van meet af aan al geweigerd met de weigeringsgrondslag ‘de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’.
16. Eiser wijst er terecht op dat de korpschef in het herstelbesluit geen nadere motivering heeft gegeven met betrekking tot de categorie van geweigerde passages, waarvan al in de bestreden besluiten de weigeringsgrondslag ‘de rechten en vrijheden van anderen’ was aangenomen. Die passages staan in het verweerschrift van 22 juni 2023 in de zaak UTR 22/2620 onder randnummer 2.15 en 2.16. De korpschef heeft de onder 2.15 en 2.16 genoemde documenten ten onrechte niet in de herbeoordeling betrokken. De tussenuitspraak gaat immers over alle documenten waarin de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen aan de orde is. De beperking in het herstelbesluit tot alleen de passages onder 2.10 is daarom niet juist. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in de besluitvorming is in zoverre niet hersteld. De korpschef zal voor deze passages alsnog een nadere motivering moeten geven.
Heeft de korpschef de motiveringsgebreken hersteld?
De motivering
17. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de korpschef het motiveringsgebrek heeft hersteld voor de passages ten aanzien waarvan het herstelbesluit wel voorziet in een nadere motivering. De korpschef heeft ten aanzien van de passages die geweigerd zijn op grond van ‘rechten en vrijheden van anderen’ een onderscheid gemaakt tussen passages die geen persoonsgegevens van eiser bevatten (geen code genoemd), passages die informatie bevatten die raken aan het strategisch belang van de korpschef om vertrouwelijk zijn rechtspositie te bepalen (code 1) en persoonsgegevens waarbij het belang op privacy van de derde zwaarder weegt (code 2), verder onderverdeeld in a en b. Onder (a) valt overleg en correspondentie tussen de politiemedewerkers onderling, en (b) betreft derden die signalen delen met de politie. Omdat het om een zeer groot aantal persoonsgegevens gaat, heeft de rechtbank steekproefsgewijs gewerkt. De rechtbank heeft in dossier UTR 22/2620 de eerste 40 documenten beoordeeld om te bezien of de gelakte persoonsgegevens terecht niet als persoonsgegevens zijn aangemerkt en of de gelakte passages geweigerd konden worden op de aangevoerde weigeringsgrond. Daarna heeft de rechtbank 40 documenten geselecteerd op de aanwezigheid van een weigeringsgrond.
18. De rechtbank heeft geconstateerd dat in het tweede gelakte tekstblok van document 263 indirecte persoonsgegevens van eiser staan en dat de korpschef dat niet als zodanig heeft aangemerkt. De motivering ten aanzien van dit document is daarom niet toereikend. De rechtbank overweegt echter dat de korpschef inzage in deze passage wel had kunnen weigeren op grond van code 2a. Hetzelfde geldt voor de documenten 20 en 23 in dossier UTR 22/2574. Ook daar heeft de korpschef een onjuiste code gebruikt, maar had hij inzage in de passages wel kunnen weigeren op grond van code 2a. Het is daarom niet nodig dat de korpschef dit onderdeel alsnog motiveert.
19. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat in de documenten uit de steekproef in de gelakte passages geen (indirecte) persoonsgegevens van eiser zijn opgenomen die de korpschef niet had mogen weigeren. Het motiveringsgebrek in is zoverre hersteld.
20. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat, door inzage te geven in de namen van betrokkenen, subjectieve persoonsgegevens al snel tot die betrokkenen herleidbaar zijn en dat deze wijze van verlening van inzage in strijd is met het beschermingsniveau dat de AVG voorstaat. De korpschef heeft onjuist gehandeld door de namen van de betrokkenen niet van meet af aan te lakken. Dit kan echter niet meer hersteld worden zonder dat de rechten van derden in het gedrang komen. Wel kan de korpschef proberen zo goed als mogelijk alsnog te motiveren waarom de rechten van derden of die van eiser zwaarder wegen. De korpschef heeft gemotiveerd waarom hij bij sommige passages de rechten en vrijheden van derden zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiser bij inzage en hij heeft nader toegelicht wat de reden van lakken is geweest, namelijk a) overleg en correspondentie tussen de politiemedewerkers onderling of b) derden die signalen delen met de politie. De rechtbank oordeelt dat de korpschef het gebrek daarmee heeft hersteld voor zover dat in deze situatie nog mogelijk was.