ECLI:NL:RBMNE:2025:5049
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet met terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw) die aan eiser is toegekend. Eiser, die eerder werkzaam was bij een bedrijf, heeft zijn WW-uitkering aangevraagd na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 1 april 2024. Het UWV heeft deze WW-uitkering op 8 augustus 2024 ingetrokken, waarna eiser op 1 oktober 2024 een aanvraag voor bijstand heeft ingediend, met de claim dat er bijzondere redenen waren voor de late aanvraag. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft bij besluit van 20 december 2024 bijstand toegekend met ingang van 1 oktober 2024, maar eiser maakte bezwaar tegen de ingangsdatum. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 17 september 2025 behandeld. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht moest worden verleend. Eiser had zich niet tijdig gemeld voor bijstand na de intrekking van zijn WW-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier N.J. Biswane.