ECLI:NL:RBMNE:2025:5091

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
UTR 24/601
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van verdienvermogen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft eiser, die voorheen als warehousemanager werkte, een ZW-uitkering ontvangen na zich ziek te melden. Het Uwv heeft zijn uitkering beëindigd op basis van een medische beoordeling, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld en beoordeeld of het Uwv het verdienvermogen van eiser correct heeft vastgesteld op 66,56%. Eiser betwistte deze vaststelling en voerde aan dat hij verdergaand beperkt is. De rechtbank heeft de medische rapportages van het Uwv en de door eiser overgelegde rapportages van een medische groep beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze heeft genomen en dat de medische beoordeling niet onjuist is. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat er extra beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.J Franssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.P.J. Franssen).

Inleiding

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als warehousemanager bij [bedrijf] . (de ex-werkgever) voor gemiddeld 34,94 uur per week. Het dienstverband is geëindigd per 30 juni 2021. Aansluitend ontving eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Hij heeft zich op 6 september 2021 ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Het Uwv heeft eiser op grond van de Ziektewet (ZW) een uitkering toegekend met ingang van 6 december 2021.
1.1.
Het Uwv heeft bij de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) beoordeeld hoe de medische situatie van eiser is op 5 september 2022. De primaire verzekeringsarts heeft op 10 maart 2023 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Op basis van deze FML heeft de primaire arbeidsdeskundige drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiser zou kunnen verrichten. Eiser kan in die functies meer dan 65%, namelijk 65,6%, verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd (het maatmanloon).
1.2.
Met het besluit van 30 maart 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat hij met ingang van 1 mei 2023 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw een medische beoordeling uitgevoerd. Er is een rapportage opgemaakt en de FML is op 28 november 2023 gewijzigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen aangenomen op beoordelingspunt 2.11 (Beroepsmatig vervoer) geen gemotoriseerd vervoer, geen chauffeursfunctie en 2.12 (specifieke voorwaarden) draagt een leesbril. Beoordelingspunt 4.9 (buigen) is toegevoegd, preventief, kan ongeveer 60 graden buigen. Beoordelingspunt 4.16 (lopen) is toegevoegd, licht beperkt, preventief eiser kan fysiek een uur tot anderhalf aaneen wandelen. Beoordelingspunt 4.19 (klimmen) is toegevoegd, licht beperkt, eiser kan ten minste een huishoudtrap op en af (gemiddeld 3 meter). Beoordelingspunt 5.3 (staan) is toegevoegd, eiser kan ongeveer een half uur achtereen staan. Ten slotte zijn beoordelingspunten 6.2 en 6.3 toegevoegd, eiser kan maximaal 8 uur per dag / 40 uur per week werken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de aangepaste FML de primaire functieselectie aangepast en het verdienvermogen van eiser gewijzigd vastgesteld op 66,56%.
1.4.
Met het bestreden besluit van 22 december 2023 heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en daarbij later een second opinion van het [medische groep] ( [medische groep] ) overgelegd. De second opinion bestaat uit een verzekeringsgeneeskundige expertise en FML van 4 juli 2024 van verzekeringsarts [verzekeringsarts] en een arbeidskundige expertise van arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] van 19 juni 2024.
1.5.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op de second opinion heeft het Uwv gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 augustus 2024. Zij heeft de FML naar aanleiding van de second opinion aangepast met aanvullende beperkingen in de rubriek statische houdingen. Beoordelingspunten 5.1 (zitten), kan ongeveer een uur achtereen zitten en 5.2 (zitten tijdens het werk), na een uur zitten kort vertreden of afwisselen met lopen en/of staan, zijn toegevoegd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de aangepaste FML het verdienvermogen van eiser ongewijzigd vastgesteld op 66,56%.
1.6.
Eiser heeft vervolgens op 16 december 2024, 24 februari 2025 en 14 mei 2025 aanvullende gronden met respectievelijk rapporten van de verzekeringsarts van [medische groep] van 9 december 2024, 19 februari 2025 en 8 mei 2025 overgelegd. Het Uwv heeft hierop respectievelijk gereageerd op 31 januari 2025 en 20 maart 2025 met medische rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 januari 2025 en 20 maart 2025.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich afgemeld voor de zitting.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser is het niet eens met de vaststelling van zijn verdienvermogen door het Uwv. Eiser meent dat hij verdergaand beperkt is. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv het verdienvermogen van eiser correct heeft vastgesteld op 66,56%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiser op 1 mei 2023 (de datum in geding).

Beoordeling door de rechtbank

3. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW behoudt een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn ZW-uitkering, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatst verdiende loon (maatmaninkomen). Dit percentage wordt berekend door het maatmaninkomen te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Bij deze beoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. [1] Ook deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiser zichzelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank twijfel te zaaien aan de medische beoordeling.
De medische beoordeling
5. Eiser is van mening dat de medische beoordeling onjuist is omdat hij meer en verdergaande beperkingen ten aanzien van arbeid heeft dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Als onderbouwing heeft eiser rapportages van de verzekeringsarts van [medische groep] overgelegd. Eiser moet op grond daarvan aanvullend beperkt worden geacht vanwege heupklachten, handklachten, schouderklachten en urenbeperking. De rechtbank beoordeelt deze items hierna.

Heupklachten

6. Eiser heeft aangevoerd dat hij doorlopende pijn heeft ter hoogte van de heup, bekken, met uitstraling naar de liezen en lage rug. Deze klachten doen zich volgens eiser vooral voor bij lang lopen en staan, traplopen, klimmen, bukken, zitten met druk op de billen, hurken en knielen en pedaalbediening in de auto. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding hiervan de FML op de punten 5.1 en 5.2 aangepast. Op de zitting heeft eiser nog toegelicht dat het beroep zich beperkt tot de aanvullende toelichting in de FML bij rubriek 5.4.2 (staan tijdens het werk). De toelichting (‘
circa twee uur. Het lopen tijdens werk en het staan tijdens werk samen mag circa vier uur per werkdag zijn’) moeten uit de FML worden verwijderd, zo voert eiser aan.
6.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de beroepsgronden al extra beperkingen aangenomen voor zitten en zitten tijdens werk in de FML van 27 augustus 2024. De toelichting bij beoordelingspunt 5.4.2. was al eerder door haar aangenomen (in de FML van 28 november 2023). Eiser heeft geen medische informatie overgelegd of anderszins onderbouwd waarom deze toelichting zou moeten worden verwijderd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toelichting kan blijven staan.
Handklachten
7. Eiser heeft aangevoerd dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden vanwege zijn handklachten. De verzekeringsarts van [medische groep] heeft gerapporteerd dat bij onderzoek van de hand sprake is van afwijkende bevindingen van niet ernstige aard, die wel de ervaren belemmeringen in het gebruik van de hand rechts verklaren. De klachten van de rechterhand bestonden volgens de verzekeringsarts van [medische groep] al op de datum in geding. Hierdoor is het zeer waarschijnlijk dat de gevonden afwijkingen van de hand, het Carpaal Tunnel Syndroom (CTS), ook op de datum in geding al bestonden. Dit ook omdat er in 2021 al behandeling aan de rechterhand via de neuroloog heeft plaatsgevonden en na de datum in geding nogmaals. Dit leidt tot het aannemen van milde beperkingen in het gebruik van de rechterhand. Aangezien het gebruik van een toetsenbord en muis een voortdurende statische en deels ook dynamische belasting met zich brengt van de hand en schouder wordt een lichte beperking voor het gebruik van muis en toetsenbord aangenomen met de rechterhand. Op de zitting heeft eiser nog toegelicht dat hij op 9 juli 2025 een operatie heeft gehad aan CTS, waarmee nu is bevestigd dat hij wel CTS had.
7.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd over de rapportages van [medische groep] . Hierbij heeft zij aangegeven dat de handklachten in het geheel niet beschreven zijn in de primaire rapportage als ervaren klacht of belemmering. Ook worden de handklachten niet genoemd in de overgelegde medische informatie rond de datum in geding. Uit de brief van de neuroloog van 28 december 2021 volgt juist dat uit het EMG onderzoek bij eiser in 2021 beiderzijds geen aanwijzingen zijn gevonden voor CTS. Dat de handklachten terugkomen op de hoorzitting en in de second opinion is een nieuwe medische omstandigheid, net als de ruim na de datum in geding vastgestelde triggerfinger. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er geen aanleiding is om op medische gronden een ander standpunt in te nemen.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat het standpunt van eiser over het aanwezig zijn van CTS op de datum in geding slechts een aanname is, die niet door hem wordt onderbouwd met medische gegevens. Ook heeft eiser tijdens het onderzoek bij de primaire verzekeringsarts op 10 maart 2023 de handklachten niet genoemd. De primaire verzekeringsarts heeft toen juist geconstateerd dat eiser een goede kracht heeft in armen/handen. Verder blijkt uit de overgelegde medische informatie van de huisarts dat alleen sprake is van handklachten in de periode oktober – december 2021, waarvoor eiser naar de neuroloog is verwezen. De neuroloog heeft in 2021 geoordeeld dat de door eiser ervaren handklachten anamnestisch weliswaar het meest passend waren bij CTS, maar dit werd echter niet bevestigd door de EMG. Dat de verzekeringsarts van [medische groep] bij het lichamelijk onderzoek op 18 juni 2024 afwijkingen heeft vastgesteld en er uiteindelijk in 2025 een operatie aan CTS heeft plaatsgevonden, zegt alleen iets over het aanwezig zijn van CTS op die data. Het Uwv dient in deze zaak echter uit te gaan van de datum in geding (1 mei 2023). De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat al sprake was van CTS op de datum in geding.
7.3.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoefde te worden aangenomen.
Schouderklachten
8. Eiser heeft aangevoerd dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden vanwege zijn schouderklachten. De verzekeringsarts van [medische groep] heeft gerapporteerd dat bij onderzoek van de schouder sprake is van afwijkende bevindingen van niet ernstige aard, die wel de ervaren belemmeringen in het gebruik van de schouder rechts verklaren. De klachten van de rechterschouder bestonden volgens de informatie van de huisarts al vanaf 2019 en zijn nooit volledig verdwenen. Daarom moet er een beperking voor het gebruik van de rechterschouder worden aangenomen. Voor de schouderklachten van eiser had een beperking in de rubriek 5.7 (boven schouderhoogte actief zijn) moeten worden aangenomen. Eiser kan volgens de verzekeringsarts van [medische groep] ongeveer 1 minuut achtereen boven schouderhoogte actief zijn tot ongeveer 130 graden, boven de 130 graden niet belasten.
8.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 27 augustus 2024 aangegeven dat de schouderklachten per de datum in geding niet medisch worden geobjectiveerd. Uit de informatie van de huisarts volgt dat alleen op 27 mei 2021 sprake is van anamnestisch eenmalig pijnklachten van de rechterschouder. De huisarts beschrijft dat de pijn optreedt bij maximale bewegingen (eindstanden). Na 27 mei 2021 komen de schouderklachten niet meer voor in de medische informatie van de huisarts. De primaire verzekeringsarts heeft in zijn onderzoek op 10 maart 2023 aangegeven dat eiser beide schouders tot 120 graden kan heffen zowel in voor als zijwaartse richting, een goede kracht in armen heeft en reiken niet beperkt is. Verder is op de datum in geding geen specifieke behandeling gaande voor de schouderklachten. Ook is geen sprake van verwijzing naar een medisch specialist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de aangenomen beperkingen op beschermende middelen, trillingsbelasting, duwen en trekken, tillen en dragen tijdens werk en klimmen voldoende. Dat de verzekeringsarts van [medische groep] op 18 juni 2024, ruim een jaar na de datum in geding, een geringe afwijking van de schouder vindt, maakt nog niet dat deze afwijking ook op de datum in geding aanwezig was.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoefde te worden aangenomen.
Urenbeperking
9. Eiser heeft aangevoerd dat er een urenbeperking moet worden aangenomen. Eiser heeft een dagelijks terugkerende behoefte aan een rustperiode op de dag. Volgens de verzekeringsarts van [medische groep] heeft eiser een te groot energieverbruik. Er kan uitputting ontstaan door een langdurig verhoogd niet fysiologisch niveau van activatie. Dit kan ontstaan door een cumulatie van lichamelijk en/of psychische belasting, maar kan ook onderdeel zijn van bepaalde ziektebeelden. Daarbij kan worden gedacht aan pijnsyndromen, langdurige overspanning, burn-out en angststoornissen. De verzekeringsarts van [medische groep] acht het daarom plausibel om op grond van de milde energetische problemen in combinatie met een preventief aspect een lichte urenbeperking aan te nemen van 6 uur per dag en 30 uur per week, met de opmerking dat er een noodzaak is tot substantiële langdurige rust na vier uur werken. Op de zitting licht eiser nog toe dat gekeken moet worden naar een optelsom van medische klachten, psychische klachten en een verstoord dag-/nachtritme.
9.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 27 augustus 2024 aangegeven dat zij de duurbeperking van de verzekeringsarts van [medische groep] medisch niet volgt. Het preventieve criterium heeft de verzekeringsarts van [medische groep] naar haar oordeel abusievelijk toegepast. Zij heeft in haar rapportage van 28 november 2023 aangegeven dat er op de datum in geding geen sprake is van een ernstig depressief beeld. Op grond van de Standaard Duurbelasting in Arbeid (de Standaard) voldoet eiser niet aan de medische criteria voor het aannemen van een urenbeperking. Er is geen verminderde beschikbaarheid in verband met een behandeling of therapie. Ook is er geen stoornis in de energiehuishouding door energietekort, een te groot energiegebruik dan wel verminderde recuperatiemogelijkheden zoals bedoeld in de Standaard. Er is geen ernstig onderliggend invaliderend medisch beeld. De psychische problematiek vormt hiervoor geen argument en dit komt ook niet terug in de behandeling daarvan (minder dan 1x per maand bij de praktijkondersteuner). De door eiser ervaren slaapkwaliteit en slaapklachten vormen ook geen medische reden voor het aannemen van een stoornis in de energiehuishouding. Er is namelijk geen sprake van een medisch geobjectiveerde slaapstoornis vanuit het huisartsenjournaal of de gegevens van de neuroloog. Ook zijn er daarvoor geen aanwijzingen vanuit de onderzoeksbevindingen. Daarnaast is er medisch gezien geen strikte reden om te stellen dat fysieke rust geïndiceerd is, ondanks de door eiser ervaren pijnklachten. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist van belang dat eiser in beweging blijft. Ook het sociaal functioneren geeft geen aanleiding voor het aannemen van een urenbeperking. Wel moet overbelasting worden voorkomen. Daarom heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de duurbelastbaarheid gemaximaliseerd tot 8 uur per dag en 40 uur per week. Enige recuperatie is voor te stellen, maar dit is voldoende meegenomen in de beperking voor nachtdiensten. Daarboven is er bij eiser geen sprake van pijnsyndromen, langdurige overspanning, burn-out of angststoornissen.
9.2.
De rechtbank acht de voorgestelde urenbeperking van de verzekeringsarts van [medische groep] niet overtuigend. De duurbelasting op preventieve gronden wordt alleen beperkt bij bepaalde typen aandoeningen. Als voorbeelden noemt de Standaard bijvoorbeeld bipolaire stoornis, psychose, multiple sclerose, etc.. Daarvan is bij eiser geen sprake. De duurbelasting vanwege een stoornis in de energiehuishouding kan volgens de Standaard op drie manieren verstoord zijn: a. een tekort aan energie, b. een te groot energieverbruik en c. bij verminderde mogelijkheden tot recuperatie. Volgens de verzekeringsarts van [medische groep] spelen onderdeel b. en c. een rol bij eiser.
Een te groot energieverbruik ontstaat als er (veel) meer energie wordt gebruikt dan wat nog als normaal in het dagelijks leven kan worden beschouwd. Als voorbeelden noemt de Standaard: hyperthyreoïdie (versnelde stofwisseling), auto-immuunziekten, kanker, en een langdurig verhoogd, niet fysiologisch niveau van activatie (bijvoorbeeld pijnsyndromen, langdurige overspanning, burn-out en angststoornissen). Daarvan is bij eiser ook geen sprake. Er is volgens de Standaard sprake van verminderde mogelijkheden tot recuperatie als onvoldoende hersteld kan worden van vermoeidheid. Dit is een punt van aandacht bij de beoordeling van de belastbaarheid, maar kan niet altijd worden gezien als een rechtstreeks en objectief medisch vaststelbaar gevolg van ziekte dan wel gebrek. Dat kan komen door onvoldoende ontspannende bezigheden of slechte slaaphygiëne. De Standaard noemt als voorbeelden dat slaapklachten een onderdeel kunnen zijn van het symptoomprofiel bij stemmingsstoornissen, angststoornissen, etc of hypersomnia en narcolepsi. Als voorbeelden voor parasomnia noemt de Standaard: slaapwandelen, nachtmerries, nachtangsten en restless legssyndroom. De verzekeringsarts van [medische groep] heeft in zijn rapportage een citaat uit de Standaard over de duurbelastbaarheid overgenomen. De punten in de Standaard die hij van toepassing acht op eiser heeft de verzekeringsarts van [medische groep] daarbij vetgedrukt. Waarom hij deze vetgedrukte punten als passend voor eiser acht, wordt echter niet nader geconcretiseerd. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 november 2023 volgt dat zij de Standaard heeft toegepast met in achtneming van de beperkingen van eiser (zie hiervoor punt 9.1). Daarbij is een urenbeperking van 8 uur per dag en 40 uur per week door haar vastgesteld.
9.3.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra urenbeperking hoefde te worden aangenomen.
Conclusie over de medische beoordeling
10. Eiser heeft verder geen medische informatie ingebracht en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van zijn gezondheidstoestand. Evenmin heeft eiser twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over zijn gezondheidstoestand en zijn belastbaarheid voor arbeid. Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiser van al zijn klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiser heeft aangevoerd dat de geduide functies niet passend zijn. Eiser is daarbij uitgegaan van de beperkingen die de verzekeringsarts van [medische groep] heeft vastgesteld. De gronden die over de arbeidskundige beoordeling zijn aangevoerd zijn terug te voeren op de medische beoordeling. Eiser heeft dus geen arbeidskundige beroepsgronden aangevoerd.
11. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidsdeskundig rapport van 20 december 2023 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiser niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv het verdienvermogen van eiser juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2459 en 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920.