In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 september 2025, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen inzake de compensatie kinderopvangtoeslag, maar de Dienst had niet tijdig beslist op dit bezwaar. De rechtbank had eerder, op 4 juli 2024, al geoordeeld dat de Dienst een termijn moest krijgen om alsnog een besluit te nemen, maar deze termijn was inmiddels verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. De rechtbank oordeelde dat de Dienst alsnog een besluit moest nemen binnen twee weken na de uitspraak, en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moest worden betaald voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moest door de Dienst aan eiseres worden vergoed. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke beslistermijn in deze zaak te kort was om een besluit te nemen, en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geoordeeld dat een nadere beslistermijn van zestig weken realistisch was. De rechtbank volgde dit oordeel en paste het toe op de huidige zaak.