Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Bestaande situatie en het bouwplan
6. Op het perceel [adres 1] staat een zogenoemd achterhuis dat hoort bij het hoekpand aan de [adres 3] (in de stukken aangeduid als voorhuis) en een bijgebouw, een voormalig slachthuis. Het achterhuis en de voormalige slachterij zijn met elkaar verbonden door een tussenlid. Het geheel is aangewezen als rijksmonument. Het bouwplan voorziet in het uitbreiden van het achterhuis met een uitbouw van 4,95 m², waarbij een monumentale pui zal worden verwijderd. Ook wordt het achterhuis en de voormalig slachthuis volledig gerenoveerd. Met dit bouwplan wordt het achterhuis afgesplitst van het pand [adres 3] .
7. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Dat eiseres geen toestemming heeft gegeven voor werkzaamheden aan de muur tussen de woningen [adres 1] en [adres 2] , geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen vergunninghouder geen belanghebbende is bij de aanvraag om omgevingsvergunning. In wat eiseres over de constructieve veiligheid heeft aangevoerd, heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de beoordeling van het college dat aannemelijk is dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Verder volgt de voorzieningenrechter het college in het standpunt dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de vergunningverlening. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst zij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Is vergunninghouder belanghebbende bij de aanvraag?
8. Eiseres stelt de woningscheidende muur tussen haar woning en de [adres 1] volledig in haar eigendom is en dat zij geen toestemming heeft gegeven voor werkzaamheden aan deze muur. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat hiermee bedoeld wordt dat het bouwplan niet verwezenlijkt kan worden en dat de aanvraag daarom niet in behandeling genomen had mogen worden.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling wordt degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek. Dit is anders als aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. In dat geval is de aanvrager geen belanghebbende en is zijn verzoek om een vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
10. Vaststaat dat vergunninghouder eigenaar is van het perceel [adres 1] en de daarop aanwezige bebouwing. Tussen partijen is in geschil of de muur tussen de woningen [adres 1] en [adres 2] mandeling is, zoals het college en vergunninghouder stellen, of volledig in eigendom van eiseres is. Uit het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat tijdens de verbouwing geen werkzaamheden aan deze muur zullen worden verricht. Voor de muur wordt een nieuwe voorzetwand geplaatst, die los van de muur komt te staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat vergunninghouder het bouwplan niet kan verwezenlijken. Daarbij laat de voorzieningenrechter in het midden of de muur mandelig is of niet. Het college heeft vergunninghouder terecht als belanghebbende bij de aanvraag aangemerkt.
11. Eiseres vreest dat de uitvoering van het bouwplan de constructie van haar woning onomkeerbaar zal beschadigen. Zij twijfelt aan de constructieve veiligheid van de woning, omdat de woning geen eigen buitenmuur heeft en haar woning daarom met extra gewicht belast wordt.
12. Het Bouwbesluit 2012 bevat regels over de constructieve veiligheid van bouwwerken. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat het college bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 beoordelingsruimte toekomt. Niet aangetoond hoeft te worden dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan.
13. Uit de omgevingsvergunning blijkt dat het principe van de constructie als onderdeel van de aanvraag is beoordeeld. Een constructeur van de gemeente heeft de hoofdlijnen van de constructie akkoord bevonden. In de omgevingsvergunning is een voorschrift opgenomen op grond waarvan definitieve constructieberekeningen en -tekeningen uiterlijk drie weken voor de uitvoering moeten worden ingediend.
14. Op de zitting heeft vergunninghouder aan de hand van de bouwtekeningen toegelicht dat de balken van de verdiepingsvloer en het dak rusten op de gevel aan de [straat] en de gevel aan de achtermuur bij de tuinzijde. Dit is op de bouwtekeningen zichtbaar met pijlen. De balken lopen dus evenwijdig aan de woningscheidende muur. Vergunninghouder heeft verder laten zien dat op de bouwtekeningen de bewapingsgegevens en betonsoort staan weergegeven en dat er extra ondersteuning komt met balken en een onderslagbalk (tekeningen 03.6 en 04.5). Op de zitting is verder aan de orde gekomen dat vergunninghouder in overeenstemming met het voorschrift drie weken voor aanvang gegevens heeft ingediend. Volgens vergunninghouder waren dit vrijwel dezelfde stukken als de stukken die al bij de aanvraag zaten. De constructeur van vergunninghouder heeft contact gehad met de constructeur van de gemeente en meegedeeld dat deze stukken al voldoende gegevens bevatten voor de beoordeling van de constructieve veiligheid van het bouwwerk. Het college heeft op de zitting bevestigd dat de constructie is goedgekeurd.
15. Gelet op de stukken en wat op zitting is besproken volgt de voorzieningenrechter eiseres niet in haar standpunt dat onvoldoende gegevens over het constructieprincipe beschikbaar waren om op de aanvraag te kunnen beslissen. Op basis van de bouwtekeningen heeft het college kunnen vaststellen dat de balken van de verdiepingsmuur en het dak evenwijdig aan de woningscheidende muur lopen, waardoor deze muur niet extra belast zal worden. Uit de bouwtekeningen volgt ook dat tussen de keuken en de badkamer een scheidingswand zal worden geplaatst om het gewicht van de zonnepanelen op het dak te kunnen dragen. Daarnaast is er een bouwtekening met gegevens over de fundering en de vloeren. De toets die het college bij de beoordeling van de aanvraag moet uitvoeren is een aannemelijkheidstoets. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat de constructie van het bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat eiseres haar twijfel over de constructieve veiligheid van de woning niet heeft onderbouwd.
16. Eiseres voert aan dat de cultuurhistorische waarden worden aangetast door de werkzaamheden.
17. Een omgevingsvergunning voor de monumentenactiviteit kan alleen worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
18. Bij de aanvraag is een bouwhistorische verkenning van OOMAdvies van 11 oktober 2021 gevoegd. Daaruit is naar voren gekomen dat het achterhuis een hoge monumentale waarde heeft en het slachthuis een positieve monumentwaarde. Het college heeft bij de beoordeling betrokken dat het bouwplan geringe impact heeft op de monumentale waarden, omdat het bouwplan voornamelijk op niet monumentale onderdelen ziet. Er wordt alleen een monumentale pui verwijderd. Ter plaatse van de nieuwe doorgang wordt een minimale aanbouw gerealiseerd waardoor een koppeling kan worden gemaakt tussen de keuken en de eetkamer. De uitbreiding is minimaal waardoor de impact op de openruimte/tuin zeer gering is. De overige monumentale waarden blijven behouden. De commissie Welstand en Monumenten heeft op 21 maart 2023 een positief advies uitgebracht. Deze commissie heeft daarbij betrokken dat het bouwplan geen impact heeft op het karakter van het monument in het straatbeeld omdat de uitbouw aan de achterzijde is. gesitueerd.
19. De voorzieningenrechter ziet in wat eiseres aanvoert geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van het college. Het college heeft een goed beeld gehad van de monumentale waarden en de gevolgen van het bouwplan op deze waarden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning.
20. Omdat deze beroepsgrond niet slaagt, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de vraag of het relativiteitsvereiste aan eiseres kan worden tegengeworpen, zoals het college en vergunninghouder betogen.
Ingetrokken beroepsgronden
21. Op de zitting zijn de beroepsgronden over het twee keer beslissen op de aanvraag, het uitblijven van een beslissing op bezwaar en het voorschrift bij de monumentenactiviteit ingetrokken.