In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 8 november 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 1 augustus 2024, een beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 18 september 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft echter geen besluit genomen, wat aanleiding gaf tot deze nieuwe procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de wettelijke beslistermijn op 29 maart 2024 is verstreken en verweerder sindsdien niet heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 53,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.