Beoordeling door de rechtbank
9. Niet in geschil is dat de eindrapportage over het ongeval met de [registratienummer] is terug te vinden in de Kwartaalrapportage Luchtvaart vierde kwartaal 2019. Deze kwartaalrapportage is al openbaar en ook aan eiser verstrekt op 25 oktober 2023.
10. In geschil is of de onderliggende onderzoeksinformatie die bij verweerder aanwezig is openbaar kan worden gemaakt. Meer in het bijzonder is de vraag of artikel 59, vijfde lid, van de Rijkswet Ovv een bijzondere regeling is met een uitputtend karakter voor openbaarmaking van onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie.
Rijkswet Ovv en de Verordening nr. 376/2014
11. Artikel 59, vijfde lid, van de Rijkswet Ovv luidt:
“Concepten van het rapport, informatie die ten behoeve van een onderzoek door de raad is verzameld, alsmede informatie die de raad ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde, gedurende het onderzoek aan anderen heeft verstrekt, zijn niet openbaar.”
12. Artikel 8.8 van de Woo bepaalt dat onder andere artikel 4.1 van de Woo niet van toepassing is op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij de Woo. In deze bijlage is artikel 59, vijfde lid, van de Rijkswet Ovv opgenomen. Dit betekent dat onderzoeksinformatie van verweerder niet voor eenieder openbaar kan worden gemaakt. Gelet op het systeem van de bepalingen in de Rijkswet Ovv is het de bedoeling geweest van de wetgever om de regeling in de Rijkswet Ovv uitputtend te maken. Het is ook vaste jurisprudentie dat de Rijkswet geldt als uitputtende regeling voor openbaarmaking van onderzoeksinformatie.Verweerder heeft in het verweerschrift, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, terecht gesteld dat de uitputtende openbaarmakingsregeling in de Rijkswet Ovv nodig is voor het adequaat kunnen vervullen van zijn wettelijke taak en dat het noodzakelijk is dat eenieder, en in het bijzonder getuigen, voluit meewerkt aan een onderzoek van verweerder. Daarvoor is nodig dat zij zonder vrees voor wat dan ook (zoals aansprakelijkstelling) aan verweerder informatie verstrekken en verklaringen afleggen. Dit is onderdeel van wat in de luchtvaart 'just culture' wordt genoemd.
13. Bij verwijzingsuitspraak van 29 juni 2022heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) prejudiciële vragen gesteld over de verhouding tussen artikel 15 van de Verordening nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart (Verordening Voorvallen) en artikel 7.1, vierde lid, van de Wet luchtvaart. Met andere woorden: vragen over de reikwijdte van vertrouwelijkheid van informatie over ongevallen en incidenten in de luchtvaart.
14. Bij arrest van 18 januari 2024heeft het HvJEU de prejudiciële vragen uit de verwijzingsuitspraak van 29 juni 2022 beantwoord. Artikel 15 (..) moet zo worden uitgelegd dat voor de informatie waarover de bevoegde autoriteiten beschikken over "een voorval" op het gebied van de luchtvaartveiligheid in de zin van artikel 2, punt 7, van verordening nr. 376/2014, een vertrouwelijkheidsregeling geldt die tot gevolg heeft dat noch het publiek, noch een mediabedrijf recht heeft op toegang tot die informatie, in welke vorm dan ook. Artikel 15 verzet zich niet tegen een nationale regeling op grond waarvan een volledige en absolute vertrouwelijkheid geldt voor alle informatie, in welke vorm dan ook, die een bevoegde nationale autoriteit heeft verzameld.
Uit de einduitspraak van de Afdeling van 12 februari 2025volgt dat de uitleg die het HvJEU heeft gegeven aan artikel 15 van de Verordening Voorvallen duidelijk is. Het HvJEU legt de begrippen ‘bijzonderheden over voorvallen’ en ‘passende vertrouwelijkheid’ ruim uit. Dit betekent dat artikel 15 van de Verordening Voorvallen zo moet worden uitgelegd dat het publiek geen recht heeft op toegang tot onder een bestuursorgaan berustende informatie over een voorval als bedoeld in de Verordening Voorvallen. De Verordening Voorvallen verzet zich dus niet tegen de geheimhoudingsregeling in de Rijkswet Ovv.
15. De rechtbank kan verweerder daarom volgen dat geheimhouding van onderzoekinformatie het uitgangspunt in de Rijkswet Ovv is en dat dit uitgangspunt niet in strijd is met de Verordening Voorvallen.
16. Voor deze zaak is van belang of het anders is als het gaat om artikel 5.5 van de Woo, waar eiser zich op beroept. Bij dat artikel gaat het niet over een openbaarmaking voor eenieder, maar om verstrekking aan degene waar de informatie over gaat. Eiser betoogt dat hij als betrokkene bij het vliegtuigongeval op grond van dit artikel recht heeft op verstrekking van onderzoeksgegevens.
17. Artikel 5.5, eerste lid, van de Woo luidt als volgt:
“Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, alsmede d en e, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.”
18. De rechtbank overweegt dat dit artikel van de Woo een grondslag biedt om informatie te verstrekken aan een verzoeker over wie informatie in documenten is neergelegd. Uit de wetgeschiedenis van artikel 5.5 van de Woo blijkt dat dit artikel bedoeld is als vangnetbepaling.Het artikel start met ‘onverminderd het elders bij wet bepaalde’. Uit de artikelsgewijze toelichting blijkt dat met die woorden duidelijk wordt gemaakt dat als er al een regeling is voor de verstrekking van bepaalde gegevens die betrekking hebben op een verzoeker, die andere regeling voorrang heeft. Daarbij moet het dan gaan om regelingen die de openbaarheid van informatie en de individuele verstrekking uitputtend regelen.
19. Dat de openbaarheid van informatie in de Rijkswet Ovv uitputtend is geregeld heeft de rechtbank hiervoor al beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is in de Rijkswet Ovv ook de individuele informatieverstrekking uitputtend geregeld. In artikel 49 van de Rijkswet Ovv is namelijk geregeld dat verweerder kan bepalen dat personen die bij het ontstaan van een voorval betrokken zijn op het voorval betrekking hebbende stukken kunnen inzien, als dat naar het oordeel van verweerder uit een oogpunt van waarheidsvinding noodzakelijk is. De personen die inzage krijgen zijn verplicht tot geheimhouding. Uit dit artikel, zeker als dat wordt gelezen in het bredere verband van de Rijkswet Ovv, blijkt duidelijk dat alleen inzage wordt verleend als dat voor het onderzoek noodzakelijk is. Die uitputtende regeling is bedoeld om verweerder in staat te stellen voorvallen vertrouwelijk en daarmee effectief te kunnen onderzoeken. Daarvoor is het van belang om te waarborgen en te laten zien dat onderzoeksinformatie te allen tijde vertrouwelijk blijft. De Rijkswet Ovv bevat dus een uitputtende regeling voor de individuele verstrekking aan personen. Voor de toepassing van artikel 5.5 van de Woo bestaat dus geen ruimte. De beroepsgrond treft geen doel.
20. Het beroep van eiser op artikel 5.6 van de Woo leidt er evenmin toe dat eiser recht heeft op verstrekking van de onderzoeksinformatie. Op grond van dat artikel kan in geval van klemmende redenen informatie worden verstrekt aan uitsluitend de verzoeker. Op grond van artikel 5.6, tweede lid, van de Woo, kan dat alleen in het geval dit niet in strijd is met een toepasselijke geheimhoudingsplicht. Zoals hiervoor is overwogen bevat artikel 59, vijfde lid, van de Rijkswet Ovv een uitputtende geheimhoudingsregeling. De beroepsgrond slaagt niet.
21. Eiser betoogt dat het evenredigheidsbeginsel met zich brengt dat eiser aanspraak maakt op openbaarmaking van alle onderliggende onderzoeksinformatie, omdat verweerder heeft nagelaten contact met hem op te nemen, hem inzage te verlenen in de concepttekst van het onderzoeksrapport en het definitieve rapport aan hem toe te zenden. Ook stond er in de eerste versie van de kwartaalrapportage (4e kwartaal 2019) onjuiste informatie over de verwondingen van eiser.
22. De rechtbank vat dit beroep op als een beroep op toezending van de onderzoeksinformatie tegen de wetgeving in (contra legem). De rechtbank ziet niet in waarom verweerder hiertoe over moet gaan, omdat de Rijkswet Ovv een uitputtende geheimhoudingsregeling bevat. De enkele omstandigheid dat er verkeerde informatie in de eerdere kwartaalrapportage van het vierde kwartaal van 2019 stond, maakt niet dat het besluit onrechtmatig is en dat eiser recht heeft op onderliggende onderzoeksgegevens. Het is niet zo dat verweerder als ‘goedmaker’ voor eerder gemaakte fouten nu de regelgeving opzij moet schuiven. Als verweerder zich wel aan alle procedurele regels had gehouden, dan zou eiser bovendien ook de onderliggende onderzoeksinformatie niet hebben gekregen. Eiser heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die maken dat het besluit onevenwichtig is. De beroepsgrond slaagt niet.
23. De rechtbank stelt vast dat verweerder de wet- en regelgeving juist heeft toegepast. Verweerder heeft toegelicht dat de bedoeling van het niet verstrekken van de informatie is dat hij zijn onderzoekswerk goed kan doen en dat een ‘just culture’, waarin betrokkenen zich durven te melden en een verklaring durven te geven, wordt bevorderd. Dat is in lijn met de bedoeling van artikel 59 van de Rijkswet Ovv. Eiser heeft de indruk dat de eigenaar van het vliegtuig de hand boven het hoofd wordt gehouden, maar dat heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Van misbruik van bevoegdheid of gebruik van een bevoegdheid met een ander doel (détournement de pouvoir) is geen sprake.
24. Eiser doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en voert aan dat de Dienst Luchtvaartpolitie het technisch onderzoeksrapport wel heeft willen delen. Omdat op het rapport van de Dienst Luchtvaartpolitie staat vermeld “Aanwezig OVV” heeft verweerder blijkbaar ook die informatie. Die informatie had verweerder dan ook aan hem moeten verstrekken.
25. De rechtbank volgt eiser hierin niet, omdat eiser geen gelijk geval heeft genoemd. Dat hij van de Dienst Luchtvaartpolitie het technisch onderzoeksrapport heeft gekregen betekent niet dat verweerder aan eiser onderzoeksinformatie moet verstekken, omdat hieraan een ander wettelijk regime ten grondslag ligt. De beroepsgrond slaagt niet.