ECLI:NL:RBMNE:2025:5256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 24/7954
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor padelbanen niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belanghebbendheid

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor het aanleggen van padelbanen. Eiser 1, die meer dan 6 km van het terrein woont, werd niet als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser 1 geen feitelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van de vergunning. Eiser 1 had aangevoerd dat hij ook namens omwonenden beroep had ingesteld, maar de identiteit van deze omwonenden was niet tijdig kenbaar gemaakt, waardoor hun beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Almere terecht het bezwaarschrift van eiser 1 niet-ontvankelijk had verklaard, omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De beroepen van de overige eisers werden eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen eigen belang hadden bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van eiser 1. De rechtbank wees erop dat de identiteit van degenen namens wie beroep werd ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moest zijn. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier mr. R. van Manen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7954
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [plaats] ,

[eiser 2] ,uit [plaats] ,
[eiser 3] ,uit [plaats] ,
[eiser 4] ,uit [plaats] ,
[eiser 5] ,uit [plaats] ,
[eiser 6] ,uit [plaats] ,
[eiser 7] ,uit [plaats] ,
[eiser 8] ,uit [plaats] ,
[eiser 9] ,uit [plaats] ,
[eiser 10] ,uit [plaats] ,
[eiser 11] ,uit [plaats] ,
[eiser 12] ,uit [plaats] ,
[eiser 13] ,uit [plaats] ,
[eiser 14] ,uit [plaats] ,
[eiser 15], uit [plaats] ,
[eiser 16], uit [plaats] ,
[eiser 17], uit [plaats] ,
[eiser 18], uit [plaats] ,
[eiser 19], uit [plaats] ,
[eiser 20], uit [plaats] ,
Eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. T. Gelo).

Inleiding

[vergunninghouder] (vergunninghouder) heeft op 16 juni 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van vier padelbanen op twee oude tennisbanen op het adres. Met het besluit van 2 oktober 2023 heeft het college de omgevingsvergunning verstrekt. Op 19 november 2023 is bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 28 oktober 2024 op het bezwaar heeft het college het bezwaarschrift van [eiser 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet als belanghebbende aangemerkt kon worden. Het college heeft hierbij het advies van de bezwaarschriftencommissie van 10 juli 2024 overgenomen.
[eiser 1] heeft, namens zichzelf en anderen, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en aanvullende gronden ingediend. [eiser 1] heeft nadien getekende machtigingen overgelegd. Vergunninghouder heeft zienswijzen ingediend. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift. Eisers hebben nadien aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van vergunninghouder.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep van [eiser 1] ongegrond en de beroepen van de overige eisers niet-ontvankelijk.
Overwegingen[eiser 1]
Het college heeft terecht het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiser 1] geen belanghebbende is. Alleen belanghebbenden kunnen bezwaar maken en beroep instellen. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Volgens vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, als die gevolgen van enige betekenis zijn. Hemelsbreed zit er meer dan 6 km tussen het terrein van [vergunninghouder] en het huis van eiser [eiser 1] . [eiser 1] woont in [woonplaats] , terwijl de vereniging in Almere Buiten zit. Tussen het sportpark en de woning liggen meerdere woonwijken, scholen en onder andere een snelweg. Dat [eiser 1] feitelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden is niet aannemelijk geworden.
[eiser 1] heeft toegelicht dat hij als inwoner van de gemeente Almere geraakt wordt door het feit dat de gemeente Almere geen uniform beleid toepast over padelbanen. Hij woont zelf ook naast een tennisvereniging en is bang dat daar óók padelbanen toegestaan zullen worden. Deze vrees is echter niet genoeg om aan te nemen dat [eiser 1] rechtstreeks en persoonlijk betrokken is bij het besluit wat nu voorligt. Of de padelbanen in Almere Buiten er nou komen of niet, [eiser 1] merkt daar niks van. Mocht de tennisvereniging bij [eiser 1] in de wijk in de toekomst soortgelijke plannen ontwikkelen, dan is dat het besluit waartegen hij desgewenst op zal moeten komen. Het college heeft het bezwaar van [eiser 1] daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunning. Het beroep van [eiser 1] is daarom ongegrond.
Het beroep van [eiser 15] , [eiser 16] , [eiser 17] , [eiser 18] , [eiser 19] en [eiser 20]
De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degene(n) namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. De beslissing op bezwaar is verzonden op 29 oktober 2024. Pas op 10 januari 2025, dus ruim na de beroepstermijn van 6 weken, heeft de gemachtigde van eisers kenbaar gemaakt dat [eiser 15] , [eiser 16] , [eiser 17] , [eiser 18] , [eiser 19] en [eiser 20] óók wensen mee te doen aan het beroep. Dat is buiten de beroepstermijn en de beroepen van [eiser 15] , [eiser 16] , [eiser 17] , [eiser 18] , [eiser 19] en [eiser 20] zijn om die reden al niet-ontvankelijk. [1] Overige eisers
8. De overige eisers hebben ook beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar die [eiser 1] heeft gekregen. Voor zover zij op wensen te komen tegen de beslissing op bezwaar dat [eiser 1] heeft gekregen, zijn zij geen belanghebbende daarbij. Zij hebben geen eigen belang bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van [eiser 1] .
9. Voor zover zij vinden dat zij zelf bezwaar hebben gemaakt: mocht het zo zijn dat zij daadwerkelijk bezwaar hebben gemaakt, is daar hoe dan ook nog geen beslissing op genomen. Voor hen is dus geen beslissing op bezwaar bekendgemaakt, en dus is er ook nog geen beroepstermijn gaan lopen en hebben zij te vroeg beroep ingesteld. [2] In artikel 7:1 van de Awb is namelijk bepaald dat beroep pas kan worden ingesteld als er een beslissing op jouw bezwaar is genomen. Nu het college nog geen beslissing op bezwaar heeft genomen, is beroep in de zin van artikel 8:1 van de Awb nog niet mogelijk.
10. Voor zover het beroep namens de overige eisers opgevat moet worden als een beroep niet tijdig omdat nog niet beslist is op hun bezwaarschrift, is het oordeel niet anders. Ook dan is het beroep niet-ontvankelijk, omdat je het college eerst in gebreke moet stellen, voordat je een beroep niet tijdig in mag dienen. [3] Conclusie
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college terecht de conclusie heeft getrokken dat [eiser 1] niet als belanghebbende is aan te merken en daarom terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Het beroep van [eiser 1] is ongegrond. De beroepen van de overige eisers zijn niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2025 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1356
2.Art. 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie artikel 6:12 Awb.