8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en bij het opleggen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (de voortgezette handeling van) poging(en) tot doodslag, één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft meerdere keren in de richting van het hoofd en in het lichaam van het slachtoffer (de vader van de kinderen van zijn partner) gestoken, terwijl het slachtoffer hulpeloos op de grond lag. Dat op zich is al ontzettend kwalijk, maar daar is het niet bij gebleven. Vervolgens is de verdachte namelijk, terwijl het slachtoffer bloedend op straat lag, in de auto van de zoon van het slachtoffer gestapt, die hij tegen het slachtoffer heeft aangereden, waarna het slachtoffer door de auto over een afstand van enkele meters werd voortgesleept. Vervolgens is de verdachte over het slachtoffer heengereden en heeft hij de auto bovenop het slachtoffer ‘geparkeerd’. De verdachte is daarna uitgestapt en weggelopen, waarbij hij het slachtoffer voor dood onder de auto heeft achtergelaten. De zoon van het slachtoffer heeft hulpeloos moeten toekijken hoe zijn vader hevig bloedend onder het voertuig beklemd lag en uiteindelijk het bewustzijn verloor. De brandweer moest worden ingeschakeld om het slachtoffer onder het voertuig vandaan te halen. Dat het slachtoffer deze aanslag op zijn leven heeft overleefd, is een wonder gelet op het nietsontziende geweld dat de verdachte hem heeft aangedaan. De rechtbank rekent de verdachte dit zeer zwaar aan. Daar komt nog bij dat dit alles zich heeft afgespeeld op straat, tijdens een drukke Nieuwjaarsnacht. Buurtbewoners en kinderen, onder wie twee kinderen van het slachtoffer, hebben alles zien gebeuren en hebben dat - zo blijkt wel uit de 112-meldingen en de getuigenverklaringen in het dossier - als enorm schokkend ervaren.
Strafblad
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van de verdachte van 6 maart 2025 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. De rechtbank weegt het strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft bij haar beslissing ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en dan met name de eerder geschetste voorgeschiedenis tussen de verdachte en zijn partner enerzijds en het slachtoffer anderzijds. De rechtbank onderkent dat er in het gezin van de verdachte angst heerste voor het slachtoffer. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte deze situatie zelf niet heeft opgezocht maar onverwachts met het slachtoffer werd geconfronteerd in de bewuste nacht.
Rapportages
Er zijn over de verdachte de volgende rapporten opgemaakt: een Pro Justitia Rapportage van 14 juli 2025, opgesteld door M.D. Beijer-Holtman (psycholoog), M.D. van Ekeren (psychiater) en S. Timmer (forensisch milieuonderzoeker) en een reclasseringsadvies van 12 september 2025, opgesteld door R. Jozee (reclasseringswerker).
In de Pro Justitia Rapportage komt naar voren dat de verdachte is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken, een ongespecificeerde psychotrauma- of stressor-gerelateerde stoornis en een stoornis in het gebruik van anabole steroïden (testosteron). Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben de verdachte zijn gedragskeuzes tijdens van het plegen van het ten laste gelegde beïnvloed. Het is voorstelbaar dat de verdachte vanuit zijn disharmonisch intelligentieprofiel moeite heeft om in complexe situaties verbaal goed te begrijpen wat er gebeurt en overzicht te verkrijgen en te bewaren. Daarnaast is waarschijnlijk dat de verdachte is getriggerd op grond van de ongespecificeerde psychotrauma- of stressor-gerelateerde stoornis, waarbij er al langer een verhoogde alertheid bestond. Dit komt bovenop een persoonlijkheidsstoornis waarin impulsiviteit en verhoogde prikkelbaarheid op zich al relevante aspecten van de persoonlijkheid vormen. Een belangrijke factor, waarvan niet met zekerheid is vast te stellen in welk mate dit het gedrag van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed, is het testosterongebruik van de verdachte. Hierin zien de deskundigen een zeer complicerende factor in het beoordelen van de wilsvrijheid van betrokkene. Hoewel naar voren komt dat de persoonlijkheidsstoornis tot disfuncties leidt op het gebied van frustratietolerantie, impulscontrole en agressieregulatie, lijkt er ten tijde van het ten laste gelegde sprake van gedrag dat sterk afweek van het normale functioneren van de verdachte. Deze gedragsverandering kan mede farmacologisch zijn geïnduceerd, maar de mate waarin dat het geval is geweest, valt niet met zekerheid te zeggen. Hoewel moeilijk valt te onderscheiden welke situationele factoren en welke individuele factoren de gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed, rechtvaardigt het complex van factoren de vaststelling dat het samenstel aan factoren het gedrag van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in elk geval heeft beïnvloed. De deskundigen adviseren gelet op al het voorgaande om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
In de Pro Justitia Rapportage komt naar voren dat bij gelijkblijvende omstandigheden het recidiverisico op gewelddadig gedrag hoog wordt geacht. Om het recidiverisico te verlagen adviseren de deskundigen een klinische behandeling gericht op trauma- en emotieregulatie problematiek en een behandeling voor de persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik. Er wordt geadviseerd om voornoemde behandelingen op te leggen binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs). De deskundigen menen dat de beschreven behandeling gerealiseerd kan worden binnen het kader van een tbs met voorwaarden. Mocht naar aanleiding van het reclasseringsrapport blijken dat dit niet haalbaar wordt geacht, wordt een tbs-maatregel met een bevel tot dwangverpleging geadviseerd, zodat behandeling van de beschreven psychopathologie gewaarborgd blijft.
In het reclasseringsrapport wordt negatief geadviseerd over tbs met voorwaarden. De Reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Uit het rapport blijkt dat naar verwachting een intensief, langdurend behandel- en begeleidingstraject nodig zal zijn voor het duurzaam terugbrengen van het recidiverisico. Een behandel- en begeleidingstraject - binnen een setting waar expertise is op zowel het gebied van forensische scherpte als de bij de verdachte vastgestelde pathologie - is geïndiceerd. Gelet op de ernst en de complexiteit van de eerder beschreven problematiek is het noodzakelijk dat de behandeling geborgd is en dat de continuïteit van de behandeling niet in gevaar komt. Daarnaast moet het mogelijk zijn om eventuele vrijheden in kleine stappen op te bouwen en de behandeling - indien nodig - aan de responsiviteit van de verdachte aan te passen. Volgens de reclassering is het binnen het kader van tbs met voorwaarden niet mogelijk om hier uitvoering aan te geven. Gelet op de ernst en de complexiteit van de problematiek is de Reclassering van mening dat het zwaartepunt juist moet liggen bij een intensieve, langdurige klinische behandeling binnen een strikt- en gestructureerd kader zonder tijdsdruk. Door de reclassering wordt daarom tbs met dwangverpleging geadviseerd.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank neemt het advies van de NIFP deskundigen over de verminderde toerekenbaarheid over. De bewezenverklaarde feiten kunnen verminderd aan de verdachte worden toegerekend.
Strafoplegging
De rechtbank neemt bij de strafoplegging in ogenschouw de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen die deze feiten hebben en nog zullen hebben voor het slachtoffer. Gelet hierop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een substantiële duur zonder meer passend.
De rechtbank merkt op dat het excessieve geweld dat de verdachte tegen het slachtoffer heeft gebruikt in beginsel een (veel) hogere gevangenisstraf rechtvaardigt dan de gevangenisstraf die de rechtbank zal opleggen. De rechtbank komt evenwel tot een lagere straf, ook lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, doordat zij ten aanzien van feit 2 niet tot een bewezenverklaring komt van poging moord, uitgaat van een voortgezette handeling en - tot op zekere hoogte - rekening houdt met de complexe conflictsituatie waar de verdachte en zijn partner zich met het slachtoffer in bevonden. Dat de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf komt is echter met name ook ingegeven doordat de rechtbank rekening houdt met de tbs met dwangverpleging die de rechtbank ook aan de verdachte zal opleggen, een maatregel die eveneens (een aanzienlijke) vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht het in het belang van zowel de verdachte als de veiligheid van de maatschappij dat de verdachte op relatief korte termijn zal starten met de behandeling in het kader van de tbs-maatregel.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire Beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Terbeschikkingstellingmaatregel met dwangverpleging
Om een tbs-maatregel op te kunnen leggen moet op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht voldaan zijn aan een aantal vereisten. De rechtbank stelt in dit geval vast dat aan deze voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Hiernaast vallen de door verdachte gepleegde feiten onder artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eisen die maatregel. Dit alles maakt dat aan de formele criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan.
De vervolgvraag is of het opleggen van deze maatregel ook passend is, en zo ja, in welke vorm. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de psychopathologie van de verdachte noodzakelijk is alvorens de verdachte (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en dat een zodanige terugkeer niet kan plaatsvinden zolang de persoonlijkheidsstoornissen die mede aanleiding zijn geweest voor het handelen van de verdachte onvoldoende zijn behandeld.
De rechtbank acht - met de NIFP deskundigen - een detentie met bijzondere voorwaarden waarin de noodzakelijke behandeling kan worden vormgegeven, niet toereikend, omdat het de verdachte aan ziekte-inzicht en ziektebesef ontbreekt, en omdat aan de intrinsieke motivatie van de verdachte wordt getwijfeld. Behandeling dient gewaarborgd te zijn, ook als de verdachte zich niet aan de gestelde voorwaarden zou houden. Dat maakt dat de rechtbank oplegging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk en passend acht. Daarbij onderkent de rechtbank dat een tbs-maatregel een ingrijpende en vergaande maatregel is, gelet op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en ook niet eerder een (forensische) behandeling heeft ondergaan. De rechtbank acht oplegging van de tbs-maatregel echter proportioneel, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het recidiverisico.
De reclassering heeft duidelijk en stellig aangegeven dat een tbs met voorwaarden niet haalbaar is, gelet op de problematiek van de verdachte. Die is zodanig ernstig en complex dat die niet goed kan worden behandeld binnen het kader van een tbs met voorwaarden. Voor de behandeling is een intensieve en langdurige klinische opname van langere duur nodig en die past niet in een voorwaardelijk kader.
Gelet op de adviezen van het NIFP en de reclassering acht de rechtbank de maatregel van tbs met dwangverpleging in dit geval daarom de enige passende en noodzakelijke maatregel. De rechtbank zal deze maatregel daarom opleggen.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De maatregel wordt opgelegd omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten een poging doodslag, meermalen gepleegd. Dat betekent dat de duur van de tbs niet op voorhand gemaximeerd is.
Geen gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank vindt het niet noodzakelijk dat de verdachte na het beëindigen van de tbs (aanvullend) wordt behandeld en langdurig onder toezicht wordt gesteld, omdat met het beoogde traject - naar verwachting - de nodige tijd gemoeid zal zijn. De terugkeer in de maatschappij zal te zijner tijd gecontroleerd en begeleid verlopen. Dat is inherent aan de maatregel tbs met dwangverpleging. Daarom zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft geëist, geen maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.