ECLI:NL:RBMNE:2025:5460

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
11519715 UE VERZ 25-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst bij verstoorde arbeidsverhouding en onzorgvuldig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting The International School of Amsterdam (ISA) en een docente, hierna te noemen [verweerster]. De zaak betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij ISA zich primair beroept op verwijtbaar handelen van [verweerster]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster], maar dat er wel een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] niet in de weg staat aan de ontbinding, omdat het beëindigen van de arbeidsovereenkomst ook in het belang van [verweerster] is. De kantonrechter heeft ISA veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding aan [verweerster]. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldig onderzoek en de verantwoordelijkheden van de werkgever in het geval van klachten over werknemers. De kantonrechter heeft geoordeeld dat ISA tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat de relatie tussen partijen onherstelbaar is beschadigd.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 11519715 \ UE VERZ 25-20
Beschikking van 22 oktober 2025
in de zaak van
STICHTING THE INTERNATIONAL SCHOOL OF AMSTERDAM,
te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: ISA,
gemachtigde: mr. I.H. Castenmiller-van Hoorn,
tegen
[verweerster],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. C.J.A.M. Bots.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 28 januari 2025 met producties,
- het verweerschrift van 28 februari 2025 met producties,
- de spreekaantekeningen van ISA,
- de spreekaantekeningen van [verweerster] ,
- akte overlegging producties van ISA van 8 mei 202,
- akte uitlating nadere producties van [verweerster] van 5 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 maart 2025. Namens ISA waren aanwezig [A] ( [functie 1] ) en [B] ( [functie 2] ), bijgestaan door de gemachtigde. [verweerster] was aanwezig met haar echtgenoot en werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord van de kantonrechter. Van de mondelinge behandeling zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. Beide partijen hebben na de mondelinge behandeling een akte genomen. De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] 1964, is sinds 19 februari 2007 in dienst bij ISA. ISA is een internationale private school voor leerlingen in de leeftijd van 2 tot 18 jaar, verdeeld over kleuterklassen (Nursery en Kindergarten, Early Years/Pre-school), een basisschool (Lower School) en een middelbare school (Upper School). ISA valt niet onder de werkingssfeer van de Nederlandse onderwijswetgeving. ISA houdt zich aan de principes die zijn neergelegd in het Internationale (VN) Verdrag voor de Rechten van het Kind en heeft dit onder meer uitgewerkt in het ISA Child Safeguarding Handbook en verschillende regelingen. De functie van [verweerster] is docent ( [.] and [..] ) voor leerlingen in de leeftijd van 3-4 jaar. [verweerster] verdient een loon van € 6.688,04 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en verminderd met een percentage vanwege arbeidsongeschiktheid. [verweerster] is vanaf 26 april 2023 arbeidsongeschikt.
2.2.
ISA verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, primair vanwege verwijtbaar handelen (‘e-grond’) subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (‘g-grond’) en meer subsidiair vanwege een combinatie van gronden (‘i-grond’). [verweerster] verweert zich tegen het ontbindingsverzoek en wil dat het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. [verweerster] beroept zich op het opzegverbod wegens ziekte en voert inhoudelijk verweer tegen de aangevoerde ontslaggronden. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
2.3.
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek toe, omdat er een redelijke grond is voor ontbinding, te weten een verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsongeschiktheid van [verweerster] staat niet aan ontbinding in de weg, want het eindigen van de arbeidsovereenkomst is in dit geval ook in het belang van [verweerster] . [verweerster] heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld, dus ISA moet haar de transitievergoeding betalen. Aan [verweerster] wordt ook een billijke vergoeding toegekend, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.

3.De beoordeling

Er is een redelijke grond voor ontbinding
3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Naar het oordeel van de kantonrechter is een redelijke grond voor ontbinding aanwezig, namelijk een verstoorde arbeidsverhouding (ook wel de ‘g-grond’). Omdat ISA zich primair beroept op een andere ontslaggrond (verwijtbaar handelen of nalaten, ook wel ‘e-grond’), zal de kantonrechter eerst toelichten waarom die ontslaggrond in deze situatie niet aan de orde is.
Geen verwijtbaar handelen of nalaten [verweerster] (‘e-grond’)
3.2.
ISA stelt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] , waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voor te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). De kantonrechter is het daar niet mee eens. ISA baseert haar stelling dat [verweerster] verwijtbaar heeft gehandeld volledig op het onderzoeksrapport van [C] , werkzaam als Safeguarding adviseur, consultant en trainer bij [onderneming] Ltd. in [plaats] . Dat rapport en met name de conclusies die worden getrokken in het rapport zijn echter naar het oordeel van de kantonrechter niet zorgvuldig tot stand gekomen. De onderzoeksresultaten kunnen daarom niet als deugdelijke en feitelijke grondslag voor de ontbinding dienen. De kantonrechter licht dit hierna toe.
Aanleiding voor het onderzoek
3.3.
Tot aan het schooljaar 2020/2021 zijn geen noemenswaardige voorvallen vastgesteld door ISA met betrekking tot [verweerster] . Het eerste en enige voorval waarvoor [verweerster] een (schriftelijke) waarschuwing heeft gehad, betrof het eten van de lunch van kinderen. ISA had daarover klachten ontvangen en [verweerster] is aangesproken dat ze niet van het eten van de kinderen mag eten. De schriftelijke waarschuwing dateert van 5 december 2022.
3.4.
In het schooljaar 2022/2023 kwam een 4-jarige jongetje bij [verweerster] in de klas, hierna ‘leerling X’. ISA stelt dat [verweerster] moeite had met deze leerling en zelfs een afkeer had tegen hem. [verweerster] betwist dat zij een afkeer had tegen leerling X. Zij had wel moeite met het problematische en onvoorspelbare gedrag dat hij vertoonde. Leerling X was non-verbaal en het bleek al snel dat hij ‘special needs’ had.
3.5.
Op 26 april 2023 vond een incident plaats met leerling X, nadat in de ochtend [instelling] , een medisch orthopedagogisch centrum, een bezoek had gebracht en leerling X had geobserveerd. Na het vertrek van [instelling] raakte leerling X overprikkeld en begon hij met speelgoed te gooien naar andere leerlingen. Wat er vervolgens is gebeurd, is door de onderzoeker onderzocht, maar naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan. Dit zal worden toegelicht bij het bespreken van de verschillende verwijten. Vervolgens is [verweerster] ziek naar huis gegaan en sindsdien is zij arbeidsongeschikt.
3.6.
Begin 2024 zijn mogelijkheden onderzocht voor [verweerster] om te re-integreren. Op 1 februari 2024 ontving ISA echter meldingen van 3 werknemers (ISA noemt het de klokkenluidersmeldingen) over gedrag van [verweerster] . Aanleiding voor deze meldingen was het bericht dat [verweerster] weer zou terugkeren naar de werkvloer en de invoering van een nieuwe ‘whistleblowing policy’ per november 2023. ISA heeft toen besloten om een externe onderzoeker aan te wijzen om de meldingen te onderzoeken.
Het onderzoek
3.7.
De onderzoeker, [C] , heeft een persoonsgericht onderzoek uitgevoerd naar [verweerster] . Zij heeft 11 personen geïnterviewd. Het gaat om collega’s, onder wie de drie klokkenluiders, en de ouders van leerling X. De onderzoeker heeft het onderzoek zo ingestoken dat aan de hand van vragen is onderzocht of de meldingen die waren gedaan over [verweerster] bevestigd konden worden. Ook werden de geïnterviewden gevraagd om ervaringen over [verweerster] te delen. Uit de gespreksverslagen, die ISA op verzoek van de kantonrechter heeft gedeeld, kan echter worden afgeleid dat de vraagstelling van de onderzoeker niet altijd objectief is geweest. Er zaten ook suggestieve vragen bij, zoals: “
would you describe [verweerster (voornaam)] as somebody who has, perhaps this word is a bit of an exaggeration, but you know what I mean: power over other people. Is she sort of compelling or is she ..?”. Daarnaast heeft de onderzoeker niet doorgevraagd wanneer dat wel nodig was, bijvoorbeeld bij de verklaring dat een leerling was vastgebonden op een stoel. Ze heeft niet gevraagd hoe dat er dan uit zag en op wat voor manier de leerling was vastgebonden. [verweerster] is op 28 juni 2024 gehoord door de onderzoeker in aanwezigheid van haar echtgenoot en een HR assistent. [verweerster] is op dat moment voor het eerst geconfronteerd met de verwijten die haar worden gemaakt. [verweerster] heeft daar toen op gereageerd en haar kant van het verhaal verteld, maar zonder kennis van de gespreksverslagen, want die zijn niet met haar gedeeld. De verklaringen van [verweerster] worden vervolgens door de onderzoeker telkens weggeschreven als een leugen, terwijl niet is onderzocht of het klopt wat [verweerster] zegt. Van een onafhankelijke onderzoeker mag anders worden verwacht. De taak van de onderzoeker is immers waarheidsvinding en vaststellen wat er feitelijk is gebeurd.
3.8.
Van een onafhankelijk onderzoeker mag ook worden verwacht dat deze zich beperkt tot het objectief vaststellen van het feitencomplex. Dat is hier niet gebeurd. De onderzoeker trekt vergaande conclusies naar aanleiding van de feiten die zij dacht te hebben vastgesteld. Het is niet gebleken dat naast het rapport ook de gespreksverslagen zijn gedeeld met ISA. Op deze manier kan ISA niet anders dan de conclusies overnemen zoals getrokken door de onderzoeker. Dat is kwalijk, want zoals hierna zal blijken zijn de conclusies van de onderzoeker onzorgvuldig tot stand gekomen.
Conclusies onderzoeker
3.9.
De onderzoeker trekt de vergaande conclusie dat het gedrag van [verweerster] over een periode van 6 jaar en ten opzichte van de jongste leerlingen in school kwalificeert als kindermishandeling naar Nederlands recht (p. 27 rapport). Zij schrijft in het rapport het volgende: “
the reviewer contends that over a period of at least six years some of the youngest students in the school have been treated in a way which the criteria of child abuse under Dutch law. That notwithstanding, the lack of contemporaneous reporting (or the lack of a safeguarding response to reports or concerns) coupled with a lack of accurate and consistent record keeping means the criteria consideration under criminal proceedings could not be met. However, examining all of the information and evidence brought to light during this inquiry the balance of probabilities that children have been abused and harmed whilst in [verweerster] care has been met.” En “
The case of child X, [verweerster] took advantage of the fact that he was unable to verbalise the harm that was being done to him and deliberately used opportunities to cause him anxiety and distress, ..”. Het rapport wordt afgesloten met de conclusie dat [verweerster] niet geschikt is om met kinderen te werken en dat [verweerster] moet worden ontslagen.
3.10.
De voorgaande conclusies baseert de onderzoekers op een 11-tal verwijten die volgens haar zijn komen vast te staan op basis van het onderzoek. Volgens de onderzoeker en ISA (want overgenomen van de onderzoeker) kan [verweerster] worden verweten dat zij:
Op 26 april leerling X fysiek hard heeft aangepakt door hem onder een tafel te duwen en de deur voor hem te barricaderen toen hij angstig en schreeuwend de wc wilde verlaten;
In het schooljaar 2022/2023 leerling X buiten in de kou gezet zonder schoenen en jas;
Opzettelijk speelgoed van leerling X heeft weggehouden en hem beperkt heeft in zijn keuzes in de klas, hetgeen resulteerde in een ‘meltdown’ van de leerling;
Ongepast over leerlingen heeft gepraat jegens collega’s en gezegd heeft dat een leerling mogelijk een moordenaar zou worden;
Bij wijze van straf meerdere kinderen langere tijd op een stoel heeft vastgebonden en/of huilend apart / buiten / in isolatie gezet;
Herhaaldelijk – ondanks waarschuwingen en schriftelijk beleid dat niet te doen – van de lunch van leerlingen heeft gegeten;
Herhaaldelijk tegen een leerling gezegd heeft dat ze hem wilde vermoorden;
Een leerling in het schoolgebouw heeft achtergelaten tijdens een brandontruimingsoefening;
In 2021/2022 geweigerd heeft leerlingen te verschonen om hen ‘een lesje te leren’;
Respectloos heeft gecommuniceerd over haar collega’s door haar assistenten haar ‘cinderella’s (‘assepoesters’) te noemen in het bijzijn van ouders;
Verantwoordelijkheid bij haar collega’s heeft neergelegd voor het tijdig innemen van haar medicatie.
3.11.
Daarnaast zou [verweerster] haar gedrag in de klas onmiddellijk aanpassen zodra een meer senior collega of externe professional de klas bezocht. Hieruit zou blijken dat [verweerster] zich bewust is geweest van haar gedrag en dus in staat was dit aan te passen zodra zij daar aanleiding toe zag. Volgens de onderzoeker zou hieruit ook blijken dat het gedrag van [verweerster] niet onbedoeld of onachtzaam is geweest. Daarnaast zou ze geweigerd hebben de duidelijke instructie op te volgen om niet langer individueel contact te hebben met leerling X, wat zou hebben geresulteerd in de incidenten op 26 april 2023. Volgens de onderzoeker ‘triggert’ [verweerster] leerling X.
3.12.
De kantonrechter oordeelt anders, omdat veel verwijten niet zijn komen vast te staan en dat wat wel vaststaat niet zodanig verwijtbaar is dat dit een ontbinding op de e-grond rechtvaardigt. Daarvoor is nodig dat de gedragingen van [verweerster] zo ernstig zijn dat van ISA niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat is niet het geval, ook omdat ISA van een deel van die gedragingen al op de hoogte was en niet heeft ingegrepen. De kantonrechter zal dit toelichten.
a.
Het incident op 26 april 2023
3.13.
Wat er precies is gebeurd op 26 april 2023 is niet komen vast te staan. [verweerster] heeft verklaard dat dat zij les aan het geven was en dat haar assistent, die was aangesteld om één-op-één begeleiding te bieden aan leerling X, in tranen naar haar toe kwam, omdat ze moeite had met de instructies die waren gegeven door [instelling] die ochtend. De assistent verliet het klaslokaal en leerling X dook vervolgens onder de tafel en sloeg met zijn hoofd tegen de vloer, zoals hij vaker deed als hij een ‘meltdown’ had. Volgens [verweerster] heeft zij leerling X onder de tafel vandaag gehaald, maar was hij om zich heen aan het schoppen, dus moest zij hem ook in bedwang houden. Toen [verweerster] leerling X naar buiten wilde brengen, schopte hij zijn schoenen uit en rende naar het toilet. Daar is hij op de vloer gaan liggen. [verweerster] verklaart dat zij de deur niet heeft gebarricadeerd en/of hem niet heeft opgesloten. Er zit volgens [verweerster] geen slot op de deur. [verweerster] heeft geprobeerd hem over te halen om daar weg te gaan, waarna hij naar buiten rende. Vervolgens heeft [verweerster] hem weer gekalmeerd en daarna kwam [D] , de leidinggevende van [verweerster] , hierna ‘ [D] ’, het klaslokaal binnen.
3.14.
De verklaring van [verweerster] wordt niet uitgesloten door de verklaringen van de overige geïnterviewden. De assistent verklaart dat ze [verweerster] heeft gevraagd om het over te nemen, maar heeft verder niet heeft gezien wat daarna gebeurde. Een andere betrokkene verklaart dat ze zag dat [verweerster] leerling X onder tafel hield, maar dat ziet er niet heel anders uit dan dat ze hem probeert op te pakken nadat hij onder de tafel is gedoken en deze betrokkene verklaart ook dat [verweerster] de jongen pakt en mee naar buiten neemt. Dat betekent dat ze hem onder de tafel vandaan haalt, en dat klopt met het verhaal van [verweerster] . Daarna is leerling X naar het toilet gerend, maar wat daar precies gebeurde is niet bekend, want de deur zat dicht verklaren de assistent en de andere betrokkene. Zij kunnen dus niet gezien hebben wat er op het toilet gebeurde. Op basis van de verklaringen kan wel worden vastgesteld dat [D] arriveerde toen leerling X nog op het toilet was (anders dan de verklaring van [verweerster] ). Van het interview met [D] door de onderzoeker is geen transcript voorhanden, omdat volgens ISA iets mis is gegaan met de geluidsopname. Er is door ISA geen enkele verklaring van [D] overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling was zij ook niet aanwezig, terwijl zij wel de aangewezen persoon was om vragen van de kantonrechter te beantwoorden. De kantonrechter kan niet vaststellen wat er op het toilet is gebeurd met leerling X op 26 april 2023. Verwijt a is dus niet komen vast te staan.
b.
Leerling X buiten zetten zonder schoenen en jas
3.15.
[verweerster] verklaarde tijdens haar verhoor, dat toen de hele klas aan het buitenspelen was, leerling X met een metalen stoel tegen andere kinderen duwde, waarop [verweerster] de stoel afpakte. Vervolgens is leerling X gaan huilen, want hij wilde de stoel terug. Toen hij de stoel niet terugkreeg, deed hij zijn jas en schoenen uit en wilde weer terug de klas in, maar dat mocht niet van [verweerster] , want alle kinderen moesten tegelijk naar binnen. Andere momenten waarop leerling X zonder jas en schoenen buiten was, waren de momenten waarop het niet lukte om hem aan te kleden. Op die momenten rende hij dan zonder jas en schoenen naar buiten.
3.16.
Drie geïnterviewden verklaren echter getuige te zijn geweest dat [verweerster] leerling X buiten had gezet en niet naar binnen liet. De verklaring van [verweerster] strookt dus niet met de verklaringen van de getuigen. Inmiddels heeft [verweerster] de gespreksverslagen gelezen en zij verklaart dat zij uit haar lunchpauze werd gehaald, omdat haar collega’s geen raad wisten met leerling X. De enige oplossing was toen om leerling X even tijdelijk buiten te plaatsen, omdat daar toezicht was van andere volwassenen.
3.17.
Verwijt b is dus wel komen vast te staan, maar de context (hoe lang was hij buiten, hoe koud was het etc.) en de aanleiding ontbreken. In hoeverre [verweerster] verwijtbaar heeft gehandeld kan dus niet worden beoordeeld, mede gelet op de problematiek rondom leerling X en dat de school daarvan op de hoogte was maar onvoldoende ingreep. Bij die problematiek wordt later in deze beschikking nader stilgestaan, maar dit verwijt onder b levert dus geen reden op voor een ontslag op de e-grond.
c.
Opzettelijk speelgoed van leerling X weghouden en hem beperken in zijn keuzes
3.18.
[verweerster] verklaart dat leerling X elke dag twee stuks speelgoed mocht kiezen en hij had zijn eigen speelgoed waar hij mee mocht spelen. Volgens [verweerster] was hij heel bezitterig over zijn eigen speelgoed naar andere kinderen. Ook mocht hij geen speelgoed van andere kinderen afpakken, wat regelmatig problemen veroorzaakte. Als hij met de grote dinosaurus ging gooien, dan pakte [verweerster] die van hem af. [verweerster] verklaart dat zij hem beperkte in zijn keuzes als hij een schaar pakte of iets anders scherps of als hij dingen van andere kinderen kapot maakte.
3.19.
Uit de gespreksverslagen blijkt dat [verweerster] inderdaad regelmatig de dinosaurus van leerling X afpakte, maar zij heeft daar een goede verklaring voor, namelijk beschermen van de andere leerlingen. De moeder van leerling X verklaart dat leerling X zich waarschijnlijk niet veilig voelde op school, omdat zijn veilige spullen en speelgoed van hem werden afgepakt. Autistische kinderen hebben speciale interesses en die van hem zijn speelgoed en dat is volgens zijn moeder een soort troost voor hem.
3.20.
Verwijt c is komen vast te staan, maar het is de kantonrechter niet gebleken dat [verweerster] speelgoed afpakte als dat niet nodig was, of dat ze leerling X onnodig heeft beperkt in zijn keuzes. Of hij zich bij ISA onveilig voelde, kan de kantonrechter niet vaststellen, maar het kan [verweerster] niet worden verweten dat zij ingreep om andere leerlingen te beschermen. [verweerster] heeft als docent de verantwoordelijkheid voor alle leerlingen in de klas. Mede gelet op de problematiek rondom leerling X, levert dit verwijt dus geen reden op voor een ontslag op de e-grond.
d.
Ongepast praten over leerlingen waaronder dat een leerling mogelijk een moordenaar zou worden
3.21.
Uit de gespreksverslagen blijkt dat [verweerster] het woord moordenaar heeft gebruikt bij collega’s, maar uit de gespreksverslagen blijkt niet dat [verweerster] letterlijk heeft gezegd dat leerling X en/of een andere leerling een moordenaar zouden worden. Uit het verslag van de moeder van leerling X, die ook een collega is van [verweerster] , blijkt dat [verweerster] naar een documentaire over seriemoordenaars had gekeken en vervolgens begon over de hersenen van leerling X. Ze zei niet dat leerling X een seriemoordenaar zou worden, maar ze relateerde wat ze in de documentaire had gezien aan leerling X. Uit de gespreksverslagen van de andere geïnterviewden blijkt niet duidelijk wat [verweerster] over de andere leerling zou hebben gezegd, want dat was lang geleden.
3.22.
Verwijt d is dus niet komen vast te staan, althans het is wel ongepast geweest wat [verweerster] heeft gezegd tegen de moeder van leerling X, maar ze heeft niet letterlijk gezegd dat leerling X een moordenaar zou worden. De moeder van leerling X was bovendien ook een collega van [verweerster] , wat van belang is voor de context waarin wat [verweerster] heeft gezegd moet worden beoordeeld. Het verwijt levert in ieder geval geen reden op voor een ontslag op de e-grond.
e.
Bij wijze van straf kinderen op stoel vastbinden en/of huilend isoleren
3.23.
[verweerster] verklaart dat ze bij een leerling, in overleg met de ‘ [functie 3] ’, een losse elastieken band om zijn pols deed, zodat hij daar aan kon zitten als hij een woedeaanval had. Ook verklaart ze dat ze bij hem soms een verzwaringsdeken gebruikte, om hem te kalmeren. [verweerster] ontkent dat ze kinderen heeft vastgebonden op een stoel. Twee betrokkenen verklaren echter dat [verweerster] een leerling heeft vastgebonden op een stoel. Dit zou zes jaar geleden zijn gebeurd. De onderzoeker heeft niet doorgevraagd, bijvoorbeeld hoe de leerling werd vastgebonden en voor hoe lang. Het zou dus ook kunnen dat de leerling met een verzwaringsdeken op de stoel werd gezet en dat dit wellicht met een goede reden was. De [functie 3] van destijds is niet geïnterviewd door de onderzoeker.
3.24.
Met betrekking tot een andere leerling verklaren betrokkenen dat hij heel slim was, maar instructies van [verweerster] niet opvolgde. Deze leerling zou door [verweerster] langere tijd op een stoel zijn gezet en door [verweerster] uit de klas zijn meegenomen, maar de context ontbreekt. Een betrokkene verklaart dat zij en [verweerster] een andere aanpak hadden als het om deze leerling ging, maar dat na het inschakelen van de speltherapeut [verweerster] zich bij de adviezen had neergelegd.
3.25.
Over nog een andere leerling wordt door een betrokkene verklaard dat [verweerster] hem een keer uit de klas nam waarbij [verweerster] zo’n vijf minuten alleen met hem was. Bij terugkomst in de klas keek hij zielig volgens de betrokkene die dit verklaart. [verweerster] verklaart dat ze wel eens een leerling mee naar buiten het klaslokaal nam om te kalmeren.
3.26.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de verklaringen niet blijkt dat [verweerster] bij wijze van straf kinderen heeft vastgebonden op een stoel en/of heeft geïsoleerd, althans dat niet gebleken is dat [verweerster] daarbij verwijtbaar heeft gehandeld. De context waarin dit verwijt moeten worden beoordeeld ontbreekt, want de onderzoeker heeft niet doorgevraagd. Verwijt e is dus niet komen vast te staan.
f.
Eten van de lunch van leerlingen
3.27.
Op 5 december 2022 heeft [verweerster] een waarschuwing gehad dat ze niet van het eten van de leerlingen mocht eten. Volgens de gespreksverslagen is [verweerster] met dit gedrag ook na de waarschuwing niet gestopt. De verklaring van [verweerster] is dat ouders van leerlingen moeilijk kunnen doen als de leerlingen niet genoeg hebben gegeten en dat ze dus haar best doet om de kinderen te laten eten, bijvoorbeeld door soms zelf een hapje te nemen en dan vervolgens het kind een hapje te laten nemen. Ze at dus zelf van de lunch ter aanmoediging en niet omdat ze zelf thuis van haar man geen pasta mocht eten, zoals sommige betrokkenen verklaren. [verweerster] ontkent dat ze daarbij het bestek gebruikte van de leerlingen.
3.28.
Verwijt f is naar het oordeel van de kantonrechter komen vast te staan. Dit verwijt op zichzelf of in samenhang met de overige verwijten die zijn komen vast te staan, levert echter geen grond op om [verweerster] te ontslaan op de e-grond. Het is weliswaar in strijd met de bij ISA geldende regels om te eten van de lunch van de kinderen en [verweerster] is hiervoor gewaarschuwd, maar de kantonrechter vindt het niet ernstig genoeg om een docent die al 17 jaar in dienst is, om deze reden te ontslaan op de e-grond. Een (laatste) schriftelijke waarschuwing was dan meer op zijn plaats geweest.
g.
Tegen een leerling zeggen dat ze hem wil vermoorden
3.29.
[verweerster] ontkent dat ze tegen een leerling heeft gezegd dat ze hem wil vermoorden, maar uit de gespreksverslagen blijkt dat iemand heeft gehoord dat [verweerster] in 2020 meermalen tegen een leerling zei ‘Niet doen. Ik ga je vermoorden’. Daarnaast is er een verklaring van horen zeggen. Volgens de getuige maakte het kind een ploppend geluid als hij nerveus was en kon [verweerster] daar niet tegen. De kantonrechter wil wel aannemen dat [verweerster] , als reactie op dat geluid, tegen de leerling heeft gezegd dat ze hem wilde vermoorden, wat natuurlijk niet gepast is. Toch levert dit geen reden op voor een ontslag op de e-grond, want [verweerster] is op dit gedrag nooit aangesproken, het is inmiddels meer dan 5 jaar geleden en [verweerster] heeft daarna geen soortgelijk gedrag meer laten zien.
h.
Een leerling achterlaten tijdens een brandoefening
3.30.
[verweerster] verklaart dat iedere volwassene tijdens de brandoefening een groepje van vier of vijf kinderen had. [verweerster] liep voorop en kon niet zien wat er achter haar gebeurde onderweg naar buiten. Toen ze buiten waren en [verweerster] de kinderen telde, was het betreffende kind er weer. Uit de gespreksverslagen blijkt dat niemand het toilet had gecontroleerd, maar ook dat er geen duidelijke afspraken waren over wie wat moest doen bij een brandoefening. Uit een gespreksverslag volgt bijvoorbeeld dat deze persoon alle jassen pakte en met twee kinderen naar buiten liep. De getuigen sluiten de lezing van [verweerster] niet uit, en als het klopt dat iedere volwassene een groepje kinderen mee naar buiten neemt, dan is het niet aan [verweerster] te wijten dat een ander groepje niet compleet is. Verwijt h is dus geen reden om [verweerster] te ontslaan op de e-grond.
i.
Weigeren om leerlingen te verschonen
3.31.
[verweerster] ontkent dat ze leerlingen niet verschoonde om hen een lesje te leren. [verweerster] verklaart dat in haar klaslokaal geen goede plek was om de kinderen te verschonen en dat ze daarom naar de Nursery ging die aan de andere kant van de gang was. Ook werden assistenten wel eens gevraagd om te wachten met verschonen, omdat anders de andere kinderen met onvoldoende toezicht achterbleven. [verweerster] verklaart met betrekking tot een specifieke leerling dat ze samen met de ouders op advies van hun therapeut werkte aan gedrag dat leidde tot ongelukjes. Over deze leerling verklaren de andere betrokkenen. De onderzoeker heeft [verweerster] niet gevraagd naar specifiek deze leerling, maar alleen geconfronteerd met de algemene klacht dat ze leerlingen niet verschoonde. ISA heeft niet onderzocht of er speciale afspraken waren over het verschonen van deze leerling. De feiten en omstandigheden waardoor sprake is van verwijtbaar gedrag ontbreken. Er wordt verklaard over [verweerster] dat ze van de oude stempel (‘old school’) is, maar het is niet gebleken dat ze leerlingen bewust niet liet verschonen om ze een lesje te leren. Verwijt i is daarom onvoldoende reden om [verweerster] te ontslaan op de e-grond.
j.
Respectloos communiceren over collega’s
3.32.
[verweerster] verklaart dat ze haar assistenten inderdaad haar Assepoesters noemde en dat dit begon als grap, omdat de assistenten het schoonmaakwerk deden en zich een Assepoester voelde. Het was volgens [verweerster] niet denigrerend bedoeld, maar het is kennelijk wel als grensoverschrijdend ervaren en dus naar het oordeel van de kantonrechter verwijtbaar. Het is echter niet gebleken dat [verweerster] hierop is aangesproken. Uit de verklaringen blijkt dat de assistenten het lieten gebeuren en er geen melding van hebben gemaakt, waardoor [verweerster] ook niet de kans heeft gehad zich hiervoor te verontschuldigen en voortaan de denigrerende opmerkingen achterwege te laten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat verwijt j wel is komen vast te staan, maar niet ernstig genoeg is om [verweerster] te ontslaan op de e-grond.
k.
Collega’s verantwoordelijk maken voor innemen medicatie
3.33.
[verweerster] heeft collega’s gevraagd om haar eraan te helpen herinneren dat ze haar medicatie moet innemen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet hetzelfde als de verantwoordelijkheid bij de ander leggen. Dit verwijt is dus niet komen vast te staan en collega’s vragen om haar te helpen herinneren, is wellicht wat ongepast, maar levert geen reden op voor ontslag op de e-grond.
Wat wist ISA en wat heeft ISA gedaan?
3.34.
[verweerster] wordt ook verweten dat ze haar gedrag in de klas aanpaste zodra een meer senior collega de klas bezocht. Hieruit zou onder meer volgen dat ISA niet op de hoogte was van de verweten gedragingen, maar dat is onjuist. Uit de gespreksverslagen blijkt dat meerdere betrokkenen hun zorgen hebben geuit over [verweerster] bij [D] en dat ook [E] , op dat moment de [functie 4] van ISA, op de hoogte was dat er vraagtekens werden geplaatst bij de manier van lesgeven door [verweerster] . Uit de gespreksverslagen komt ook naar voren dat mensen niet hebben gesproken uit angst dat hun contract niet zou worden verlengd. Dat kan echter [verweerster] niet worden tegenworpen en is eerder verwijtbaar aan ISA. De psychische problemen waar [verweerster] mee kampte, speelden al langere tijd en waren ook bij de school bekend, zoals blijkt uit meerdere verklaringen. Volgens ISA veroorzaakten de persoonlijke en medische omstandigheden stress en prikkelbaar gedrag in de klas. [verweerster] was regelmatig afwezig vanwege arbeidsongeschiktheid. [verweerster] verklaart zelf dat ze psychisch overbelast was en mogelijk anders heeft gereageerd op situaties dan zij normaal zou hebben gereageerd.
3.35.
Uit de gespreksverslagen blijkt ook dat in het klaslokaal altijd meerdere personen tegelijk aanwezig zijn en dat verwijtbaar gedrag dus niet ongemerkt kan plaatsvinden. Voor zover verwijtbaar gedrag heeft plaatsgevonden, is het dus niet gemeld of, waar het wel is gemeld, door ISA niet adequaat op gereageerd. Het is duidelijk dat ISA geen protocol had voor werknemers om meldingen te doen over collega’s.
3.36.
ISA is uiteindelijk pas in actie gekomen, nadat op 1 februari 2024 de klokkenluidersmeldingen binnenkwamen. Na het incident van 26 april 2023 heeft op 2 mei 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en [E] . Volgens [verweerster] is het incident van 26 april 2023 toen besproken. Van dat gesprek zou een verslag zijn gemaakt, maar ISA heeft – na eerst te hebben ontkend dat dat gesprek heeft plaatsgevonden – dat verslag niet in deze procedure gebracht. De kantonrechter kan dus niet vaststellen wat tijdens dat gesprek is besproken.
3.37.
De kantonrechter kan dus niet vaststellen wat precies is gebeurd en in hoeverre [verweerster] verwijtbaar gedrag heeft vertoond, mede omdat geen zorgvuldig onderzoek is gedaan door de onderzoeker. De kantonrechter kan ook niet vaststellen of gedrag van [verweerster] wellicht (ook) is veroorzaakt door de psychische problemen waar zij mee kampte, want dat is kennelijk niet onderzocht door de bedrijfsarts. Wel staat vast dat ISA, althans de leidinggevende van [verweerster] , meer wist dan zij in het verzoekschrift doet voorkomen, maar daar te weinig mee heeft gedaan.
3.38.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat ISA de verantwoordelijkheid rondom leerling X te veel op het bord van [verweerster] schuift. Volgens de onderzoeker ‘triggert’ [verweerster] het problematische gedrag van leerling X, maar dat is onjuist, want uit de stukken blijkt dat leerling X bijvoorbeeld ook op 29 maart 2023 een heftig incident had op school en toen was [verweerster] niet aanwezig. Bovendien was al duidelijk dat leerling X een moeilijk kind was en veel ondersteuning nodig zou hebben, voordat hij bij [verweerster] in de klas werd geplaatst. Dit volgt uit de e-mailcorrespondentie tussen [D] en de ouders van leerling X en de correspondentie tussen [D] en [verweerster] . Ook uit de verklaring van de persoon die leerling X heeft geplaatst in de klas van [verweerster] , blijkt dat er twijfels waren of de klas van [verweerster] geschikt was voor leerling X, maar dat er geen andere opties waren. ISA was duidelijk handelingsverlegen als het gaat om de ‘special needs’ van leerling X. Uit de gespreksverslagen komt vaker terug dat de docenten en assistenten geen training kregen om kinderen met special needs te begeleiden. De observatie en adviezen vanuit [instelling] waren op verzoek van de ouders van leerling X. Uit de verklaring van de assistent van [verweerster] die verantwoordelijk was voor de één-op-één begeleiding van leerling X, volgt dat de stevige benadering van [verweerster] overeenkwam met de adviezen van [instelling] , maar dat de assistent daar zelf niet tegen kon. Daarom riep ze [verweerster] om het over te nemen, terwijl de onderzoeker concludeert dat [verweerster] daarover liegt en dat [verweerster] geweigerd zou hebben de instructie op te volgen om niet langer individueel contact te hebben met leerling X. Uit de verklaring van de assistent blijkt echter dat [verweerster] niet anders kon.
3.39.
De ouders van leerling X hebben ISA aansprakelijk gesteld. Inmiddels is leerling X overgeplaatst naar een andere school, waar hij speciaal onderwijs volgt. Volgens [verweerster] wordt zij doelbewust geofferd, zodat ISA de schuld buiten zichzelf kan leggen, en daar kan de kantonrechter [verweerster] deels in volgen. De kantonrechter is van oordeel dat ISA verantwoordelijk was voor de situatie, en niet [verweerster] . [verweerster] was niet voldoende toegerust als docent voor deze leerling met special needs en ISA wist dat, althans had dit kunnen weten gelet op de signalen die haar hadden bereikt over zowel deze leerling X als over het gedrag van [verweerster] . De situatie met leerling X legt verder bloot dat ISA tekortschiet als het gaat om protocol rondom het melden van incidenten met leerlingen. Het gebrek aan protocol dat op dat moment van kracht was, hoort echter niet te worden toegeschreven aan [verweerster] .
3.40.
Van kindermishandeling en/of ander verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerster] , zodanig dat van ISA niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, is niet gebleken. Het primaire ontbindingsverzoek op de e-grond wordt daarom afgewezen.
Wel ontbinding vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (‘g-grond’)
3.41.
Het subsidiaire verzoek van ISA, namelijk ontbinding vanwege een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie (zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW), wordt wel toegewezen. ISA stelt dat door het handelen van [verweerster] , zij het vertrouwen in haar is verloren. [verweerster] zou geen zelfreflectie hebben getoond, waardoor ISA geen moeite wil stoppen in het herstellen van het vertrouwen. ISA heeft daarom het voorstel om met elkaar in mediation te gaan geweigerd. [verweerster] erkent dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, maar zij meent dat alleen ISA daarvoor verantwoordelijk is.
3.42.
Omdat beide partijen het eens zijn dat de relatie ernstig en duurzaam is verstoord, is sprake van een redelijke grond voor ontbinding.
Opzegverbod staat niet aan ontbinding in de weg
3.43.
De kantonrechter mag niet ontbinden als er een opzegverbod geldt [2] , tenzij het ontbindingsverzoek geen verband houdt met het opzegverbod of als het eindigen van de arbeidsovereenkomst ook in het belang van werknemer is. [3] [verweerster] doet een beroep op dit opzegverbod, want zij is arbeidsongeschikt, maar ISA stelt dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerster] .
3.44.
De kantonrechter kan in het midden laten of de verweten gedragingen en verstoorde arbeidsrelatie verband houden met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] . De kantonrechter oordeelt namelijk dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst in dit geval ook in het belang is van [verweerster] . Een terugkeer van [verweerster] is niet realistisch, want het vertrouwen tussen ISA en [verweerster] is onherstelbaar beschadigd. Zonder vertrouwen kan [verweerster] haar werk niet uitoefenen. Bovendien is [verweerster] al langdurig arbeidsongeschikt en heeft de bedrijfsarts in ieder geval op 18 juni 2024 geoordeeld dat aanwezigheid op de werkvloer leidt tot toename van gezondheidsklachten. Een afwijzing van het ontbindingsverzoek heeft dus niet tot gevolg dat [verweerster] haar (re-integratie)werkzaamheden bij ISA kan hervatten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het ook in het belang is van [verweerster] dat de arbeidsovereenkomst met ISA eindigt, zodat zij dit hoofdstuk kan afsluiten en zich kan focussen op haar herstel en toekomst buiten ISA.
3.45.
Herplaatsing in een andere functie binnen ISA ligt vanwege het voorgaande niet in de rede.
Conclusie: ontbinding per 1 maart 2026
3.46.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 maart 2026. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, want [verweerster] heeft een opzegtermijn van vier maanden. De duur van deze procedure wordt niet in mindering gebracht, omdat de ontbinding het gevolg van is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. [4]
ISA moet de transitievergoeding betalen
3.47.
Omdat de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van de werkgever, heeft [verweerster] recht op een transitievergoeding. ISA stelt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] , waardoor [verweerster] haar recht op de transitievergoeding zou hebben verloren, maar daar is de kantonrechter niet mee eens. [verweerster] heeft niet verwijtbaar gehandeld. De hoogte van de transitievergoeding bedraagt bij een einde van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2026 en op basis van een bruto salaris van € 6.688,04 per maand (exclusief 8% vakantietoeslag) € 46.117,75 bruto. [5]
3.48.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt ook toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 april 2026.
ISA moet ook een billijke vergoeding betalen
3.49.
De kantonrechter ziet aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen van € 25.000,00 zoals verzocht. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. [6] Bij de beoordeling of de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. [7] In dit geval is sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Dat wordt als volgt toegelicht.
3.50.
ISA heeft tijdens het onderzoek onvoldoende oog gehad voor de belangen van [verweerster] . Het had op de weg van ISA gelegen om eerst zelf een gesprek te voeren met [verweerster] over de meldingen en haar kant van het verhaal te horen. In plaats daarvan is [verweerster] , op dat moment arbeidsongeschikt, onderworpen aan een twee uur durend verhoor door een externe onderzoeker en moest zij van de onderzoeker horen wat haar werd verweten. ISA verwijst naar het verslag van de bedrijfsarts waaruit zou volgen dat [verweerster] in staat was om te worden gehoord, maar in dat verslag staat alleen dat partijen met elkaar in gesprek moeten over het arbeidsconflict en dat [verweerster] daarvoor belastbaar is. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter iets anders dan een verhoor door een externe onderzoeker.
3.51.
Vervolgens heeft de onderzoeker haar werk ondeugdelijk verricht, waardoor [verweerster] is beschuldigd van kindermishandeling, terwijl dat niet is komen vast te staan. Dit heeft er mede voor gezorgd dat de relatie tussen partijen onherstelbaar is beschadigd. Het is weliswaar de onderzoeker geweest die concludeert dat sprake is van kindermishandeling, maar ISA heeft die conclusie overgenomen zonder zelf, op basis van alle omstandigheden van het geval, een eigen oordeel te vormen. Een van de omstandigheden is bijvoorbeeld dat in meerdere opzichten is gefaald ten aanzien van de begeleiding van leerling X en dat [verweerster] daar dus niet als enige de schuld van moet krijgen. ISA heeft haar eigen rol in het geheel niet willen onderkennen, terwijl zij wel op de hoogte was van de problematische situatie.
3.52.
ISA heeft ook niet willen werken aan herstel van de relatie, bijvoorbeeld via mediation, omdat voor haar een exit al vaststond. De verstoorde arbeidsrelatie is dus niet alleen veroorzaakt door ISA, maar ook door haar in stand gehouden. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van ISA, waardoor [verweerster] recht heeft op een billijke vergoeding.
3.53.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [8] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen. De kantonrechter is van oordeel dat de billijke vergoeding zoals verzocht door [verweerster] redelijk is en recht doet aan de situatie. [verweerster] is arbeidsongeschikt en 61 jaar oud, waardoor haar kansen op de arbeidsmarkt beperkt zijn.
3.54.
De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de veertiende dag na de datum van deze beschikking.
3.55.
ISA krijgt de gelegenheid om het verzoek in te trekken, binnen de hierna genoemde termijn, omdat aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden. [9]
De proceskosten
3.56.
De proceskosten komen voor rekening van ISA, omdat ISA overwegend ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van ISA. De proceskosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op € 1.221,00 (€ 1.086,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
3.57.
Als ISA het ontbindingsverzoek intrekt, zal ISA alsnog de proceskosten van ISA moeten betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
stelt ISA in de gelegenheid om het verzoek uiterlijk 1 december 2025 in te trekken, door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij,
Voor het geval ISA het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
4.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2026,
4.3.
veroordeelt ISA om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van € 46.117,75 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2026, tot aan de dag van de gehele betaling,
4.4.
veroordeelt ISA om aan [verweerster] een billijke vergoeding te betalen van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de veertiende dag na de datum van deze beschikking, tot aan de dag van de gehele betaling,
4.5.
veroordeelt ISA in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als ISA niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
4.6.
verklaart deze beschikking wat betreft de onder 4.3 tot en met 4.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad [10] ,
4.7.
wijst het meer of anders verzochte af,
Voor het geval ISA het verzoek binnen die termijn intrekt:
4.8.
veroordeelt ISA in de proceskosten van € 1.086,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster] en € 135,00 aan nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als ISA niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
4.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
Deze beschikking is gegeven door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens op 22 oktober 2025.
SB5790

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:671b lid 2 BW.
3.Artikel 7:671b lid 6, onder a en b BW.
4.Artikel 7:671b lid 9, onder a, BW.
5.Duur dienstverband 19 jaren en 10 dagen en bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag bedraagt € 7.223,08 bruto.
6.Artikel 7:671b lid 9, onder c, BW.
7.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2022:63 (
8.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 juni 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2018:878 (
9.Artikel 7:686a lid 6 BW.
10.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.