ECLI:NL:RBMNE:2025:5465

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
16.402711.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot doodslag en medeplegen van poging tot afpersing met veroordeling tot gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en medeplegen van poging tot afpersing. De verdachte heeft op 16 december 2024 in Almere geprobeerd om een slachtoffer met een mes van het leven te beroven en heeft daarbij meerdere steekwonden toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in nauwe samenwerking met een medeverdachte, het slachtoffer naar een afgelegen plek heeft gelokt met de bedoeling hem te beroven. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer meerdere keren gestoken, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, inclusief wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot diefstal, maar heeft de poging tot doodslag en de subsidiaire poging tot afpersing bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16.402711.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 21 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [2003] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 7 oktober 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. M.S. Martherus-Meijers;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M.P.M. Balemans;
  • de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M. Vié.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat, op 16 december 2024 in Almere:
feit 1 primair:heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of snijden,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling,
feit 2 primair: heeft geprobeerd om samen met een ander, althans alleen, geld en/of een telefoon van [slachtoffer] weg te nemen, voorafgegaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld,
subsidiairten laste gelegd als medeplegen van poging tot afpersing.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Bewijs feit 1 primair en feit 2 subsidiair / Vrijspraak feit 2 primair

Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe betrouwbaar de verklaringen van de betrokkenen in deze zaak zijn.
Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij op 16 december 2024 in de avond met de vrouwelijke medeverdachte had afgesproken in Almere. Zij had een plaats aangegeven waar ze elkaar zouden ontmoeten. Toen aangever in Almere was aangekomen, ging hij samen met haar een rondje lopen. Ineens kwam de verdachte op hem afrennen. Aangever schrok hiervan en rende weg. De verdachte rende achter hem aan. Toen aangever op een gegeven moment stopte met rennen, ontstond er een worsteling. Aangever zag toen dat de verdachte een mes in zijn hand had en hem begon te steken. Aangever voelde pijn achter zijn linkeroor en voelde dat hij daar aan het bloeden was. Daarna beet aangever in de vinger van de verdachte. Nadat de verdachte aangever meerdere keren had gestoken, is de verdachte weggerend. Vervolgens rende de verdachte terug naar aangever en vroeg of aangever geld of een telefoon bij zich had. Aangever zei toen dat hij niets bij zich had. Toen is de verdachte weggegaan. Aangever is hierna teruggelopen naar zijn bus. In het ziekenhuis kreeg hij te horen dat hij in totaal zeven keer in zijn lichaam is gestoken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op een afstand zat te kijken naar aangever en de medeverdachte toen zij met elkaar hadden afgesproken. Toen hij zag dat de medeverdachte en aangever een woordenwisseling hadden, is hij naar de aangever toe gerend. Hij wilde de medeverdachte beschermen. Toen aangever wegrende, is de verdachte achter hem aangerend. Vervolgens kwamen ze in een worsteling terecht. Toen aangever in de vinger van de verdachte beet en het de verdachte niet lukte om los te komen, heeft hij aangever uit zelfverdediging met een mes gestoken.
De medeverdachte heeft in een studioverhoor op 5 februari 2025 verklaard dat zij de verdachte heeft leren kennen via social media en ze voor 16 december 2024 regelmatig contact met elkaar hadden. De verdachte heeft op een gegeven moment gezegd dat hij iemand wilde beroven en dat de medeverdachte iemand moest regelen die ze konden beroven. De medeverdachte heeft toen contact opgenomen met aangever. Ze liet vervolgens aan de verdachte weten dat ze iemand had geregeld. De verdachte gaf aan dat zij en aangever moesten afspreken op een plek waar het rustig was en niemand hen kon zien. De medeverdachte vroeg of aangever op 16 december 2024 naar Almere wilde komen. Vlak voordat de medeverdachte en aangever hadden afgesproken, stuurde de medeverdachte haar locatie naar aangever. De verdachte en de medeverdachte zijn samen naar de plek waar de medeverdachte met aangever had afgesproken toegegaan. De verdachte heeft voor deze afspraak tegen de medeverdachte gezegd dat hij in het gezicht van aangever zal schreeuwen en zal zeggen “Geef geld!”. Ook heeft de medeverdachte voor de afspraak met aangever gezien dat de verdachte een mes bij zich had. Toen de medeverdachte en aangever elkaar hadden ontmoet en aan het praten waren, kwam de verdachte ineens tevoorschijn. Hij rende achter aangever aan. De medeverdachte heeft de worsteling tussen aangever en de verdachte niet gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever betrouwbaar is. Aangever heeft bij de politie en de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd over het incident verklaard. Verder wordt deze verklaring ondersteund door de letselbeschrijving, de verklaring van de medeverdachte en grotendeels door de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de medeverdachte over de aanleiding van het incident betrouwbaar is. De minderjarige medeverdachte heeft weliswaar wisselend verklaard, maar heeft daarover uiteindelijk in een studioverhoor gezegd dat zij onder druk was gezet door de verdachte. Ze heeft zichzelf uiteindelijk belast door te verklaren dat ze met aangever heeft afgesproken om hem te beroven. Ook wordt haar verklaring bevestigd door de chats tussen de verdachte en de medeverdachte.
De rechtbank neemt de verklaring van aangever over het incident en de wijze waarop hij door de verdachte met het mes is gestoken en de verklaring van de medeverdachte over de aanleiding van het incident daarom als uitgangspunt.
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
De vraag die de rechtbank bij feit 2 moet beantwoorden, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging met geweld of het medeplegen van een poging tot afpersing.
De feitelijke gedragingen van de verdachte kunnen slechts geduid worden als poging tot afpersing en niet als een poging tot diefstal met geweld. De voor diefstal karakteristieke eigenmachtige wegnemingshandeling van de verdachte kan namelijk niet uit het bewijs worden afgeleid. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
3.3.1.
Bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen feit 1 primair (poging tot doodslag)
De rechtbank oordeelt dat feit 1 primair is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
1. Het
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] (
Rb: de medeverdachte)had mij een locatie gestuurd en daar ben ik naartoe gereden. Het was op een parkeerplaats vlakbij een container. We gingen toen een rondje lopen en toen kwam er ineens een jongen vanuit het niets aangerend. Ik ging toen ook rennen, want ik schrok heel erg. Deze jongen rende achter mij aan. Ik kon op een gegeven moment niet meer rennen. Toen duwde die jongen mij en duwde ik hem terug en vroeg ik wat er aan de hand was.
Ik zag dat de jongen een mes in zijn rechterhand had. Meteen daarna ging hij mij steken. Ik voelde het eerst in mijn hoofd. Ik voelde gelijk het bloed achter mijn linkeroor.
Die jongen kwam rennend en schreeuwend op mij af. Ik schrok hier heel erg van en daarom ben ik weg gaan rennen. Hierna heb ik [medeverdachte] niet meer gezien. Ik heb het gevoel dat [medeverdachte] bij die jongen hoorde.
Pas in het ziekenhuis hoorde ik hoe vaak ik daadwerkelijk gestoken ben. Ik ben zeven keer gestoken. Eén keer rechtsonder op mijn rug, drie keer links op mijn bovenrug, één keer in mijn linker bovenarm, één keer in mijn linkerwang en één keer achter mijn linkeroor. Toen ik stopte met wegrennen, duwde die jongen mij en duwde ik hem terug. Daarna voelde het alsof we aan het duwen en trekken waren. Ik voelde pijn achter mijn oor en ik zag en voelde dat ik bloedde. Ik raakte hierdoor een beetje in paniek. Volgens mij heb ik in de vinger van die jongen gebeten.
Nadat de jongen mij meerdere keren had gestoken, rende hij weg. [2]
2. De verdachte heeft ter terechtzitting onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Toen de medeverdachte op 16 december 2024 in Almere met aangever had afgesproken stond ik op een afstand te kijken. Ik had toen een mes bij mij. Ik ben op aangever afgerend. Aangever rende weg en ik rende achter hem aan. Toen kwamen we in een worsteling terecht. Hij beet mij in mijn vinger en liet niet los. Ik heb hem, tijdens het duwen en trekken, meerdere keren gestoken. Na de worsteling ben ik weggegaan, omdat ik veel pijn had aan mijn hand. Ik weet niet waar aangever toen heen is gegaan.
3. Uit een
forensisch medisch letselrapportagevan GGD Utrecht, opgemaakt door S.H. Cuijpers, van 7 juli 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Samenvatting letsel
A. Bloeduitstorting: Buitenzijde schedelbot bevat een subgaleaal hematoom.
B. Penetrerend letsel: In totaal 7 letsels.
• Linkerwang
• Linkeroor
• Drietal letsels aan achterzijde borstkas
o Aan de achterzijde zijwaarts (dorsolateraal) van de schouder
o Zij/onderwaarts van de schouder
o Ter hoogte van de tweede borstwervel (thoracaal 2).
• Bekkenkam rechts, tot en met de ruimte onder de huid (subcutis)
• De linker bovenarm met lucht in de weke delen (subcutaan emfyseem)
C. Klaplong: Aan de linkerzijde van de borst ten gevolge van penetrerend letsel.
D. Subcutaan emfyseem: In de linker bovenarm en bij de borstkas ten gevolge van penetrerend letsel.
E. Perforatie (beschadiging) van het schouderblad ten gevolge van penetrerend letsel.
Potentiële gevolgen van letsel
Scherprandig letsel ter hoogte van de borstkas wordt in de medische wetenschap als potentieel levensbedreigend beschouwd.
Gelet op de anatomische locatie van de verwondingen aan de borstkas, het aantal letsels en het feit dat sprake was van zowel een subcutaan emfyseem en een klaplong, moet worden geconcludeerd dat het geheel aan letsels vanuit medisch oogpunt potentieel dodelijk is. [3]
Bewijsoverweging feit 1 primair
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 16 december 2024 in Almere aangever meerdere keren met een mes heeft gestoken. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte had kunnen leiden tot de dood van aangever en of de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans daarop.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat aangever scherprandig letsel heeft opgelopen op meerdere plekken aan de achterzijde van de borstkas, de rechter bekkenkam (bij de buik), het hoofd (oor en wang) en de linkerarm. Dit heeft geleid tot subcutaan emfyseem (een luchtophoping onder de huid) en een klaplong. Door een deskundige is geconcludeerd dat het letsel van aangever potentieel dodelijk was.
Naar algemene ervaringsregels levert het steken in de borstkas en buik een aanmerkelijke kans op de dood op omdat zich daar vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevinden. Als deze geraakt worden is in de regel sprake van een levensbedreigende situatie die tot de dood van het slachtoffer kan leiden. Omdat het algemene ervaringsregels betreft heeft iedereen, dus ook de verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Dat de verdachte desondanks het slachtoffer meerdere keren heeft gestoken op deze kwetsbare plekken, moet naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bij zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever. De verdachte heeft bewust de kans aanvaard dat door zijn handelen aangever zou komen te overlijden. Het letsel is nu “beperkt” gebleven, maar dat is niet aan de verdachte te danken. Het letsel had makkelijk erger kunnen zijn en tot de dood van aangever kunnen leiden.
De rechtbank is van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
Bewijsmiddelen feit 2 subsidiair (medeplegen van poging tot afpersing)
De rechtbank oordeelt dat feit 2 subsidiair is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Het
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Nadat de jongen mij meerdere keren had gestoken, rende hij weg. Vervolgens kwam de jongen weer terug gerend en vroeg hij mij of ik nog iets bij mij had. Hij vroeg of ik geld of een telefoon bij mij had. Ik zei tegen hem dat ik niets bij mij had. [4]
2. Het
proces-verbaal van het studioverhoor minderjarige verdachte [medeverdachte], onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hij
(rechtbank: de verdachte)wilde dat ik iemand ging regelen. Hij wou iemand beroven omdat hij geld wou. Ik was in paniek dus ik wist niet wat ik moest doen. Daarna had ik gewoon iemand gebeld. Ik had [slachtoffer] gebeld. Ik had niet tegen [slachtoffer] gezegd wat er precies gaande was, ik zei alleen tegen hem van: “Wil je alsjeblieft komen? en “Kom we gaan afspreken” en toen kwam hij dus die maandag.
Ik had tegen hem
(Rb: de verdachte)gezegd dat ik iemand voor hem had geregeld. Hij zei tegen mij: “Ok, laat hem maandag naar Almere-Stad komen, hierachter bij die containers huis, toen kwam diegene daarheen.
[verdachte] en ik gingen naar die plek toe en toen ik mijn locatie naar [slachtoffer] had gestuurd, kwam hij. Daarna kwam [verdachte] achter mij staan en ging hij hem steken.
Ik had later aan hem gevraagd waarom hij een mes bij zich had. Hij zei toen tegen mij: “Ik ga mezelf verdedigen, ik ga hem beroven.” [5]
3. Uit het
proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon)van 28 december 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 28 december 2024 stelde ik een onderzoek naar de telefoon van het slachtoffer in waarin het volgende chatgesprek tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] (in zijn telefoon “ [accountnaam medeverdachte] ” genoemd) is geregistreerd:
Van
Datum en tijd
Inhoud
[slachtoffer]
15-12-2024 17:00:22(UTC+0)
Yo
[medeverdachte]
15-12-2024 17:01:24(UTC+0)
Heyy kan je om 5
[medeverdachte]
15-12-2024 17:01:38(UTC+0)
Want om 2 uur heb ik afspraak in het ziekenhuis
[slachtoffer]
15-12-2024 17:01:52(UTC+0)
Is goed
[slachtoffer]
15-12-2024 17:27:41(UTC+0)
Ik kom dan wel
[slachtoffer]
15-12-2024 17:28:07(UTC+0)
Wat gaan we doen dan morgen
[medeverdachte]
15-12-2024 17:28:33(UTC+0)
Gwn gezellig lopen en kletsen
Van
Datum en tijd
Inhoud
[slachtoffer]
16-12-2024 16:05:29(UTC+0)
Hoe laat moet ik komen
[medeverdachte]
16-12-2024 16:05:42(UTC+0)
Als je kan nu
[medeverdachte]
16-12-2024 16:08:20(UTC+0)
Audiofragement
Als je kan of je nu kan komen alsjeblieft
[slachtoffer]
16-12-2024 16:09:00(UTC+0)
Ik ga zo rijden
[medeverdachte]
16-12-2024 16:09:17(UTC+0)
En ik weet ook een goeie plek enz
[medeverdachte]
16-12-2024 16:09:29(UTC+0)
In Almere
[medeverdachte]
16-12-2024 16:09:39(UTC+0)
Dan kunnen we lopen in parkje
[slachtoffer]
16-12-2024 18:08:44(UTC+0)
Hoe heet die straat
[medeverdachte]
16-12-2024 18:09:52(UTC+0)
Attachment not found:
[…]
[medeverdachte]
16-12-2024 18:09:55(UTC+0)
Hier [6]
4. Uit het
proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon)van 18 december 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Er is onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte] ingesteld. Ik zag dat er op 15 december 2024 een chatconversatie was tussen [medeverdachte] en [verdachte] ♥. Uit eerder genoemde informatie is het zeer aannemelijk dat de gebruiker van het account ‘ [accountnaam medeverdachte] ’ betrokkene [medeverdachte] betreft:
From
To
Body
Timestamp-Time
[medeverdachte]
[verdachte]
Babe
15-12-2024 17.39.03(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte]
Maandag
15-12-2024 17.39.07(UTC+1)
[verdachte]
[medeverdachte] (owner)
Ja schatje
15-12-2024 17.39: 16(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte]
Ik heb net iemand
gebeld en gezegd kom maandag
15-12-2024 17:39:40(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte]
Almere
15-12-2024 17:39:43(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte] ♥
Rond 2
15-12-2024 17:39:48(UTC+1)
[verdachte]
[medeverdachte] (owner)
Heeft ie veel geld
15-12-2024 17:39:59(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte]
Ja
Kanker veel
15-12-2024 17:40.07(UTC+1)
[verdachte]
[medeverdachte] (owner)
Perfect
15-12-2024 17.40:39(UTC+1)
[verdachte] ♥
[medeverdachte] (owner)
Hij moet wel meenemen
15-12-2024 17:40:49(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte] ♥
Ik heb het net binnen 10 min geregeld
15-12-2024 17.42:14(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte]
We moeten een keertje
iemand oud
15-12-2024 17.43.01(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte] ♥
Oplichten?
15-12-2024 17.43:13(UTC+1)
[verdachte]
[medeverdachte] (owner)
Niet zo heet via hier
praten
15-12-2024 17.44:40(UTC+1)
[verdachte]
[medeverdachte] (owner)
Maar we gaan het laten lukken
15-12-2024 17:48:09(UTC+1)
[medeverdachte]
[verdachte]
Sowieso
15-12-2024 17.48:41(UTC+1)
Bewijsoverweging feit 2 subsidiair
Medeplegen
Om vast te kunnen stellen dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de poging tot afpersing van aangever moet vaststaan dat er een voldoende nauwe en bewuste samenwerking was tussen de verdachte en de medeverdachte.
Op grond van de hierboven genoemde chatberichten en
het proces-verbaal van het studioverhoor van de medeverdachtestelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte een gezamenlijk plan hebben gemaakt om aangever naar Almere te lokken en te beroven. Uit de chatgesprekken tussen de verdachte en aangever blijkt dat de medeverdachte aangever heeft uitgekozen en hem naar een specifieke locatie heeft laten komen. Aangever heeft over die afspraak verklaard dat zij een mooie dame was en hij dacht dat zij misschien wel verkering met hem wilde. Op de afgesproken locatie werd aangever opgewacht door de verdachte die zich daar had verscholen, waarna de poging tot afpersing heeft plaatsgevonden. De verdachte en de medeverdachte hebben dit plan dan ook gezamenlijk uitgevoerd.
Door het gezamenlijke plan, het bewust lokken van aangever naar een stille en donkere plek en het gezamenlijke doel om zo geld van aangever te verkrijgen, concludeert de rechtbank dat sprake is van medeplegen.
Afgifte / wegnemen
De rechtbank overweegt dat de gedragingen van de verdachte erop waren gericht om aangever tot afgifte te dwingen. De verdachte heeft onder dreiging met het (voorafgaande) geweld, tegen aangever de woorden geuit: “heb je nog iets bij je, geld of je telefoon”. De rechtbank duidt de gedragingen van de verdachte als gedragingen die aangever konden dwingen tot afgifte van goederen. Dat maakt dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking aangever hebben geprobeerd af te persen. De rechtbank komst dus tot een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1. primair:
hijop
of omstreeks16 december 2024 te Almere ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp,voornoemde [slachtoffer] in het lichaam, heeft gestoken
/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
2 subsidiair:
hijop
of omstreeks16 december 2024 te Almere tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn
mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een telefoon
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan die [slachtoffer]
en/of een derdetoebehoorde(n),
- een afspraak met voornoemde [slachtoffer] te maken en
/of
- voornoemde [slachtoffer] met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp,in het lichaam, te steken/snijden en
/of
- de woorden toe te voegen: "heb je nog iets bij je, geld of een telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
Beroep op noodweer
5.1.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer(exces) en dat hij daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat in onderhavige zaak twee keer sprake was een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, dan wel onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor waartegen verdediging noodzakelijk was. Het eerste moment was toen de medeverdachte in gevaar was toen zij met aangever aan het wandelen was en zij door aangever werd aangevallen. Het tweede moment was toen aangever de verdachte tijdens de worsteling in zijn vinger beet. De verdachte heeft aangever toen met een mes gestoken. De zelfverdediging was op deze momenten noodzakelijk.
5.1.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep op noodweer(exces) toekomt, omdat niet is gebleken van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk was. Het handelen van de verdachte kan dus ook niet worden aangemerkt als het onmiddellijke gevolg van een door die aanranding bij hem veroorzaakte hevige gemoedsbeweging.
5.1.3
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
Vaste rechtspraak [7] is dat daarvan geen sprake is indien de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat sprake was van twee noodweersituaties niet aannemelijk is geworden en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachte aangever naar een afspraak had gelokt om hem te beroven. Toen aangever met de medeverdachte aan het wandelen was, is de verdachte op hem afgerend.
Aangever rende vervolgens weg waarna de verdachte achter hem is aangerend.. De verdachte is dus degene die de fysieke confrontatie met aangever heeft opgezocht. Dat de verdachte op aangever afrende, omdat er een woordenwisseling tussen de medeverdachte en aangever zou hebben plaatsgevonden, is in het geheel niet aannemelijk geworden.
Aangezien verdachte uit was op een confrontatie, kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De gedragingen van de verdachte direct na aanvang van deze confrontatie, namelijk het achter aangever aan rennen, het ontstaan van een worsteling en naar een mes grijpen en aangever daarmee meerdere malen steken, kunnen in het verlengde daarvan niet worden aangemerkt als gerechtvaardigde verdedigingshandelingen.
Het noodweerverweer wordt reeds om deze reden verworpen. Maar ook is niet gebleken dat de medeverdachte door aangever werd aangevallen of op andere wijze in nood was.
Ook ten aanzien van het bijten in de vinger door aangever honoreert de rechtbank een beroep op noodweer niet. Aangever heeft verklaard dat hij aan het begin van de worsteling al bloed bij zijn oor voelde. Aangezien de rechtbank de verklaring van aangever volgt, zoals uitgelegd in paragraaf 3 ‘
Betrouwbaarheid verklaringen’, stelt de rechtbank vast dat de verdachte aangever eerst met het mes heeft gestoken en aangever op een later moment in de worsteling in de vinger van de verdachte heeft gebeten. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie in de zin van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte door aangever.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake was van noodweersituaties, wordt het beroep op noodweer verworpen.
De verdediging heeft subsidiair een beroep gedaan op noodweerexces. Aangezien naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een noodweersituatie, kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
5.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.
5.3
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag
feit 2 subsidiair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

6.Straf

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De advocaat van de verdachte heeft verzocht de door de officier van justitie geëiste straf te matigen tot achttien maanden, een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen en hieraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd. Volgens de reclassering is het belangrijk dat de verdachte dagbesteding heeft. Aan de medeverdachte is een leerstraf opgelegd. De advocaat van de verdachte kan zich daarom ook vinden in een taakstraf of leerstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere keren met een mes te steken. Het slachtoffer heeft zeven steekwonden opgelopen, waarvan drie in de borstkas, met een klaplong als gevolg. Het letsel is gekwalificeerd als potentieel levensbedreigend en het had dus ook heel anders kunnen aflopen met het slachtoffer. Dat het slachtoffer het heeft overleefd, is niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ook heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De medeverdachte heeft het slachtoffer opzettelijk gelokt door een afspraak met hem te maken, waarbij het slachtoffer in de veronderstelling was dat hij een afspraak had met een meisje dat hij leuk vond. Toen het slachtoffer in Almere aankwam, bleek dat de afspraak was gemaakt om hem te misleiden. Hij was naar een stille en donkere plek gelokt en werd uit het niets aangevallen. Tijdens deze aanval is het slachtoffer meerdere keren door de verdachte met een mes gestoken, wat heeft geleid tot een ernstige poging tot afpersing. Uit de aangifte en de vordering van de benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer nog steeds de nare gevolgen van dit feit ondervindt. Hij heeft door het handelen van de verdachte lichamelijk en psychisch letsel opgelopen. Dat geeft blijk van de heftigheid van de feiten. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar:
  • het strafblad van de verdachte van 19 februari 2025;
  • een advies van de reclassering van 25 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat de reclassering door de proceshouding van de verdachte niet volledig zicht heeft kunnen krijgen op de onderliggende motieven van de verdachte en de risicofactoren. Zijn zelfreflectie op zijn handelen is beperkt, waardoor het lastig is om de mate van probleeminzicht in te schatten. De reclassering heeft het recidiverisico ook niet kunnen inschatten. Wel signaleert de reclassering risico’s op meerdere leefgebieden, met name ten aanzien van de houding en het sociale netwerk van de verdachte. Het is opvallend dat de medeverdachte een psychisch kwetsbaar persoon betreft, wat vragen oproept over de keuzes die de verdachte maakt in zijn sociale omgeving. De reclassering vindt interventies in de vorm van bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf kunnen de bijzondere voorwaarden zoals die in het rapport staan vermeld, worden gekoppeld.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist op zijn plaats. Dat de verdachte het slachtoffer zo heeft toegetakeld en hem vervolgens bloedend heeft achtergelaten op een afgelegen plek, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Daarnaast is uit de houding van de verdachte op zitting gebleken dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Ook heeft hij geen enkel berouw getoond. De verdachte heeft geen blijk gegeven inzicht te hebben in de ernst en de verwijtbaarheid van zijn handelen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 40 maanden met aftrek van het voorarrest. Een deel van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, wordt voorwaardelijk opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de hierna in het dictum opgenomen bijzondere voorwaarden koppelen.

7.Vordering benadeelde partij

7.1.
Vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in de zaak gevoegd en vordert een bedrag van
€ 30.046,13. Dit bedrag bestaat uit € 5.046,13 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan de verdachte tenlastegelegde.
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de volgende schadeposten kunnen worden toegewezen, omdat er sprake is van rechtstreekse schade:
  • ziekenhuis verblijfskosten (€ 70,00);
  • eigen risico zorgverzekering (€ 349,99);
  • eigen bijdrage medicijnen (€ 50,00);
  • gederfde inkomsten (€ 1.108,96);
  • kosten ter beperking van de schade (€ 871,84);
  • reparatie van de Apple Watch toewijzen tot € 259,00.
  • reiskosten toewijzen tot € 296,14. De kosten van de verkeersboete moeten worden afgewezen;
  • beschadigde kleding toewijzen tot € 250,00. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de volgende schadeposten niet-ontvankelijk moet worden verklaard:
  • kosten voor huishoudelijk hulp (€ 1.114,00), omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd;
  • het bandje van de Apple Watch, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd;
  • kosten met betrekking tot het opvragen van inlichtingen bij de fysiotherapeut en huisarts (€ 115,93).
Wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht het bedrag toe te wijzen tot € 10.000,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie vordert de bedragen voor materiële en immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft zich ten aanzien van de twee ziekenhuisovernachtingen, kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering en de eigen bijdrage voor medicijnen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De advocaat van de verdachte heeft zich ten aanzien van de beschadigde kleding op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat niet kan worden vastgesteld wanneer en waar de kleding is gekocht. De benadeelde partij dient ten aanzien van de kosten voor de huishoudelijke hulp en de kosten met betrekking tot het opvragen van inlichtingen bij de fysiotherapeut en huisarts ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de Apple Watch heeft de advocaat van de verdachte zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de advocaat van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is waarom de Apple Watch de dag voor de zitting pas naar de winkel is gebracht. Het verkrijgen van meer inlichtingen over deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De advocaat van de verdachte heeft zich ten aanzien van de reiskosten op het standpunt gesteld dat de kosten die zijn gemaakt door de familieleden van het slachtoffer, inclusief de boete, moeten worden afgewezen. De advocaat van de verdachte heeft zich ten aanzien van de kosten die zijn gemaakt door de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de gederfde inkomsten heeft de advocaat van de verdachte zich primair op het standpunt gesteld dat deze schadepost dient te worden afgewezen. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk overuren zouden worden gewerkt.
De advocaat van de verdachte heeft zich ten aanzien van de kosten ter beperking van de schade primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair dienen deze kosten te worden verdisconteerd in de immateriële schade.
Wat betreft de immateriële schade stelt de advocaat van de verdachte dat de vordering fors dient te worden gematigd.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreekse schade heeft geleden.
Ten aanzien van de beschadigde kleding oordeelt de rechtbank dat deze schadepost gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt. Het is aannemelijk dat er kleding en schoenen beschadigd zijn geraakt en deze schade staat in rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal echter gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid nu de onderbouwing van de hoogte van het bedrag onvoldoende is gebleken en stelt dit bedrag naar billijkheid vast op € 250,00. Wat betreft het overige gevorderde bedrag zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wat betreft de kosten van de twee overnachtingen in ziekenhuis oordeelt de rechtbank dat deze schadepost ook voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 70,00 zal daarom worden toegewezen.
Wat betreft de kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering en de eigen bijdrage voor medicijnen oordeelt de rechtbank dat deze schadeposten ook voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd. De gevorderde bedragen van € 349,44 en € 50,00 zullen daarom worden toegewezen.
De rechtbank oordeelt dat de schadepost ten aanzien van de gederfde inkomsten ook voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd door middel van een berekening van de werkgever en er is een lange periode gebruikt waarover de overuren zijn berekend. Daarmee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij regulier overwerk verrichtte in de berekende mate. Daartoe was hij ten gevolge van het bewezenverklaarde gedurende de gestelde periode niet in staat. Het gevorderde bedrag van € 1.108,96 zal daarom worden toegewezen.
Wat betreft de kosten ter beperking van de schade oordeelt de rechtbank dat deze schadepost ook voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 871,84 zal daarom worden toegewezen.
Wat betreft de beschadigde Apple Watch en het beschadigde bandje van de Apple Watch oordeelt de rechtbank dat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van deze bedragen. Ook ten aanzien van de huishoudelijke hulp oordeelt de rechtbank dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd, te meer daar de benadeelde partij als inwonende zoon kan worden aangemerkt, waardoor zij ook hier de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de vordering wat betreft de reiskosten afwijzen. De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking reis-, verlet- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en in persoon is geprocedeerd. Voor andere reis-, verlet- en verblijfskosten - zoals voor een bezoek aan de politie kent de proceskostenregeling geen vergoeding. De reiskosten naar het politiebureau worden daarom afgewezen. De boete van de vader van de benadeelde partij staat niet in rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten en de overige kosten zijn door derden gemaakt. De kosten die derden hebben gemaakt, komen op grond van artikel 6:107 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts als verplaatste schade voor vergoeding in aanmerking indien de benadeelde die kosten, als hij die zelf zou hebben gemaakt, zou kunnen vorderen. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat dit voor de parkeerkosten en de reiskosten van de familieleden van de benadeelde partij naar het ziekenhuis het geval is.
De gevorderde kosten met betrekking tot het opvragen van inlichtingen bij de fysiotherapeut en huisarts zal de rechtbank ook afwijzen. De verdediging heeft gesteld dat deze kosten onder de verleende toevoeging worden vergoed voor de Raad voor Rechtsbijstand. Dat is niet weersproken en ook is niet aangetoond dat de betreffende facturen daadwerkelijk door de benadeelde partij zijn voldaan.
De rechtbank zal daarom de vordering voor zover die ziet op de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 2.700,24.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b BW heeft een benadeelde partij onder meer recht op een schadevergoeding als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in de persoon is aangetast. Op grond van het dossier en de vordering van de benadeelde partij kan worden vastgesteld dat hij fysiek letsel heeft opgelopen door het handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft ook een duidelijk zichtbaar en ontsierend litteken in zijn gezicht aan het bewezenverklaarde overgehouden. Daarnaast heeft hij naar aanleiding van het bewezenverklaarde nog regelmatig last van nachtmerries en ervaart hij nog steeds angstklachten. Gelet op de aard en de ernst van de normschending wordt de benadeelde partij dus ook op andere wijze in de persoon aangetast.
De rechtbank zal, alles in overweging nemende, de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 10.000,00 en de vordering tot dit bedrag toewijzen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schade zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, vanaf de dag dat de schade is ontstaan tot de dag van de volledige betaling.
De rechtbank bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de kosten ter beperking van de schade op de uitspraakdatum, te weten 21 oktober 2025. Voor de gederfde inkomsten heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de uitspraak van de Hoge Raad van 8 april 2025 en zal zij de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen in het midden van de periode waarin deze kosten zijn gemaakt, te weten op 1 april 2025. [8] De aanvangsdatum van de wettelijke rente voor het eigen risico van de zorgverzekering is 13 januari 2025 en voor de eigen bijdrage voor medicijnen is dit 18 december 2024.
De schade voor de overige materiële kosten, bestaande uit de kosten van de beschadigde kleding en de ziekenhuisovernachtingen, is ontstaan op 16 december 2024.
Daarnaast zal het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag dat de schade is ontstaan, namelijk 16 december 2024, tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 12.700,24, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot de dag van de volledige betaling. Als door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 98 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek als hoofdregel geldt dat wanneer meerdere personen gezamenlijk schade toebrengen, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige schade. Hoewel het tweede lid van dit artikel ruimte biedt om onder bijzondere omstandigheden van deze hoofdelijkheid af te wijken, ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om daarvan gebruik te maken. De rechtbank vindt het in het belang van de benadeelde partij dat de schadevergoeding (en de schadevergoedingsmaatregel) hoofdelijk wordt opgelegd.
Proceskosten
De verdachte zal ook hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9.
De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5.2 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 40 (veertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
 zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM in Amsterdam. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [2003] ) en [medeverdachte] (geboren op [2007] ), te controleren door de politie en zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk vindt;
  • zich inspant voor het volgen van een opleiding en het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 12.700,24, bestaande uit een bedrag van € 2.700,24 voor materiële schade en een bedrag van € 10.000,00 voor immateriële schade;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de kosten voor de Apple Watch, huishoudelijke hulp en het meer gevorderde van de beschadigde kleding niet-ontvankelijk in de vordering;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de reiskosten en de kosten met betrekking tot het opvragen van inlichtingen bij de fysiotherapeut en huisarts af;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hieronder genoemd tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend voor:
 beschadigde kleding van € 250,00 vanaf 16 december 2024;
 twee ziekenhuisovernachtingen van € 70,00 vanaf 16 december 2024;
 kosten ter beperking van de schade € 871,84 vanaf 21 oktober 2025;
 eigen bijdrage medicijnen van € 50,00 vanaf 18 december 2024;
 eigen risico zorgverzekering van € 349,44 vanaf 13 januari 2025;
 verlies arbeidsvermogen van € 1.108,96 vanaf 1 april 2025;
 immateriële schade van € 10.000,00 vanaf 16 december 2024;
- legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 12.700,24 betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend zoals hierboven genoemd tot de dag van volledige betaling. Als het verschuldigde bedrag van € 12.700,24 niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 98 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt de verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. S.M.E. Hirdes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.
De voorzitter en griffier zijn niet in de gelegenheid om het vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 16.402711.24)
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in het lichaam, heeft
gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Almere ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam, te steken/snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Almere [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, te steken/snijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en),

ten gevolge heeft gehad;

feit 2 primair:
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een afspraak met voornoemde [slachtoffer] te maken en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam, te steken/snijden en/of
- de woorden toe te voegen: "heb je nog iets bij je, geld of een telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair:
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n),
- een afspraak met voornoemde [slachtoffer] te maken en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam, te steken/snijden en/of
- de woorden toe te voegen: "heb je nog iets bij je, geld of een telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer MD2R024173 / STEENANJER, doorgenummerd pagina’s 1 t/m 98. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina’s 69 t/m 71.
3.Forensisch medische letselrapportage, opgemaakt door S.H. Cuijpers (forensisch arts), van 7 juli 2025, pagina’s 1 t/m 28.
4.Pagina’s 69 t/m 71.
5.Pagina’s 173 t/m 193.
6.Pagina’s 142 t/m 149.
7.Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.
8.Hoge Raad, 8 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:531.