In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 15 oktober 2025, zijn vier zaken behandeld met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarden van onroerende zaken in de gemeente [gemeente]. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar bezwaar door de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarden voor het belastingjaar 2023 had vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 8 september 2025, waar zowel de gemachtigde van eiseres als de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die onder andere de gebruiksoppervlakte en de onderbouwing van de WOZ-waarden betwistte, niet gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken heeft onderbouwd met een taxatiematrix en vergelijkingen met referentieobjecten. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd om haar stellingen te onderbouwen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van eiseres om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat het financiële belang bij de procedure onder de bagatelgrens van € 1.000,- ligt. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en het beroep ongegrond verklaard, waarbij ook het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen.