In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 15 oktober 2025, is het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats 1], tegen de vastgestelde WOZ-waarden van diverse onroerende zaken in de gemeente [gemeente] ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar had op 15 februari 2024 de WOZ-waarden vastgesteld voor het belastingjaar 2024, met als waardepeildatum 1 januari 2023. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze vaststellingen, maar dit bezwaar werd op 3 juli 2024 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 8 september 2025 een digitale zitting heeft gehouden. Tijdens deze zitting heeft de gemachtigde van eiseres zijn standpunten gepresenteerd, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten onvoldoende onderbouwd waren en dat de heffingsambtenaar zijn stellingen adequaat had onderbouwd met taxatiematrices en vergelijkingsmethoden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken aannemelijk heeft gemaakt en dat de beroepsgronden van eiseres niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om schadevergoeding wegens een te lange procedure afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak bevestigt de vastgestelde WOZ-waarden en wijst het beroep van eiseres af.