ECLI:NL:RBMNE:2025:5566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/596764 / FO RK 25-880
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van kinderen en wijziging zorgregeling na complexe scheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van hun kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de kinderen onvoldoende veerkracht hebben om de verhuizing te dragen, vooral gezien de complexe scheiding en de jarenlange strijd tussen de ouders. De rechtbank benadrukte het belang van stabiliteit en continuïteit voor de kinderen, die al geworteld zijn in hun huidige omgeving. De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft en dat zij op zijn adres ingeschreven zullen staan in de Basisregistratie Personen. De zorgregeling is gewijzigd, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de moeder verblijven, met speciale aandacht voor de voetbalactiviteiten van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft ook vervangende toestemming verleend aan de vader voor de inschrijving van [minderjarige 2] op een basisschool in [plaats] en voor vakanties naar Spanje en Turkije. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen snel duidelijkheid hebben over hun woonsituatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/596764 / FO RK 25-880
Verhuizing
Beschikking van 16 oktober 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.E. Tonningen,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.E.F. Stol.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 16 juli 2025;
  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken) van 9 september 2025;
  • de brief van de vader (met bijlagen) met gewijzigde verzoeken van 11 september 2025;
  • de brief van de moeder (met bijlagen) van 16 september 2025;
  • tweemaal een bericht van de vader (met bijlagen) op 17 september 2025;
  • verweerschrift van de moeder (met bijlage) op de zelfstandige verzoeken van de vader van 17 september 2025.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 18 september 2025. Daarbij waren aanwezig: de ouders met hun advocaten en mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft aan de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de zoon en dochter van de ouders, gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. Zij hebben op 16 september 2025 met de voorzitter gesproken.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [2013] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [2015] in [geboorteplaats] .
De kinderen verblijven feitelijk bij de vader.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.4.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar beschikking van 2 oktober 2020 de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de vader: van maandag uit school tot woensdag naar school en eens in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de moeder: van woensdag uit school tot vrijdag naar school en eens in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school.
2.5.
De moeder vraagt de rechtbank om:
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [woonplaats] te verhuizen;
  • de zorgregeling te wijzigen en vast te stellen dat de kinderen bij de vader zijn:
o in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 19:00 uur;
o tijdens de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie alsmede gedurende één week tijdens de meivakantie, waarbij de overdracht op vrijdag na school is en op zondag om 19:00 uur en zij worden opgehaald door de ouder waar ze naar toe gaan dan wel thuis, danwel vanaf het treinstation
o op tweede Kerstdag.
- aan haar vervangende toestemming te verlenen om:
primair:
o [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [school] in [plaats] ;
o [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school [school] in [plaats] ;
subsidiair:
o te bepalen dat [minderjarige 2] op haar huidige basisschool in [plaats] blijft
o te bepalen dat [minderjarige 1] naar de middelbare school gaat van zijn eigen keuze.
  • in het geval dat de vader eenzijdige acties, zonder de instemming van de moeder ondertussen doorzet, de vader te bevelen deze terug te draaien en zich te houden aan de hiervoor door de moeder verzochte beslissing van de rechtbank;
  • zo nodig een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de kinderen in deze te behartigen.
2.6.
De vader is het hier niet mee eens. Hij vindt dat de verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen. Hij vraagt de rechtbank – na wijziging van zijn verzoeken – om:
  • het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem te bepalen, alsmede te bepalen dat de kinderen op zijn adres ingeschreven zullen staat in de basisregistratie personen;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur bij de moeder verblijven, waarbij de moeder verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de kinderen;
  • een zorgregeling gedurende de vakanties vast te stellen waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] –
o gedurende de helft van de vakanties bij de moeder verblijven;
o de moeder in de even jaren de eerste keuze heeft voor de vakantieverdeling en de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de vakantieverdeling;
o dat de gewenste vakantieverdeling vóór 1 januari van het betreffende jaar door beide ouders met de andere ouder dient te worden gedeeld;
o waarbij de moeder verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de kinderen;
  • bij gebreke van de toestemming van de moeder aan hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [school] in [plaats] ;
  • aan hem vervangende toestemming te verlenen voor:
o een vakantie met de kinderen naar Spanje (o.a. Gran Canaria) in de kerstvakantie van 2025/2026, waarbij de vader de data in overleg plant en tijdig zal communiceren;
o een vakantie met de kinderen in de voorjaarsvakantie van 2026 (21 februari t/m 1 maart), gedurende de helft van deze vakantie een lang weekend in Europa;
o een vakantie met de kinderen naar Turkije in de zomervakantie van 2026, van 4 juli tot 25 juli 2026 (eerste drie weken zomervakantie) via luchthaven Dalaman, bestemming […] ;
o voor het aanvragen van (nieuwe) paspoorten van de kinderen ten behoeve van de genoemde reis naar Turkije;
  • te bepalen dat de moeder bij voorbaat toestemming verleent voor een door de school van [minderjarige 1] ( [school] ) georganiseerde uitwisseling of educatieve reis naar Engeland in het kader van leerjaar 2 of 3, voor zover het om een schoolactiviteit gaat en met informatievoorziening vooraf;
  • de moeder te verplichten met ingang van bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, waaronder:
o 50% van de schoolspullen, fiets, laptop, gymkleding (€ 925,-);
o 50% van sportkosten (€ 150,- per jaar);
o 50% van zwemleskosten (417,-50 in eens + € 50,- per maand);
o 50% van de toekomstige kosten van de kinderen;
  • te bepalen dat de kinderbijslag vanaf Q3 2025 aan vader wordt toegekend en indien moeder dit ontvangt zij dit aan vader overmaakt;
  • te bepalen dat buitengewone schoolkosten (excursies, materialen) gelijk 50/50 worden gedeeld;
  • de moeder te veroordelen in de proceskosten.
2.7.
De moeder heeft de rechtbank gevraagd om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn financiële verzoeken en de overige (zelfstandige) verzoeken van de vader integraal af te wijzen.
2.8.
De verzoeken van de vader over de bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, de kinderbijslag en de buitengewone schoolkosten zijn niet besproken tijdens de zitting, omdat aan de moeder een termijn is gegeven om daarop te reageren. Deze verzoeken zullen op een ander moment behandeld worden.

3.De beoordeling

De beslissing
De rechtbank zal:
  • bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader is en dat zij op zijn adres ingeschreven zullen staan in de Basisregistratie Personen;
  • een zorgregeling vaststellen tussen de moeder en de kinderen;
  • aan de vader vervangende toestemming verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [school] in [plaats] ;
  • aan de vader vervangende toestemming verlenen voor de gevraagde vakanties
De overige verzoeken van de ouders wijst de rechtbank af. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De verhuizing naar [woonplaats] en de hoofdverblijfplaats van de kinderen
3.1.
De rechtbank zal de moeder geen vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [woonplaats] te verhuizen. Om die reden zal de rechtbank ook het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen en het verzoek om aan haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een basis- en middelbare school in [plaats] , afwijzen. Het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem te bepalen zal de rechtbank toewijzen. Dit betekent dat de kinderen voortaan bij de vader wonen. De rechtbank vindt dit in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Relevante factoren
3.2.
De gezamenlijke uitoefening van het gezag door de ouders over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] brengt met zich mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toestemming van de vader nodig heeft.
3.3.
Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuizing van de andere ouder, dan kan de rechtbank om een beslissing worden gevraagd. De rechtbank maakt dan op basis van alle omstandigheden een belangenafwezig. Het belang van de kinderen staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen. Omstandigheden die volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad een rol kunnen spelen zijn:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • hoe goed de verhuizing is voorbereid en doordacht;
  • hoe vaak er contact is tussen de niet-verhuizende ouder en de kinderen voor en na de ver
  • huizing;
  • de (extra) kosten van het contact na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en in hoeverre zij zijn gewend aan hun omgeving of juist aan verhuizingen.
De rechtbank komt, na weging van de hier boven weergegeven factoren, als gezegd tot de conclusie dat de moeder geen vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing met de
kinderen naar [woonplaats] .
De beoordeling
3.4.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij bij de vader in [woonplaats] blijven. Een verhuizing naar [woonplaats] is niet in hun belang. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
3.5.
De moeder heeft de noodzaak van de verhuizing onvoldoende onderbouwd. Zij heeft een sterke wens om met haar echtgenoot en hun toekomstige kind samen te wonen in [woonplaats] . Die wens is inmiddels gerealiseerd, omdat de moeder op 1 augustus 2025 al is verhuisd naar [woonplaats] , zonder de kinderen. Er zijn echter alternatieven denkbaar die minder ingrijpend zijn voor de kinderen waardoor zij samen met haar echtgenoot en straks hun kind in één huis kan wonen, dichterbij de vader. Zo heeft de moeder verklaard dat zij haar woning in [woonplaats] nog heeft aangehouden. Een andere optie is dat de echtgenoot van moeder naar de regio [woonplaats] verhuist. Hij is flexibeler, omdat hij nog geen kinderen heeft. Er zouden dan ook meer middelen zijn om een groter huis te kopen, zoals de moeder wenst. De rechtbank heeft op geen enkele manier van de moeder vernomen waarom dit geen optie is. De moeder wil ook in het zuiden wonen omdat zij zich daar meer thuis voelt en zij daar haar sociale contacten en haar familie heeft. Zij heeft echter niet gesteld dat dat netwerk zich in de buurt van [woonplaats] bevindt (zij komt immers uit Brabant), noch dat zij haar netwerk daar nodig heeft voor de combinatie van werk en zorg voor de kinderen. Daarnaast gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder ook enig netwerk heeft in de regio [woonplaats] , nu zij daar al vele jaren woont en werkt en bijvoorbeeld ook betrokken is bij de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.6.
De moeder onderkent verder onvoldoende welke impact een verhuizing op de kinderen heeft. Tot het vertrek van de moeder hadden de ouders een co-ouderschapsregeling. Een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [woonplaats] zal ertoe leiden dat de kinderen hun vader alleen nog om het weekend kunnen zien. Bovendien zijn beide kinderen geworteld in hun huidige woonomgeving. [minderjarige 1] heeft het naar zijn zin op de middelbare school en heeft in zijn leefomgeving een sociaal leven opgebouwd, waaronder sportactiviteiten. [minderjarige 2] heeft vriendinnen met wie ze graag speelt. De kinderen hebben een leeftijd waarop vriendschappen belangrijk zijn, ook als hechtingsrelaties.
3.7.
Daarnaast hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zoals de Raad dat tijdens de zitting treffend verwoordde, onvoldoende veerkracht om deze verhuizing te dragen. Zij zijn allebei beschadigd door de jarenlange strijd tussen hun ouders. De ouders zijn sinds 2018 uit elkaar. Er was sprake van een complexe scheiding. Er zijn vele procedures geweest tussen hen en ook een ondertoezichtstelling vanwege de verstoorde verhouding. De ouders hebben diverse hulpverleningstrajecten doorlopen en ook de kinderen hebben ondersteuning gehad. De scheiding heeft voor veel spanningen en stress gezorgd bij de ouders en de kinderen. Uiteindelijk hebben de ouders een manier gevonden om voor de kinderen te zorgen. Er was een regeling van co-ouderschap en de ouders hanteerden de schottenaanpak. Dit betekent dat rechtstreekse communicatie tussen de ouders niet mogelijk is. De kinderen groeien dus op in twee gezinssituaties, waarbij de ouders elkaar niet willen spreken. De verhuizing van de moeder heeft de strijd tussen de ouders nog verder doen oplaaien. Dat, terwijl [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bovengemiddeld behoefte hebben aan rust en stabiliteit. Een verhuizing van kinderen die níet te maken hebben met strijdende ouders vraagt al het nodige qua aanpassing en flexibiliteit. Maar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betekent een verhuizing dat zij daardoor worden overvraagd. De rechtbank rekent het de moeder dan ook aan dat zij desondanks al is vertrokken naar [woonplaats] . Zij heeft de vader in wezen opgezadeld met de dagelijkse zorg van de kinderen en is zelf voor hen sindsdien substantieel minder beschikbaar. De moeder en de kinderen zien elkaar nu immers zoveel minder, en als ze elkaar zien is haar echtgenoot veelal in de buurt. Door de verhuizing van de moeder lijden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eraan dat hun leefsituatie heel onduidelijk en onzeker is geworden. Beide kinderen hebben tijdens het gesprek met de rechter meerdere keren gevraagd wanneer zij horen of zij naar [woonplaats] moeten, omdat zij zich daarover veel zorgen maken en heel graag snel willen weten hoe het verder gaat.
3.8.
De rechtbank weegt verder mee dat de kinderen aan de rechter heel duidelijk hebben verteld dat zij echt niet willen verhuizen naar [woonplaats] . Ze hebben ieder op hun eigen manier goed kunnen uitleggen waarom ze dat niet willen. De moeder doet die weerstand af als ‘onbekend maakt onbemind’, ervan uitgaande dat de kinderen het wel leuk zullen gaan vinden in [woonplaats] als ze daar eenmaal wonen. De redenen die de kinderen hebben gegeven om niet naar [woonplaats] te willen verhuizen hebben echter voornamelijk te maken met de dynamiek bij de moeder thuis, ook voordat zij naar [woonplaats] verhuisde. De kinderen ervaren de echtgenoot van de moeder als erg streng en snel en vaak boos op hen. Met name [minderjarige 1] heeft tijdens het kindgesprek, zeer geëmotioneerd, concrete situaties geschetst van gebeurtenissen die de moeder niet heeft betwist en die, zoals de Raad ook aangaf, zorgelijk zijn. Zo mocht [minderjarige 1] niet meer aan tafel zijn eten opeten omdat hij ondanks drie waarschuwingen niet netjes at. Zijn bord werd op de grond gezet en daar moest hij van eten; als je eet als een hond dan moet je ook eten zoals een hond eet, aldus de echtgenoot van de moeder. De rechtbank leidt uit de manier waarop ook de moeder dit voorbeeld beschreef af dat zij vrij volgend is in de opvoedstijl van de echtgenoot naar haar kinderen; voor hem zijn goede tafelmanieren nu eenmaal belangrijk, vertelde zij. De vernederende manier waarop de echtgenoot heeft gehandeld is echter emotioneel schadelijk voor [minderjarige 1] . Hetzelfde geldt voor de uitspraken van de moeder over [minderjarige 1] ’ gedrag dat zij moeilijk vindt. Zij zegt tegen [minderjarige 1] dat ze zich altijd ergerde aan datzelfde gedrag bij zijn vader en dat ze zich daarom nu aan [minderjarige 1] ergert. De moeder zou echter moeten begrijpen hoe pijnlijk het is voor [minderjarige 1] als zijn moeder zulke diskwalificerende dingen tegen hem zegt, alleen al vanwege de natuurlijke loyaliteit die [minderjarige 1] heeft naar zijn vader. Temeer nu die loyaliteit naar beide ouders vanwege de jarenlange strijd bij [minderjarige 1] enorm op de proef wordt gesteld. Dit maakt dat de rechtbank zorgen heeft over de manier waarop de moeder en haar echtgenoot pedagogisch aansluiten bij de kinderen. Zeker nu er een kind op komst is, rijst de vraag welke plek [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen hebben in het samengestelde gezin en welke ruimte zij daarin mogen innemen. Het is van belang dat na het onderzoek van Veilig Thuis goed wordt gekeken welke hulpverlening er in dat kader nodig is, en dat de echtgenoot van de moeder daarbij ook betrokken wordt.
3.9.
De mate waarin de ouders er doordeweeks kunnen zijn voor de kinderen, ten slotte, maakt de afweging van de rechtbank over de verhuizing niet anders. De moeder stelt dat zij, anders dan de vader, de kinderen zelf doordeweeks na school kan opvangen, begeleiden en ondersteunen en dat de continuïteit van zorg bij de moeder meer gewaarborgd is dan bij de vader. Nog los van het feit dat de moeder daarbij niet betrekt welk beslag de komst van een baby zal hebben op haar tijd en aandacht voor haar werk en voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , heeft de vader onderbouwd gesteld dat hij die zorg ook op een goede manier kan dragen. Door het vertrek van de moeder zorgt hij feitelijk al sinds augustus 2025 dagelijks voor de kinderen. Bovendien is het de vader gelukt om zijn werk aan te passen aan de kinderen. Daarnaast heeft hij een sociaal netwerk dat bereid en beschikbaar is om hem te helpen. De rechtbank deelt de zorgen van de moeder over de opvoedsituatie bij de vader niet. De moeder heeft die zorgen omdat er vanuit de vader naar de moeder jarenlang veel boosheid was en is. De rechtbank heeft echter geen aanleiding om aan te nemen dat de vader ook naar de kinderen toe snel boos is.
3.10.
Al het voorgaande maakt dat de rechtbank een verhuizing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [woonplaats] niet in hun belang vindt. De moeder heeft op de zitting gezegd dat als zij geen toestemming krijgt om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen, zij accepteert dat de kinderen bij de vader in [woonplaats] blijven wonen. Dit betekent dat de rechtbank zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader is, en dit maakt dat de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in kan schrijven in de basisregistratie personen.
De zorgregeling
3.11.
De rechtbank wijzigt de zorgregeling en stelt een zorgregeling vast waarbij:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen bij de moeder verblijven van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur, tenzij [minderjarige 1] op zaterdag een voetbalwedstrijd heeft. Als [minderjarige 1] een voetbalwedstrijd heeft gaat [minderjarige 2] op vrijdag met haar moeder naar [woonplaats] en zal [minderjarige 1] op zaterdag na zijn wedstrijd door de vader naar [woonplaats] worden gebracht. De moeder brengt de kinderen op zondag weer terug naar de vader.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende de helft van de vakanties bij de moeder verblijven, waarbij;
o de moeder in de even jaren de eerste keuze heeft voor de vakantieverdeling en de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de vakantieverdeling;
o de gewenste vakantieverdeling vóór 1 januari van het betreffende jaar door beide ouders met de andere ouder dient te worden gedeeld;
o de moeder de kinderen ophaalt in [woonplaats] en de vader de kinderen ophaalt bij de moeder in [woonplaats]
Juridisch kader
3.12.
De beide ouders vragen de rechtbank om de zorgregeling te wijzigen. Volgens de wet kan de rechtbank dit op verzoek van de ouders doen wanneer de omstandigheden zijn gewijzigd. [1] De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een wijziging van de omstandigheden sinds de datum de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 oktober 2022. De moeder woont sinds 1 augustus 2025 in [woonplaats] en heeft de zorg overgedragen aan de vader. De huidige situatie maakt dat een herbeoordeling van de zorgregeling gerechtvaardigd is.
De beoordeling
3.13.
De ouders hebben overeenstemming over de zorgregeling, ongeacht of de kinderen bij de vader in [woonplaats] of bij de moeder in [woonplaats] wonen. De ouders zijn het erover eens dat de kinderen dan eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondagavond bij de niet-verzorgende ouder verblijven. De rechtbank sluit grotendeels aan bij deze regeling, maar vindt het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de wensen en behoeften van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] heeft al lange tijd een sterke wens om te voetballen en competitie te spelen. Dat doet hij tot zijn grote verdriet tot nu toe niet, omdat de moeder op zaterdag graag de dag vrij wil houden voor andere dingen. Zo heeft de moeder aangegeven dat zij op zaterdag vrijwilligerswerk doet. [minderjarige 1] kan met de door de ouders overeengekomen zorgregeling nog steeds niet volledig meedoen in een voetbalteam, omdat hij dan om de zaterdag niet aanwezig kan zijn bij de wedstrijd. De rechtbank vindt het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] belangrijk dat hij echt onderdeel kan zijn van een team, en niet alleen als invaller, zoals nu het geval is. Door gevolg te geven aan de wens van [minderjarige 1] krijgt hij bovendien het signaal dat wat voor hem belangrijk is ertoe doet. Gelet op alles wat er is gebeurd vindt de rechtbank dat voor [minderjarige 1] extra belangrijk. Voor [minderjarige 2] geldt dat zij wat meer aan haar moeder lijkt te hangen. Zij heeft behoefte aan nabijheid van haar moeder.
3.14.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de moeder [minderjarige 2] (om de week) op vrijdag ophaalt uit school en meeneemt naar [woonplaats] . De moeder heeft namelijk uitgelegd dat zij heel flexibel is in haar werk en het plannen van haar uren, zo lang zij één dag in de week op kantoor in [plaats] werkt. Zij kan haar kantoordag dus plannen op vrijdag, om van daaruit [minderjarige 2] op te halen. [minderjarige 1] kan dan op zaterdag na zijn voetbalwedstijd naar [woonplaats] komen. Als [minderjarige 1] geen voetbalwedstrijd heeft, dan kan hij uiteraard op vrijdagmiddag tegelijk met [minderjarige 2] mee naar [woonplaats] . Door de wensen van [minderjarige 1] te erkennen zal naar verwachting de weerstand die hij heeft om naar [woonplaats] te gaan afnemen.
3.15.
De rechtbank vindt dat het halen en brengen een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de ouders. De rechtbank begrijpt dat de moeder in [woonplaats] is gaan wonen, maar het is voor de kinderen belangrijk dat zij ervaren van hun beide ouders dat zij ook bij de andere ouder mogen zijn. Dit uit zich in een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij de kinderen emotionele toestemming van hun ouders ervaren.
3.16.
De ouders zijn het erover eens dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg worden verdeeld. De rechtbank vindt dit ook in het belang van de kinderen en zal dat om die reden vastleggen.
De basisschool voor [minderjarige 2]
3.17.
De rechtbank verleent aan de vader vervangende toestemming om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [school] in [plaats] .
Juridisch kader
3.18.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 2] . Dit brengt mee dat de ene ouder toestemming van de andere ouder nodig heeft om [minderjarige 2] in te schrijven op een basisschool. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan dit geschil op grond van de wet worden voorgelegd aan de rechtbank. [2] De rechtbank neemt een beslissing die zij in het belang van het kind wenselijk vindt.
De beoordeling
3.19.
De rechtbank stelt voorop dat zij het [minderjarige 2] gunt dat er niet nog meer verandert in haar dagelijks leven. Zij kan zich voorstellen dat het voor [minderjarige 2] lastig is om ook nog van school te veranderen. Toch vindt de rechtbank het in haar belang om in [plaats] naar de basisschool te gaan. De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat [minderjarige 2] bij de vader in [woonplaats] een nieuwe basis krijgt, die dus niet meer in [woonplaats] ligt. De school in [plaats] is op vijf minuten afstand van de woning van de vader. [minderjarige 2] kan dan zelfstandig van en naar school, terwijl de vader op dit moment alleen verantwoordelijk is voor het halen en brengen naar [woonplaats] , met een reistijd van circa 25 minuten. Op school in [plaats] is [minderjarige 2] voor het afspreken met vriendjes en vriendinnetjes niet meer afhankelijk van het vervoer door haar vader en zullen deze kinderen anders dan nu, gemakkelijk bij haar thuis kunnen komen. Dit biedt mogelijkheden om met meer vrijheid en zelfstandigheid om te gaan de laatste twee jaren van de basisschool. In aanloop naar de middelbare school is dat belangrijk naast een goede binding met klasgenootjes. Verder weegt de rechtbank mee dat de vader de hoofdopvoeder is van [minderjarige 2] . Hij moet de zorg voor de kinderen alleen dragen. De rechtbank vindt het ook vanuit dat oogpunt belangrijk dat de situatie voor hem haalbaar en praktisch is.
De eenzijdige acties van de vader
3.20.
De moeder heeft de rechtbank gevraagd de vader te bevelen eventuele eenzijdige acties terug te draaien en zich te houden aan de beslissing van de rechtbank. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. Het verzoek van de moeder is onvoldoende duidelijk en/of concreet.
De vervangende toestemming voor de vakanties
3.21.
Op grond van de wet kan de vader aan de rechtbank vervangende toestemming vragen voor een reis met een kind naar het buitenland. De rechtbank neemt daarbij een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. [3]
3.22.
De vader vraagt de rechtbank om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie met de kinderen naar Spanje in de kerstvakantie van 2025, naar een onbekende bestemming in de voorjaarsvakantie van 2026 en naar Turkije in de zomervakantie van 2026. De rechtbank wijst deze toe omdat hij de verzoeken voldoende heeft toegelicht en de moeder hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Uit het verzoek over de kerstvakantie blijkt niet hoeveel dagen de vader met de kinderen op vakantie wil gaan. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader zijn vakantie zodanig plant dat de moeder ook de gelegenheid heeft om een deel van de kerstvakantie met de kinderen door te brengen.
De vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort
3.23.
De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen. Dat betekent dat de rechtbank de vader geen vervangende toestemming zal geven voor de aanvraag van een paspoort voor de kinderen.
3.24.
De vader stelt in zijn processtukken dat de kinderen een identiteitskaart hebben. De vader heeft onvoldoende onderbouwd dat er een noodzaak is om daarnaast nog een paspoort aan te vragen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Bovendien heeft de vader onvoldoende onderbouwd dat de moeder geen toestemming geeft voor de aanvraag van een paspoort. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de moeder haar medewerking niet zal verlenen en vertrouwt erop dat zij dat zal doen. Om die reden wijst de rechtbank het verzoek van de vader af.
De vervangende toestemming voor een schoolactiviteit in het buitenland
3.25.
Ten aanzien van het verzoek van de vader om bij voorbaat toestemming te geven voor een door de school van [minderjarige 1] georganiseerde uitwisseling of educatieve reis naar Engeland, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek van de vader prematuur is. Het is namelijk nog niet bekend of deze reis gaat plaatsvinden en de vader heeft onvoldoende onderbouwd dat te verwachten is dat de moeder daar dan geen toestemming voor zal verlenen. De rechtbank ziet ook geen andere reden waaruit zou moeten blijken dat de moeder hier geen inspraak in zou mogen hebben.
De bijzondere curator
3.26.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afwijzen. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] – na al bij de rechtbank te zijn geweest – opnieuw met iemand te moeten praten over hun wensen. De rechtbank heeft de inzichten van een bijzondere curator bovendien niet nodig om te beoordelen wat op dit moment in het belang van de kinderen is, omdat de Raad tijdens de zitting hier invulling aan heeft gegeven. Tot slot vindt de rechtbank het veel belangrijker dat er op korte termijn duidelijkheid wordt gegeven aan de kinderen over de situatie. Een advies van een bijzondere curator zou eventueel te veel tijd kosten.
De brieven aan de kinderen
3.27.
De rechtbank heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afgesproken dat zij een brief krijgen, waarin de beslissing aan hen wordt uitgelegd. In die brieven is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige 1] ,
Het is alweer een paar weken geleden dat wij elkaar spraken bij de rechtbank. We hebben het toen gehad over jouw moeders wens dat [minderjarige 2] en jij in [woonplaats] komen wonen. We spraken af dat ik jou zou schrijven wat de beslissing van de rechtbank is, en waarom mijn collega’s en ik die beslissing nemen. Daarom krijg je nu deze brief van mij.
Je hebt mij in het gesprek verteld dat jij écht niet naar [woonplaats] wil verhuizen. Je hebt het fijn op het [school] en daar wil je graag naar school blijven gaan. Je vindt het moeilijk om om te gaan met [B] . Die is snel boos op jou, en doet soms dingen waar jij verdrietig van wordt. En je wil ook echt heel graag elke zaterdag een voetbalwedstrijd kunnen spelen. Dan kan je in een voetbalteam.
Na ons gesprek heb ik gesproken met jouw ouders, hun advocaten en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming (die zijn er altijd bij, omdat zij veel verstand hebben van kinderen). Ik heb dat gesprek niet alleen gevoerd, maar samen met nog twee rechters en met de griffier, die er ook bij was tijdens ons gesprek.
Daarna hebben de andere rechters en ik heel lang gepraat over wat we gingen beslissen. We hebben besloten dat [minderjarige 2] en jijnietnaar [woonplaats] gaan verhuizen. We vinden dat niet goed voor jullie. Jij hebt je leven hier en je hebt het hier fijn. Natuurlijk kan het dat je het in [woonplaats] ook leuk zou hebben, maar dat weten wij en jij niet zeker. Bovendien is er eigenlijk een andere, belangrijkere reden dat we het voor jou niet goed vinden om naar [woonplaats] te verhuizen. Dat heeft te maken met wat je hebt verteld over hoe dingen bij mama thuis soms gaan. Ik ben daar best van geschrokken, ook omdat ik zag hoe verdrietig het jou maakt als je moet eten als een hond, of als mama zegt dat je op papa lijkt en dat ze zich aan hem ook zo ergerde. Ik kan mij heel goed voorstellen dat je veel verdriet hebt van die dingen en ik heb ook aan jouw moeder verteld dat ik dat niet oké vind. Ik vind het heel belangrijk dat de plek waar jij woont echt thuis is, dat je daar jezelf kan zijn en dat je voelt dat je er mag zijn. En ik denk niet dat je nu dat gevoel bij mama en [B] thuis hebt. En dan komt er straks ook nog een (half)broertje of zusje bij. Dat is natuurlijk hartstikke leuk, maar dat zet alles ook nog meer op zijn kop. Mijn collega’s en ik vinden dat voor jou niet goed.
Onze beslissing is dus dat je (samen met [minderjarige 2] !) bij papa blijft wonen. En nu vraag je je misschien af: wanneer zie ik mama dan? Je vertelde dat je niet om het weekend naar [woonplaats] wil. Onze beslissing is wel dat [minderjarige 2] en jij om het weekend naar mama gaan, maar voor jou hebben we bepaald dat je pas op zaterdag ná de voetbalwedstrijd gaat. We begrijpen namelijk heel goed dat jij heel graag in een voetbalteam wil en dat kan alleen als je op zaterdag wedstrijden kan spelen. Voor jou is dat heel belangrijk. Daarom hebben we besloten dat [minderjarige 2] om de week met mama op vrijdag naar [woonplaats] gaat, en dat papa jou dan op zaterdag na de voetbalwedstrijd brengt. Op zondag brengt mama jullie dan weer terug naar papa.
Ik weet dat je heel erg hebt uitgekeken naar deze beslissing. Nu is er dus duidelijkheid. Als jouw vader of moeder het niet eens is met deze beslissing dan kunnen ze nog vragen aan drie hogere rechters om er nog een keer naar te kijken. Dat heet hoger beroep. Als dat gebeurt dat geldt voorlopig in ieder geval onze beslissing.
Hopelijk is het voor jou nu een beetje duidelijk hoe het verder gaat. Ook namens mijn collega’s wens ik je wat rust toe, want volgens mij heb je veel stress gehad van de onzekerheid of je nou zou gaan verhuizen of niet. Ik vind het echt heel erg knap dat je zo open en eerlijk aan mij hebt verteld wat er voor jou belangrijk is. Dat is niet makkelijk, maar je hebt het wel gedaan. Daar kan je heel trots op zijn.
Tot slot wens ik jou een fijne herfstvakantie, en natuurlijk een goed voetbalseizoen!”
In de brief aan [minderjarige 2] is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige 2] ,
Het is alweer een paar weken geleden dat wij elkaar spraken bij de rechtbank. We hebben het toen gehad over jouw moeders wens dat [minderjarige 1] en jij in [woonplaats] komen wonen. We spraken af dat ik jou zou schrijven wat de beslissing van de rechtbank is, en waarom mijn collega’s en ik die beslissing nemen. Daarom krijg je nu deze brief van mij.
Je hebt mij in het gesprek verteld dat jij écht niet naar [woonplaats] wil verhuizen. Je vindt het daar helemaal niet leuk. De tuin die jullie nu hebben is veel fijner dan die in [woonplaats] . En [B] is snel boos en dan moet jij sorry zeggen. En mama is ook best vaak boos op [B] . Dus alles bij elkaar is er dan veel boosheid in huis.
Na ons gesprek heb ik gesproken met jouw ouders, hun advocaten en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming (die zijn er altijd bij, omdat zij veel verstand hebben van kinderen). Ik heb dat gesprek niet alleen gevoerd, maar samen met nog twee rechters en met de griffier, die er ook bij was tijdens ons gesprek.
Daarna hebben de andere rechters en ik heel lang gepraat over wat we gingen beslissen. We hebben besloten dat [minderjarige 1] en jijnietnaar [woonplaats] gaan verhuizen. We vinden dat niet goed voor jullie. Jij hebt je leven hier en je hebt het hier fijn. Natuurlijk kan het dat je het in [woonplaats] ook leuk zou hebben, maar dat weten wij en jij niet zeker. En ik maak me best een beetje zorgen over die boosheid in huis bij mama. Ik vind het heel belangrijk dat de plek waar jij woont echt thuis is, dat je daar jezelf kan zijn en dat je voelt dat je er mag zijn. En ik denk niet dat je dat gevoel nu bij mama en [B] thuis hebt. En dan komt er straks ook nog een (half)broertje of zusje bij. Dat is natuurlijk hartstikke leuk, maar dat zet alles ook nog meer op zijn kop. Mijn collega’s en ik vinden dat voor jou niet goed.
Onze beslissing is dus dat je (samen met [minderjarige 1] !) bij papa blijft wonen. En nu vraag je je misschien af: wanneer zie ik mama dan? We hebben besloten dat jij om het weekend naar [woonplaats] gaat. Jij gaat dan met mama op vrijdag al, en papa brengt [minderjarige 1] op zaterdag na de voetbalwedstrijd. Op zondag brengt mama jullie dan weer terug naar papa.
En dan is er nog iets belangrijks waar we ook een beslissing over moesten nemen. Dat is de school waar je naartoe gaat. En daar hebben wij het tijdens ons gesprekje helemaal niet over gehad. Ik was dat toen helemaal vergeten te vragen, heel stom!
Mijn collega’s en ik hebben besloten dat je in [plaats] naar school gaat, vlakbij papa. Dat vonden we best wel een moeilijke beslissing om te nemen. Naar een nieuwe school gaan is niet niks. Maar omdat je nu in [woonplaats] blijft wonen vinden we het voor jou goed dat je daar dan ook naar school gaat. Dat scheelt veel in de auto zitten, en je kan na school dan ook makkelijker met vrienden en vriendinnen afspreken. Als je in [plaats] naar school zou blijven gaan zou dat best veel gedoe zijn iedere dag. En we vinden het voor jou juist heel belangrijk dat er rust komt. Het is zo onrustig geweest voor [minderjarige 1] en jou. Papa en mama maken al heel lang ruzie met elkaar. En nu is mama naar [woonplaats] verhuisd en was onduidelijk of jullie ook zouden gaan verhuizen. Dus rust vinden we heel erg belangrijk.
Ik hoop dat het voor jou nu duidelijk is welke beslissingen we hebben genomen. Als jouw vader of moeder het niet eens is met deze beslissing dan kunnen ze nog vragen aan drie hogere rechters om er nog een keer naar te kijken. Dat heet hoger beroep. Als dat gebeurt dat geldt voorlopig in ieder geval onze beslissing.
Ik wil je nog zeggen dat ik het heel erg knap vind dat je zo open en eerlijk aan mij hebt verteld wat er voor jou belangrijk is. Dat is niet makkelijk, maar je hebt het wel gedaan. Tijdens het gesprek vroeg je je af of je het wel goed had gedaan. Je het super gedaan! Daar kan je heel trots op zijn.
Ik wens jou een hele fijne herfstvakantie!”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.28.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De rechtbank vindt dat van belang omdat de kinderen veel spanning en onrust ervaren over de vraag bij wie ze zullen gaan wonen. De rechtbank vindt het voor hen belangrijk dat zij nu (in ieder geval voorlopig) duidelijkheid hebben over hun woonsituatie, school en over de zorgregeling.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vader en dat zij op zijn adres ingeschreven zullen staan in de Basisregistratie Personen
4.2.
wijzigt de zorgregeling in de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 2 oktober 2022 en stelt de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven eenmaal per veertien dagen bij de moeder van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur, tenzij [minderjarige 1] op zaterdag een voetbalwedstrijd heeft. Als [minderjarige 1] een voetbalwedstrijd heeft gaat [minderjarige 2] op vrijdag met haar moeder naar [woonplaats] en zal [minderjarige 1] op zaterdag na zijn wedstrijd door de vader naar [woonplaats] worden gebracht. De moeder brengt de kinderen op zondag weer terug naar de vader.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven gedurende de helft van de vakanties bij de moeder, waarbij;
o de moeder in de even jaren de eerste keuze heeft voor de vakantieverdeling en de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de vakantieverdeling;
o de gewenste vakantieverdeling vóór 1 januari van het betreffende jaar door beide ouders met de andere ouder dient te worden gedeeld;
o de moeder de kinderen ophaalt in [woonplaats] en de vader de kinderen ophaalt bij de moeder in [woonplaats] .
4.3.
verleent aan de vader vervangende toestemming om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [school] in [plaats] ;
4.4.
verleent aan de vader vervangende toestemming om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie te gaan:
o naar Spanje (o.a. Gran Canaria) in de kerstvakantie van 2025/2026;
o in Europa gedurende de helft van de voorjaarsvakantie van 2026 (21 februari t/m 1 maart);
o naar Turkije in de zomervakantie van 2026, van 4 juli tot 25 juli 2026 (eerste drie weken zomervakantie) via luchthaven Dalaman, bestemming […] ;
4.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
houdt de financiële verzoeken van de vader over de bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, de kinderbijslag en de buitengewone schoolkosten aan tot een nader te bepalen zitting;
4.7.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide (voorzitter), mr. M.C. Oostendorp, en mr. N.W. Verbruggen- van Heijst, (kinder)rechters in samenwerking met mr. J.J. Boekhout, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253 lid 4 juncto artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 1:253a van het burgerlijk wetboek.
3.Artikel 1:253a van het burgerlijk wetboek.