ECLI:NL:RBMNE:2025:5600

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
AWB 24/8078
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen definitieve berekening huurtoeslag 2021 en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 8 oktober 2025, gaat het om het beroep van eiser tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag voor het toeslagjaar 2021. De Dienst Toeslagen had op 23 november 2021 een voorschot huurtoeslag van € 2.321,- toegekend, maar in een later besluit op 19 juli 2024 werd dit bedrag definitief vastgesteld op € 52,-, met een terugvordering van € 2.445,-. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Echter, op 25 juni 2025 heeft de Dienst Toeslagen het oorspronkelijke bedrag van € 2.321,- opnieuw toegekend, waardoor de terugvordering verviel.

De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2025 behandeld, maar eiser was niet verschenen. De rechtbank overweegt dat er geen procesbelang meer is, omdat de Dienst Toeslagen het oorspronkelijke bedrag heeft toegekend. Eiser heeft niet gereageerd op de vraag naar zijn procesbelang en is niet op de zitting verschenen. De rechtbank concludeert dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep meer nodig is, omdat het procesbelang ontbreekt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en draagt de Dienst Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld.

De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8078

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

Dienst Toeslagen,

(gemachtigde: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag voor het toeslagjaar 2021.
1.1.
Dienst Toeslagen heeft op 23 november 2021 aan eiser voor het jaar 2021 een voorschot huurtoeslag toegekend van € 2.321,-. Met het besluit van 19 juli 2024 heeft Dienst Toeslagen eisers recht op huurtoeslag voor het jaar 2021 definitief vastgesteld op
€ 52,- en een bedrag van € 2.445 [1] aan teveel ontvangen huurtoeslag teruggevorderd van eiser. Met het besluit van 19 november 2024 op het bezwaar van eiser heeft Dienst Toeslagen het primaire besluit gehandhaafd. Dit is het besluit waartegen eiser beroep heeft ingesteld.
1.2.
Met het nieuwe besluit van 25 juni 2025 heeft Dienst Toeslagen de definitieve huurtoeslag over 2021 aangepast naar het oorspronkelijke bedrag van € 2.321,-.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van Dienst Toeslagen deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank overweegt als volgt. Met het besluit van 25 juni 2025 heeft Dienst Toeslagen alsnog het oorspronkelijke bedrag aan huurtoeslag aan eiser toegekend en is de terugvordering komen te vervallen. Om die reden ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak [2] heeft iemand procesbelang als wat hij of zij nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van slechts een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
3. De rechtbank heeft eiser voorafgaand aan de zitting schriftelijk in de gelegenheid gesteld aan te geven of en zo ja welk procesbelang hij nog heeft. Hierop heeft hij niet gereageerd en hij is ook niet op de zitting verschenen. De rechtbank is verder ook ambtshalve niet gebleken dat eiser met een inhoudelijke beoordeling van het beroep in een betere positie kan komen. Nu het procesbelang ontbreekt, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Nu het procesbelang is vervallen op het moment dat eiser al beroep had ingesteld, moet Dienst Toeslagen, zoals deze al heeft aangeboden, het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt Dienst Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is inclusief € 186,- aan rente.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2572