In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 8 oktober 2025, gaat het om het beroep van eiser tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag voor het toeslagjaar 2021. De Dienst Toeslagen had op 23 november 2021 een voorschot huurtoeslag van € 2.321,- toegekend, maar in een later besluit op 19 juli 2024 werd dit bedrag definitief vastgesteld op € 52,-, met een terugvordering van € 2.445,-. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Echter, op 25 juni 2025 heeft de Dienst Toeslagen het oorspronkelijke bedrag van € 2.321,- opnieuw toegekend, waardoor de terugvordering verviel.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2025 behandeld, maar eiser was niet verschenen. De rechtbank overweegt dat er geen procesbelang meer is, omdat de Dienst Toeslagen het oorspronkelijke bedrag heeft toegekend. Eiser heeft niet gereageerd op de vraag naar zijn procesbelang en is niet op de zitting verschenen. De rechtbank concludeert dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep meer nodig is, omdat het procesbelang ontbreekt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en draagt de Dienst Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld.
De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.