Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker
Samenvatting
Procesverloop
het bestreden besluit)het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en zijn besluit om aan verzoeker geen ZW-uitkering toe te kennen gehandhaafd.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een Ziektewet-uitkering had aangevraagd. De verzoeker had zich op 8 oktober 2024 ziek gemeld, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering op basis van een besluit van 5 november 2024, waarin werd gesteld dat de verzoeker arbeidsgeschikt was. Na bezwaar van de verzoeker, dat door een verzekeringsarts werd onderzocht, handhaafde het Uwv op 14 augustus 2025 het besluit om geen uitkering toe te kennen. De verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen acute financiële nood was. De verzoeker had geen bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwden, en de voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een onomkeerbare situatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen griffierecht of proceskostenveroordeling opgelegd.