Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], betaling van een factuur van € 5.000,- van gedaagde, die hij stelt te zijn verschuldigd op basis van een overeenkomst van opdracht. Eiser heeft belastingadvies en andere werkzaamheden verricht voor gedaagde, maar gedaagde betwist dat er een overeenkomst is gesloten. De kantonrechter heeft op 29 oktober 2025 geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst tussen partijen bestaat. Eiser heeft zijn vordering niet onderbouwd met een schriftelijke overeenkomst of andere bewijsstukken. De kantonrechter concludeert dat het enkele feit dat er gesprekken zijn gevoerd en stukken zijn uitgewisseld, onvoldoende is om aan te nemen dat gedaagde opdracht heeft gegeven aan eiser. Daarom wordt de vordering van eiser afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 50,00. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter I.M.A. Lintel.