In deze civiele zaak heeft de eiseres, een dierenopvangcentrum, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die zich richt op tijdelijke opvang en revalidatie van dieren. De eiseres vordert een bedrag van € 27.060,16 op basis van een geldleningsovereenkomst die op 18 januari 2019 is gesloten. De lening was bedoeld voor kosten die zijn gemaakt voor een onderzoek naar de levensvatbaarheid van de gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering niet is verjaard, omdat de eiseres de verjaring heeft gestuit door middel van schriftelijke aanmaningen en een conceptdagvaarding. De gedaagde heeft verschillende verweren gevoerd, waaronder dat de vordering verjaard zou zijn en dat deze niet meer kan worden opgeëist op basis van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank heeft deze verweren verworpen en geoordeeld dat de vordering van de eiseres toewijsbaar is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering niet is afgeboekt, zoals door de gedaagde werd gesteld. De eiseres heeft recht op de gevorderde hoofdsom en wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.