Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres] en [eiser] , uit [woonplaats] , eiseres en eiser, samen eisers
[vergunninghouder](vergunninghouder), uit [plaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] heeft verleend aan de vergunninghouder voor het creëren van een dakopbouw op de aanbouw van zijn woning. Eisers, die naast de vergunninghouder wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft hun bezwaar ongegrond verklaard. Hierop hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.
Eisers betogen dat de bouwvergunning voor de aanbouw, die in 2009 is verleend, onrechtmatig is en dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de overschrijding van de maximaal toelaatbare bebouwing. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning voor de aanbouw in 2009 in rechte onaantastbaar is en dat de op grond daarvan opgerichte aanbouw als legaal wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet kunnen aanvoeren dat de eerdere vergunning onrechtmatig is, omdat zij destijds geen bezwaar hebben gemaakt. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw terecht is verleend, omdat deze voldoet aan de regels van het Omgevingsplan gemeente [plaats].
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding van eisers af, omdat er geen causaal verband is tussen de gestelde schade en het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 5 september 2025.