ECLI:NL:RBMNE:2025:6187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
UTR 25/1198
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AOW-toeslag na schending inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening en terugvordering van de AOW-toeslag van de overleden echtgenoot van eiseres. De echtgenoot ontving sinds juli 1998 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en daarnaast een inkomensafhankelijke AOW-toeslag. De Svb heeft de AOW-toeslag herzien omdat het inkomen van eiseres, die jonger is dan 65 jaar, was veranderd en boven het grensbedrag voor de AOW-toeslag uitkwam. Eiseres was het niet eens met deze herziening en terugvordering van € 10.556,04 en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb de AOW-toeslag niet ten onrechte heeft herzien en teruggevorderd, omdat de echtgenoot van eiseres zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van de gewijzigde inkomenssituatie van eiseres. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de bijzondere omstandigheden en de financiële gevolgen van de terugvordering, niet overtuigend geacht. De Svb had al eerder kunnen onderkennen dat eiseres inkomsten ontving, maar heeft de terugvordering gematigd tot 50% vanwege de lange periode dat de echtgenoot verzorgd is geweest en het tijdsverloop sinds de laatste informatieverstrekking. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om de herziening verder te matigen en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de AOW-gerechtigde om wijzigingen in het inkomen door te geven en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De rechtbank heeft ook informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Temel),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma).

Samenvatting

1. De echtgenoot van eiseres, wijlen de heer [de echtgenoot] (hierna: de echtgenoot), ontving sinds juli 1998 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Omdat eiseres jonger is dan 65 jaar en weinig inkomen had, ontving hij daarnaast een inkomensafhankelijke toeslag (AOW-toeslag). Deze uitspraak gaat over de herziening en terugvordering van de AOW-toeslag van de echtgenoot van eiseres. De Svb heeft zijn AOW-toeslag herzien omdat het inkomen van eiseres is veranderd en daarmee boven het grensbedrag voor de AOW-toeslag uitkomt. Het bedrag dat de echtgenoot te veel heeft ontvangen, moet eiseres terugbetalen. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de Svb de AOW-toeslag niet ten onrechte heeft aangepast en teruggevorderd
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 25 oktober 2024 (het primaire besluit) heeft de Svb de door de echtgenoot ontvangen AOW-toeslag over de periode van mei 2023 tot en met juli 2024 herberekend, met terugwerkende kracht aangepast en een bedrag van € 10.556,04 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.1.
Met het besluit van 8 januari 2025 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is de Svb bij de herziening en terugvordering gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Svb.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. In april 2023 is de Svb door de Belastingdienst geïnformeerd dat eiseres vanaf januari 2022 inkomen ontving. Aan de hand daarvan heeft de Svb in augustus 2024 de inkomensgegevens van eiseres opgevraagd. Eiseres ontving inkomsten in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) vanwege het verlenen van mantelzorg aan haar echtgenoot. Naar aanleiding hiervan heeft de Svb de AOW-toeslag opnieuw berekend. De Svb matigt daarbij de herzieningsperiode met 50%, omdat de Svb al eerder had kunnen onderkennen dat eiseres inkomsten ontving en omdat de echtgenoot had kunnen weten dat hij te veel aan AOW-toeslag ontving. Na afronding in het voordeel van eiseres bedraagt de herzieningsperiode 15 maanden en loopt deze vanaf mei 2023 tot en met april 2024. Het bedrag dat de echtgenoot over deze periode ten onrechte heeft ontvangen dient eiseres terug te betalen.
3.1.
Met het bestreden besluit heeft de Svb de herziening en terugvordering gehandhaafd. De Svb legt daaraan ten grondslag dat de echtgenoot had kunnen begrijpen dat hij onterecht een AOW toeslag ontving. Hij is eerder op 12 mei 1998 en op 7 december 1999 geïnformeerd over welke wijzigingen hij aan de Svb moet doorgeven. Informatie daarover staat ook op de website van de Svb onder AOW-toeslag. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om toepassing van de menselijke maat omdat het verlenen van mantelzorg noodzakelijk was. De Svb legt uit dit te begrijpen, maar gebonden te zijn aan de wettelijke regels waarin is bepaald dat pgb-inkomsten als inkomen voor de AOW-toeslag telt. Daarnaast heeft de Svb het coulancebeleid reeds toegepast vanwege het tijdsverloop sinds hij is geïnformeerd over de door te geven wijzigingen en is er rekening gehouden met de lange periode dat hij verzorgd is geweest. De Svb ziet geen dringende redenen om de herziening nog verder te beperken.
Gronden van beroep
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat de gehele herziening moet worden teruggedraaid vanwege de bijzondere omstandigheden. Het was voor haar echtgenoot niet duidelijk dat pgb als loon wordt gezien en het daarom gemeld moest worden. Daarnaast wordt het pgb door de Svb verstrekt en hadden zij dit moeten weten. De Svb heeft volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij vindt dat er sprake is van dringende redenen. Zij ontvangt per december 2024 een bijstandsuitkering en het moeten betalen van deze vordering zal haar in een financieel lastige situatie brengen waarbij schulden ontstaan. Als er een huurschuld ontstaat kan zij uit haar woning worden gezet. Het bestreden besluit is volgens eiseres dan ook niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
Schending inlichtingenplicht
5. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de Svb zich niet ten onrechte op het standpunt dat de echtgenoot had kunnen en moeten weten dat hij de inkomsten van eiseres had moeten doorgeven. Hij is daar in het verleden namelijk meerdere keren over geïnformeerd. De Svb heeft daarvoor in het bestreden besluit gewezen op de toekenning van 12 mei 1998 en de beslissing van 7 december 1999, waarin staat vermeld dat wijzigingen in het inkomen van zijn partner moeten worden doorgegeven aan de Svb. Ook heeft de echtgenoot op 2 januari 2001 een inkomensformulier ingevuld voor het aanvragen van de toeslag voor eiseres. De stelling van eiseres dat de Svb al op de hoogte had moeten zijn van de pgb-inkomsten, omdat deze door de Svb werd verstrekt, volgt de rechtbank niet. De Svb heeft in dit kader in het verweerschrift toegelicht dat dit twee aparte afdelingen betreft en dat er geen sprake is van gegevensuitwisseling. Ook de enkele stelling dat de echtgenoot niet zou weten dat de pgb-inkomsten ook als inkomen wordt gezien, ontslaat hem niet van deze verplichting. De echtgenoot dan wel eiseres had navraag kunnen doen bij de Svb. De echtgenoot had dus de inkomsten van eiseres moeten doorgeven. Hij heeft dit niet heeft gedaan en heeft daardoor de inlichtingenplicht geschonden.
Dringende redenen
6. De rechtbank stelt voorop dat de Svb de onverschuldigd betaalde AOW-toeslag in beginsel dient terug te vorderen. De Svb ziet geheel of gedeeltelijk af van verlaging of intrekking van een uitkering over het verleden als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Ook ziet de Svb geheel of gedeeltelijk af van de voorgenomen verlaging of intrekking als de bijzondere omstandigheden van het geval ertoe leiden dat de mate van terugwerkende kracht onevenredig is. Bij deze beoordeling hecht de Svb belang aan de mate waarin de betrokkene een verwijt kan worden gemaakt en de mate waarin de Svb een verwijt kan worden gemaakt. Dit volgt uit het beleid ‘Verlaging of intrekking van de uitkering (SB 1407)’ van de Svb.
6.1.
De Svb heeft dit beleid in het bestreden besluit toegepast en als gevolg daarvan is de terugvordering tot 50% gematigd. De Svb heeft daarbij betrokken dat zij al eerder had kunnen onderkennen dat eiseres inkomsten ontving. De Svb ontving namelijk op 22 april 2023 melding van de Belastingdienst over het inkomen van eiseres, maar heeft pas op 16 augustus 2024 haar inkomensgegevens opgevraagd. Daarnaast heeft de Svb meegewogen dat het lang geleden was dat de echtgenoot was geïnformeerd over de wijzigingen die hij moest doorgeven en heeft de Svb rekening gehouden met de lange periode die de echtgenoot verzorgd is geweest. De rechtbank ziet in hetgeen verder (over de financiële situatie) is aangevoerd geen aanleiding voor verdere matiging. De Svb heeft er immers op gewezen dat eiseres een verzoek om een betalingsregeling kan indienen. De Svb zal dan een onderzoek naar het inkomen en vermogen van eiseres instellen om haar draagkracht vast te stellen en op grondslag daarvan vast te stellen het bedrag dat eiseres maandelijks zou kunnen terugbetalen. Hierdoor kan de stelling dat er bij terugbetaling een huurschuld kan ontstaan en zij dan uit haar woning kan worden gezet, niet leiden tot een geslaagd beroep op dringende redenen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijg. Zij krijgt
daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J. Biswane, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.