In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie van € 370,00 voor het niet verzekerd zijn van een bromfiets. De betrokkene had eerder een administratief beroep ingesteld, dat door de officier van justitie ongegrond was verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft op 14 augustus 2023 pro forma beroep ingesteld, zonder inhoudelijke gronden. Tijdens de zitting op 27 oktober 2025 heeft de vervanger van de gemachtigde aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de boete, maar deze zijn niet onderbouwd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene misbruik van recht heeft gemaakt door een beroep in te stellen dat evident kansloos was. De rechtbank heeft opgemerkt dat er duizenden zaken over verkeersboetes wachten op behandeling en dat het misbruik van het recht om beroep in te stellen leidt tot onredelijke vertraging voor andere zaken. De kantonrechter heeft de bevoegdheid om een bestuursrechtelijk rechtsmiddel in te stellen niet ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde wisten dat hun beroep geen kans van slagen had. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de officier van justitie geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn voor de behandeling van zaken en de gevolgen van misbruik van recht.