ECLI:NL:RBMNE:2025:660

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/5023
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster had verzocht om vergoeding van haar proceskosten in verband met een eerder besluit van het Uwv. Dit besluit, dat op 26 april 2024 werd genomen, hield in dat verzoekster vanaf 1 november 2022 naast haar Ziektewetuitkering een Toeslag-uitkering ontving, maar dat zij vanaf 25 augustus 2023 geen recht meer had op deze toeslag. Het Uwv vorderde een bedrag van € 4.379,77 terug over de periode van 21 augustus 2023 tot en met 21 april 2024. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard op 17 juni 2024. Hierna heeft verzoekster beroep ingesteld, maar het Uwv wijzigde zijn beslissing op 18 oktober 2024 en besloot af te zien van de terugvordering van het bedrag.

Verzoekster trok haar beroep in en vroeg de rechtbank om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener vergoed kunnen worden. Aangezien verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld, waren er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv wel het griffierecht van € 51,- aan verzoekster moest betalen, wat rechtstreeks uit de wet volgt. Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar kende wel het griffierecht toe aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Met het besluit van 26 april 2024 heeft het Uwv medegedeeld dat verzoekster vanaf
1 november 2022 naast haar Ziektewetuitkering een Toeslag-uitkering ontving en dat zij vanaf 25 augustus 2023 geen recht meer heeft op een toeslag naast de Ziektewetuitkering. Over de periode 21 augustus 2023 tot en met 21 april 2024 wordt de ten onrechte betaalde toeslag teruggevorderd met een brutobedrag van € 4.379,77. Tegen dit besluit is door verzoekster bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 17 juni 2024 is het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft verzoekster beroep ingesteld.
3. Met het besluit van 18 oktober 2024 heeft het Uwv de beslissing op bezwaar van 17 juni 2024 gewijzigd en afgezien van de terugvordering van het bedrag van € 4.379,77. De geplande zitting van 14 november 2024 is niet doorgegaan.
4. Verzoekster heeft hierna het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

5. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. [1]
6. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden.
7. Het Uwv moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen. [2] Dit volgt rechtstreeks uit de wet. In dit geval gaat het om een bedrag van € 51,-.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2025.
de griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2.Artikel 8:41 van de Awb.