Uitspraak
1.[verzoekster] B.V.,
2.
[verzoeker],
1.De procedure
2.De kern van de zaak
minimaal€ 25.844,02 bruto bedraagt, berekend over de periode 13 mei 1985 (indiensttreding) tot einde dienstverband per 1 april 2025 over een arbeidsduur van 20 uur. [verzoeker] meent echter recht te hebben op een hoger bedrag. Volgens hem moet voor de gehele periode worden uitgegaan van een arbeidsduur van 40 uur, waardoor de transitievergoeding hoger uitvalt. De kantonrechter volgt [verzoeker] deels hierin en zal hieronder uitleggen waarom.
3.De achtergrond van de zaak
4.De beoordeling
minimaal€ 25.844,02 bruto bedraagt, berekend over een arbeidsduur van 20 uur per week voor de periode 13 mei 1985 (indiensttreding) tot 1 april 2025. [verzoeker] meent echter recht te hebben op een hoger bedrag, namelijk € 55.708,27 bruto. Volgens hem moet voor de gehele periode worden uitgegaan van een arbeidsduur van 40 uur, waardoor de transitievergoeding hoger uitvalt. Hij stelt dat de arbeidsduur gedurende zijn arbeidsovereenkomst altijd 40 uur per week is gebleven. Van een tussentijdse wijziging van de arbeidsduur naar 20 uur per week vanwege zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is nooit sprake geweest, omdat hij expliciet heeft aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met het voorstel van [verzoekster] om de arbeidsovereenkomst wat betreft die uren aan te passen. De arbeidsovereenkomst is dus niet met ingang van 9 januari 2017 gedeeltelijk, te weten voor 20 uur per week, beëindigd.
5.De beslissing
- € 25.844,02 bruto, gebaseerd op de periode 13 mei 1985 (indiensttreding) tot 1 april 2025, een arbeidsduur van 20 uur per week en een salaris van € 1.840,00 bruto per maand;
- een bedrag gebaseerd op de periode 13 mei 1985 (indiensttreding) tot 9 januari 2017 en berekend over de per 9 januari 2017 beëindigde arbeidsduur van 20 uur per week, op basis van het salaris van [verzoeker] op 9 januari 2017 en de in 2017 geldende berekeningsmethodiek voor de transitievergoeding.