ECLI:NL:RBMNE:2025:744

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/541
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens niet-gemelde activiteiten als sekswerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 3 augustus 2019 een bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De intrekking van de bijstand is gebaseerd op bevindingen van een onderzoek dat is gestart na een tip in juni 2021. Dit onderzoek, uitgevoerd door de Sociale Recherche Flevoland, heeft aangetoond dat eiseres op verschillende sekssites haar diensten tegen betaling heeft aangeboden, zonder dit te melden aan het college. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 22 september 2019 tot en met 31 augustus 2023 op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht als sekswerker, wat een schending van haar inlichtingenplicht oplevert.

Eiseres heeft betoogd dat haar activiteiten privé waren en dat zij nooit geld heeft ontvangen voor haar diensten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd is, omdat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichting om relevante informatie te verstrekken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college terecht heeft besloten de bijstand in te trekken, aangezien eiseres niet in staat was om aan te tonen dat zij recht had op bijstand in de periode waarin zij haar activiteiten als sekswerker heeft verricht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/541

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hoevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigde: J.M. van Holt).

Inleiding

1. Eiseres ontvangt vanaf 3 augustus 2019 een bijstandsuitkering.
1.1.
Naar aanleiding van een op 15 juni 2021 ontvangen tip heeft een sociaal rechercheur van het Team Handhaving onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de door eiseres ontvangen bijstand. Daarbij is onder meer administratief onderzoek en internetonderzoek gedaan en zijn bankrekeningen opgevraagd. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 31 oktober 2022. Het onderzoek is uiteindelijk overgedragen aan de Sociale Recherche Flevoland (SRF) omdat het fraudebedrag de € 50.000,- overschreed.
1.2.
De SRF heeft vervolgens onder meer een buurtonderzoek en internetonderzoek gedaan. Verder is eiseres aangehouden en op 11 september 2023 verhoord. De bevindingen van dit SRF-onderzoek zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt rapport van 23 oktober 2023.
1.3.
Het college heeft met het besluit van 30 oktober 2023 op basis van de onderzoeksbevindingen besloten de bijstand in te trekken vanaf 22 september 2019 tot en met 31 augustus 2023. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiseres vanaf 22 september 2019 zeer regelmatig beschikbaar was op diverse sekssites waarbij zij zich tegen betaling aanbood als sekswerker. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Met het bestreden besluit van 8 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij het besluit van 30 oktober 2023 gebleven.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Is sprake van op geld waardeerbare activiteiten?
2. Het college heeft aan de intrekking van de bijstand ten grondslag gelegd dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag bieden om te oordelen dat eiseres tegen betaling haar diensten heeft aangeboden en dat zij in de periode vanaf 22 september 2019 tot en met 31 augustus 2023 op geld waardeerbare activiteiten als sekswerker heeft verricht. Eiseres heeft het college van deze activiteiten niet op de hoogte gebracht zodat zij de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres heeft geen gedegen administratie overgelegd zodat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
3. Eiseres voert aan dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Het hebben van seks en het verkrijgen van sekspartners (via internet) is een privéaangelegenheid. Eiseres kon niet weten dat deze activiteiten voor de verlening van bijstand relevant zijn. Eiseres is nooit sekswerker geweest en in de politiemutaties, het buurtonderzoek en de reviews wordt evenmin van sekswerk gesproken – maar slechts van (onbetaalde) seks. Eiseres heeft nooit geld ontvangen naar aanleiding van de sekscontacten. Veel van de websites vereisten bij het aanmaken van de account dat er geldbedragen per handeling/tijdsduur werden ingevuld. Nadat er digitaal contact werd gelegd, werd er altijd een telefoongesprek gevoerd en daarbij gaf eiseres dan aan dat betaling niet aan de orde was maar dat dit slechts onderdeel was van het spel. De reviews zijn door hun uitgebreidheid als een contra-indicatie voor betaalde seks te beschouwen omdat er niets in staat over geldbedragen of betalingen.
4. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5. De intrekking van de bijstand is een voor eiseres belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor beëindiging is voldaan in het beginsel op het college. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
6. Uit de onderzoeksbevindingen volgt dat eiseres – in de te beoordelen periode – op verschillende websites haar diensten tegen betaling aanbood. Tijdens het onderzoek is
– samengevat – vastgesteld dat eiseres sinds 14 juni 2014 een account heeft op de sekssite [website] en zich merendeels aanbood onder de naam ‘ [A] ’. Ook had eiseres een actief account op [website] .nl – onbekend sinds wanneer – en sinds 6 november 2022 op [website] .nl, waarop zij zich (merendeels) onder de naam ‘ [A] ’ aanbood. Vanaf 3 september 2021 tot en met 26 juli 2022 had eiseres een account op [website] .nl waar zij zich aanbood onder de naam ‘ [B] ’ en ‘ [A] ’. Verder is tijdens het onderzoek vastgesteld dat er op 22 september 2019, 25 juni 2020 en 24 augustus 2022 drie reviews zijn gegeven over de diensten die eiseres heeft geleverd en welke diensten zij zou leveren. Uit onderzoek op de sites [website] en [website] .nl is vastgesteld dat eiseres in de periode vanaf 12 augustus 2016 tot en met 12 maart 2023 in totaal 37 update advertenties plaatste waarbij zij zich aanbood tegen betaling en dat zij voor een half uur € 75,- en voor een uur € 150,- vraagt. Op de inbeslaggenomen telefoon is vastgesteld door de aanwezige inhoud, dat deze door eiseres wordt gebruikt voor de werkzaamheden als sekswerker genaamd ‘ [A] ’.
7. De rechtbank oordeelt dat gelet op de bevindingen uit het onderzoek het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres door op verschillende websites haar diensten tegen betaling aan te bieden, op geld waardeerbare activiteiten heeft ontplooid.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij met het plaatsen van de advertenties en het aanbieden van seks geen (op geld waardeerbare) arbeid heeft verricht; zij heeft ten tijde van haar huwelijk het spel tussen de lakens in samenspraak met haar echtgenoot uitgebreid met derde personen en na zijn overlijden bleef het op deze wijze in contact komen met sekspartners tot de mogelijkheden behoren. Deze beroepsgrond slaagt niet. Gelet op de tekst van de advertenties, de grote hoeveelheid advertenties en de frequentie van adverteren is aannemelijk dat het niet gaat om incidentele of louter op eigen ontspanning gerichte activiteiten. De stelling van eiseres dat het geen advertenties waren maar dat het slechts ging om oproepen tot – onbetaald – seksueel contact volgt de rechtbank dan ook niet. Het college heeft terecht gesteld dat er sprake is van het – doorlopend – aanbieden van diensten waarmee eiseres geld kon verdienen. Dat uit de politiemutaties en het buurtonderzoek niet blijkt van sekswerk leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt immers dat eiseres haar diensten niet alleen aanbood op het adres waar zij in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven maar ook vanaf het adres in Almere waar zij op 15 juni 2021 is aangetroffen en in Barneveld en Apeldoorn.
8. De door eiseres gestelde omstandigheden dat het plaatsen van een advertentie en het hebben van seks een privéaangelegenheid is en dat zij daar geen geld voor heeft ontvangen, betekent niet dat deze activiteiten voor de verlening van bijstand niet van belang zijn. Voor de toepassing van de Participatiewet is namelijk niet alleen relevant of de betrokkene daadwerkelijk inkomsten heeft ontvangen, maar ook of de betrokkene werkzaamheden heeft verricht waar normaliter een beloning tegenover staat of waarvoor redelijkerwijs een beloning kan worden bedongen. [1] Gelet op het aantal advertenties en de structurele aard van het adverteren is dit laatste hier aan de orde. Bovendien kan de rechtbank het college volgen in het standpunt dat onaannemelijk is dat eiseres niet werd betaald voor haar diensten. Daarbij heeft het college in aanmerking mogen nemen dat er meerdere reviews en e-mails zijn die erop wijzen dat er wel werd betaald. Het college heeft in het bestreden besluit bijvoorbeeld verwezen naar een review van 24 augustus 2022 waarin staat dat voor een bezoek van 30 minuten de totale kosten € 90,- waren. In een andere – ongedateerde – review staat: ‘Voor het geld zijn er betere en mooiere dames’. Verder worden in het rapport van 23 oktober 2023 (p. 15) meerdere e-mails genoemd waarin eiseres met een
(potentiële) klant mailt over haar tarieven (per uur). Niet aannemelijk is dat deze
e-mailwisselingen onderdeel waren van een spel waarbij eiseres, zoals zij dat in haar eigen woorden naar voren heeft gebracht, “niet de hoer was maar de slechts hoer speelde”.
9. Het had voor eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat deze activiteiten van belang konden zijn voor de verlening van bijstand. Door het college hiervan niet op de hoogte te stellen heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden.
10. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval wel aan de inlichtingenverplichting zou zijn voldaan, over de betreffende periode recht op (aanvullende) bijstand bestond. [2]
11. Eiseres is hierin niet geslaagd. Doordat eiseres van de activiteiten geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
12. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres zich nog op het standpunt gesteld dat de omvang van de intrekking en de terugvordering (van ruim € 70.000,-) niet in verhouding staat tot de door het college gestelde omvang van de sekscontacten. Het aantal reviews wijst volgens eiseres op geringe activiteit.
13. Voor zover eiseres met deze stelling bedoelt dat het aantal reviews de omvang van de intrekking (en de terugvordering) niet rechtvaardigt, overweegt de rechtbank dat eiseres niet heeft onderbouwd dat het gebruikelijk of verplicht is dat na elke (betaalde) afspraak een review wordt achtergelaten. Het feit dat er weinig reviews zijn zegt op zichzelf dus niks over het aantal afspraken. Voor zover eiseres hiermee bedoelt dat de intrekking onevenredig is ten opzichte van de schending van de inlichtingenplicht overweegt de rechtbank dat nu sprake is van schending van de inlichtingenplicht het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken wat de omvang van het recht op (aanvullende) bijstand zou zijn geweest in het geval zij wel aan de inlichtingenplicht had voldaan. Zoals hiervoor al is overwogen is eiseres daar niet in geslaagd.

Conclusie en gevolgen

14. Uit al het voorgaande volgt dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken vanaf 22 september 2019 tot en met 31 augustus 2023.
15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bv de uitspraken van 4 augustus 2022 van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2020:1728) en van 31 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:634).
2.Vergelijk de uitspraak van 24 september 2019 van de CRvB, ECLI:NL:CRVB:2019:3153.