Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en de eis in reconventie;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van 1 november 2024 met producties van de man;
- het bericht van 13 november 2024 met productie van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van 15 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij namens de man een pleitnota is overgelegd.
2.De feiten
4 december 2019 is bepaald dat het Marokkaanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Daarbij is door de rechtbank een beslissing genomen over de wijze van verdelen van de inboedel en de draagplicht van partijen voor diverse schulden. Er is geen beslissing genomen over de verdeling van de woning.
3.Het geschil
€ 50.000,00 is bereikt;
€ 113.445,06;
4.De beoordeling
€ 271.625,11, waarvan de vrouw de helft van € 135.814,11 aan hem moet betalen. Dit bedrag moet verrekend worden met de overwaarde van de woning. De vorderingen van de vrouw die zien op de spaardeelrekening en de woning(en) in Marokko moeten worden afgewezen. De man heeft één woning in Marokko gekocht. De woning is gekocht door de man en de stortingen op de spaardeelrekening zijn ook door hem verricht, waardoor de vrouw hier geen aanspraak op kan maken, ook niet op basis van artikel 49 van de Mudawwana. Daar is dit artikel niet voor bedoeld.
stellen de twee partijen bij hun huwelijk in kennis van voormelde bepalingen.
€ 235.000,-, de vrouw is het hier niet mee eens. De man baseert de waarde op een plausibiliteitsverklaring van de makelaar die de waarde van de woning op de peildatum van 18 april 2019 heeft vastgesteld. De rechtbank volgt de man niet in zijn stelling dat het redelijk is om voor de waarde van de woning uit te gaan van de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend. Partijen zijn samen eigenaar van de woning en de waarde van de woning moet worden vastgesteld op het moment van verdelen. Er is geen reden om hiervan af te wijken.
49 Mudawwana en als zij die heeft hoe hoog die aanspraak dan is. De man heeft jurisprudentie uit Marokko overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat een inspanning van de vrouw waarvoor een vergoeding betaald moet worden niet ziet op het verzorgen van de kinderen en het verrichten van taken in het huishouden. De rechtbank volgt de man niet in zijn standpunt. Uit de overgelegde uitspraken van de man volgt dat de Hoge Raad in Marokko bewijs eist van de vrouw ten aanzien van haar vordering op basis van artikel 49 Mudawwana. Hoe dat bewijs geleverd moet worden volgt niet uit de uitspraken. Het is dan aan de behandelend rechter om hier een oordeel over te geven. De rechtbank volgt hierbij de lijn in de Nederlandse jurisprudentie. Er is door het IJI in algemene zin uitleg gegeven aan artikel 49 Mudawwana (ECLI:NL:GHARL:2017:2648). Volgens het IJI in deze uitspraak is het op grond van artikel 49 Mudawwana 2004 laatste zin mogelijk dat een echtgenoot aanspraak kan maken op een vergoeding of schadeloosstelling voor geleverde inspanningen of gedragen lasten. Ook werkzaamheden in de huishouding die hebben bijgedragen aan de vermogensaanwas van de man kunnen de grondslag vormen voor een aanspraak op vergoeding. Het is aan de rechter om een dergelijke aanspraak te beoordelen in het licht van de concrete omstandigheden van het geval. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat die uitleg onjuist is, ook niet in het licht van de ingediende uitspraken door de man.
5.De beslissing
19 februari 2025 door mr. M.M. Janssen-Witteveen