ECLI:NL:RBNHO:2013:10924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
15/840166-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne via luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de hoofdverdachte, die als bagagemedewerker op Schiphol werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere transporten van cocaïne, waarbij hij gebruik maakte van zijn toegang tot het beveiligde gebied op de luchthaven. De rechtbank heeft de tenlastelegging in verschillende zaaksdossiers behandeld, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar wel schuldig werd bevonden aan de invoer van in totaal ruim 62 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als essentieel beoordeeld, gezien zijn functie en de wijze waarop hij betrokken was bij de cocaïnetransporten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel. De uitspraak benadrukt de impact van drugshandel op de samenleving en de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840166-11 (onderzoek Everest)
Uitspraakdatum: 14 november 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 september 2013, 26 september 2013, 27 september 2013, 30 september 2013, 1 oktober 2013, 7 oktober 2013, 17 oktober 2013, 18 oktober 2013 en 31 oktober 2013in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag Hoorn, locatie Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 (zaaksdossier B03):
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2012 tot en met 13 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 26 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5927 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 mei 2012 tot en met 22 augustus 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende (telkens) cocaïne,
immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- op of omstreeks 12 mei 2012 ongeveer 4 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B04) en/of
- op of omstreeks 25 met 2012 ongeveer 8,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B05) en/of
- op of omstreeks 28 mei 2012 ongeveer 16017 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B06) en/of
- op of omstreeks 18 juni 2012 ongeveer 6030 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B07) en/of
- op of omstreeks 18 juni 2012 ongeveer 9942,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B08) en/of
- op of omstreeks 28 juni 2012 ongeveer 3,5 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B09) en/of
- op of omstreeks 1 juli 2012 ongeveer 7705,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B10) en/of
- op of omstreeks 22 augustus 2012 ongeveer 14470,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B11)
zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende (telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 3 (zaaksdossier B18):
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 oktober 2011 tot en met 3 september 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Almere en/of Medemblik en/of Purmerend en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, te weten
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, althans een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW) en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, althans een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) (art 10A OW).
2. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De verdediging heeft gesteld dat meermalen sprake is geweest van schending van een goede procesorde. Enkele schendingen van vormverzuimen zouden zo ernstig zijn dat deze op zichzelf beschouwd reeds tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van verdachte zouden moeten leiden. In ieder geval zouden alle schendingen, beschouwd in onderling verband en samenhang tot dit rechtsgevolg, dan wel subsidiair tot uitsluiting van alle bewijsmiddelen en meer subsidiair tot strafvermindering, moeten leiden.
De rechtbank zal de door de verdediging genoemde punten hieronder afzonderlijk behandelen.
Beginselplicht en doorlaten
Door de raadsvrouw van verdachte is gesteld dat het Openbaar Ministerie – door niet eerder strafrechtelijk handhavend op te treden – heeft gehandeld in strijd met de beginselplicht tot voortvarendheid in de strafrechtelijke handhaving. Prioriteit kan hierbij geen rol hebben gespeeld, nu verdachte reeds vanaf 2011 – in het onderzoek Vinson (de voorloper van onderzoek Everest) – onderwerp van onderzoek naar een of meer 12-jaars feit(en) was. Ook opsporings- en/of strategische overwegingen kunnen hierbij evenmin een rol hebben gespeeld. Reeds uit het onderzoek Vinson zijn gelet op de grote hoeveelheden verdovende middelen die in dat kader onderschept zijn, voldoende redenen gebleken om strafrechtelijk handhavend op te treden tegen verdachte. Voorts is [hoofdverdachte] de hoofdverdachte in het onderzoek Everest, zodat ook in de wens om de ‘grote vis’ te vangen geen reden gelegen kan zijn om niet eerder in te grijpen. Door doelbewust af te wachten om op een later tijdstip in te grijpen zijn er verdovende middelen in de samenleving terechtgekomen. Hiermee heeft het Openbaar Ministerie in strijd gehandeld met het doorlaatverbod van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) en is tevens sprake van een combinatie van schendingen waardoor een schending van de beginselen van de goede procesorde kan worden aangenomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat het Openbaar Ministerie uit tactische overwegingen kan beslissen een verdachte niet direct aan te houden. Dit kan te maken hebben met het verkrijgen van inzicht in de organisatie en de personen die zich bezig houden met de invoer van verdovende middelen en met het vergaren van bewijsmiddelen. De rechtbank is niet gebleken dat dusdanig lang is gewacht met strafrechtelijk handhavend optreden dat is gehandeld in strijd met de beginselplicht.
De rechtbank stelt verder vast dat uit de jurisprudentie (HR 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9915) volgt dat een beroep van de verdachte op de onjuiste naleving van artikel 126ff Sv in beginsel al niet kan slagen, omdat het bepaalde in artikel 126ff Sv niet in het leven is geroepen in het belang van verdachte en voor hem derhalve geen rechtens te beschermen belang in het geding is.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat door het onderzoeksteam van de Koninklijke Marechaussee (hierna te noemen: KMar) dan wel de officier van justitie opzettelijk verdovende middelen zijn doorgelaten. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat – op het moment van het plaatsvinden van de invoer of het voorhanden hebben van de verdovende middelen – de aanwijzingen die het onderzoeksteam had omtrent de aanwezigheid en vindplaats van de drugs zodanig waren dat deze geen ruimte voor twijfel lieten. De officier van justitie heeft in dat verband nog aangevoerd dat het onderzoeksteam waar mogelijk direct heeft ingegrepen en dat soms pas bij een latere uitwerking van opgenomen tapgesprekken naar voren kwam dat er eerder een overdacht van verdovende middelen had plaatsgevonden. Dat het voorgaande anders ligt, is door de verdediging niet aannemelijk gemaakt.
Voorts constateert de rechtbank dat in diverse zaaksdossiers achteraf blijkt dat er een transport verdovende middelen is geweest, al dan niet geslaagd, omdat er door de bij dat transport betrokken verdachten een en ander wordt nabesproken. Bovendien betreft onderzoek Everest een dossier met een groot aantal verdachte met veel taplijnen, waarbij meerdere gesprekken vertaald moesten worden.
In het door de raadsvrouw aangevoerde ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de Hoge Raad heeft geformuleerd en dat hiervoor is weergeven. De rechtbank verwerpt dan ook de hiertoe gevoerde verweren.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een verdachte er zelf voor kiest om strafbare feit(en) te plegen, dit dient uitsluitend voor eigen rekening en risico te komen. Het kan nu niet zo zijn dat een verdachte geen of minder straf moet krijgen omdat de KMar hem daarvan niet heeft weerhouden door hem niet eerder aan te houden.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de rechtbank de rechtmatigheid van de toepassing van de gehanteerde bijzondere opsporingsbevoegdheden (telefoon- en internettaps) in de periode 2011-2012 door de rechter-commissaris zal toetsen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Volgens de verdediging is namelijk sprake van een onrechtmatigheid. Ter onderbouwing van het verweer met betrekking tot de internettaps heeft de verdediging gewezen op een bevel IPv4-tap dat tweemaal zou zijn afgegeven (op 9 en 14 november 2011) voor een deels overlappende periode en een bevel IP-tap dat op 3 januari 2012 zou zijn afgegeven, zowel de aanvraag van 14 november 2011 als die van 3 januari 2012 is zonder actuele onderbouwing. Volgens de verdediging dient een en ander te leiden tot uitsluiting van het bewijs van alle IP-taps en al datgene dat is voortgevloeid uit de IP-taps na 10 november 2011.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 126m Sv tot het bevelen van het opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel houdt in dat de officier van justitie een vordering daartoe indient bij de rechter-commissaris voor strafzaken in een rechtbank. Na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris kan de officier van justitie vervolgens een bevel tot het opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel geven. Het is dus in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of voldaan is aan de vereisten van artikel 126m Sv. Bij deze laatste toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de vereiste voorwaarden is voldaan. Aan de zittingsrechter ten slotte staat de rechtmatigheid van de toepassing van die bevoegdheid ter beoordeling. In het wettelijk systeem houdt deze beoordeling in dit geval, waarin de rechter-commissaris tevoren een machtiging heeft verstrekt, een beantwoording in van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot haar oordeel omtrent het afgeven van die machtiging heeft kunnen komen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank constateert dat de officier van justitie middels een vordering als bedoeld in artikel 126m en 126n Sv de betreffende gegevens over verdachte heeft gevorderd en dat dit in eerste instantie is gebeurd in het kader van het opsporingsonderzoek Vinson. Nadat het onderzoek Everest is opgestart zijn ook in dit onderzoek de nodige vorderingen 126m bij de rechter-commissaris gedaan. De rechter-commissaris heeft vervolgens meerdere machtigingen afgegeven. De rechtbank is niet gebleken dat er onrechtmatigheden kleven aan de verstrekte machtigingen en door de verdediging is dit ook niet nader onderbouwd,
Ten aanzien van het tweemaal (op 9 en 14 november 2011) gedurende deels dezelfde periode afgegeven bevel IP-tap na voorafgaande machtigingen van de rechter-commissaris, merkt de rechtbank op dat, bezien in het licht van de hoeveelheid vorderingen ex artikel 126m Sv, welke vorderingen mede zijn gebaseerd op de grote hoeveelheid telefoons die bij verdachte en diens medeverdachten zijn aangetroffen, sprake is van een kennelijk misslag.
Ten aanzien van het bevel IP-tap op 3 januari 2012 is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verstrekken van de voorafgaande machtiging heeft kunnen overgaan. Gelet op het feit dat er mailcommunicatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] plaatsvond in de maand november 2011 is het geenszins denkbeeldig dat in de periode waarvoor de machtiging is afgegeven weer contact zou worden opgenomen door [medeverdachte 1]. Het gegeven dat er ten tijde van de aanvraag geen actuele informatie ter onderbouwing van een verlenging van een machtiging over gelegd kan worden, wil niet zeggen dat er geen machtiging verstrekt zou mogen worden. Er kan immers door verdachten een windstilte een in acht zijn genomen, alvorens opnieuw met elkaar in contact te treden. In een dergelijke situatie is ook de periode waarvoor een machtiging reeds is verstrekt, van belang. Deze is in de onderhavige situatie niet onredelijk lang geweest. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
OVC-gesprekken
De verdediging heeft aangevoerd dat het gebruik van het OVC-middel in de auto van verdachte een wettelijke grondslag ontbeert, dan wel strijdig is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, dan wel dat er onvoldoende controle op inzet en gebruik van het OVC-middel door de rechter-commissaris en de rechtbank mogelijk is geweest. De rechter-commissaris had de machtigingen ook niet mogen verlengen gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ter onderbouwing van het verweer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken dat is voldaan aan de technische eisen en waarborgen van het Besluit (de rechtbank begrijpt: het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering, in de versie die van 1 juni 2007 tot 1 januari 2013 geldend was) dat behoort bij de artikelen 126l en 126ee Sv, zodat er vraagtekens moeten worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de opgenomen OVC-gesprekken. Voorts geeft de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden (2012A012) (hierna ook: de Aanwijzing) aan dat voor het inzetten van een 126l-bevel de officier van justitie ook de toestemming van de hoofdofficier van justitie nodig heeft. Noch uit de aanvraag van de KMar noch uit het dossier zelf blijkt dat deze toestemming is gegeven. Een en ander dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dan wel bewijsuitsluiting.
De rechtbank overweegt als volg.
Het Besluit strekt blijkens de daarop gegeven toelichting ertoe waarborgen te creëren voor de betrouwbaarheid en herleidbaarheid van de gegevens die met de desbetreffende apparatuur zijn verkregen. Daartoe zijn in dat besluit technische eisen gesteld en is voorzien in een keuring, een door de keuringsdienst op te maken keuringsrapport en een op basis daarvan door de Minister af te geven verklaring van goedkeuring. De rechtbank merkt op dat de officier van justitie – weliswaar in een zeer laat stadium – aanvullende stukken met betrekking tot de inzet van het technisch hulpmiddel en de conformiteitverklaring heeft overgelegd, zodat kan worden vastgesteld dat aan voornoemde waarborgen is voldaan en de apparatuur mocht worden ingezet ter uitvoering van het op de voet van art. 126l, eerste lid, Sv gegeven bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Het door de raadsvrouw aangehaald arrest van de Hoge Raad ziet naar het oordeel van de rechtbank overigens niet op de situatie, zoals die hier aan de orde is.
Uit de Aanwijzing volgt dat een bevel opnemen van vertrouwelijke communicatie slechts door de officier van justitie kan worden afgegeven, nadat hij op zijn vordering een schriftelijke machtiging heeft gekregen van de rechter-commissaris. Als uitgangspunt geldt echter dat de officier van justitie eerst toestemming dient te verkrijgen binnen de ‘OM-lijn’ alvorens hij een vordering kan doen aan de rechter-commissaris. Indien vertrouwelijke communicatie moet worden opgenomen in een besloten plaats dan zal de hoofdofficier van justitie van het betrokken parket hiervoor toestemming moeten geven.
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank het verkrijgen van de toestemming van de hoofdofficier van justitie zoals is aangegeven in de Aanwijzing als een norm die binnen het Openbaar Ministerie dient te worden gehandhaafd. Het betreft een interne controle mogelijkheid in verband met de capaciteit binnen het Openbaar Ministerie en de financiële mogelijkheden binnen het parket voor de inzet van een dergelijk technisch hulpmiddel. Uit de Aanwijzing volgt niet dat de toestemming schriftelijk dient te zijn verleend en dat deze aan het dossier dient te worden toegevoegd. Een eventuele overtreding heeft geen gevolgen voor de positie van een verdachte, nu deze bepaling niet is opgenomen in het belang van verdachte. Het belang van verdachte is immers al gewaarborgd door de vordering van de officier van justitie en de toetsing van de vordering tot inzet van het opnemen van vertrouwelijke communicatie door de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft schriftelijke machtigingen verstrekt en daarbij de aanvragen getoetst aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank is niet gebleken dat er onrechtmatigheden kleven aan de verstrekte machtigingen of dat de rechter-commissaris in redelijkheid niet tot haar of zijn oordeel heeft kunnen komen.
Weergave van de gesprekken
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat is gebleken dat de vertalingen van de gesprekken door de diverse tolken niet 100% kloppen en heeft daarbij verwezen naar een vijftal processen-verbaal. Volgens de verdediging zijn gesprekken geheel of gedeeltelijk verkeerd vertaald en hebben de tolken interpretaties gegeven aan de inhoud van de gesprekken of conclusies getrokken. Volgens de verdediging dienen alle tap- en pinggesprekken die geen letterlijke weergave van het gezegde bevatten te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het dossier bevat een zeer groot aantal afgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken en sms-berichten. Ten aanzien van diverse gesprekken heeft het Openbaar Ministerie enkel samenvattingen overgelegd. Soms zijn de gesprekken gedeeltelijk samengevat. Hier komt bij dat de gesprekssamenvattingen hier en daar zijn voorzien van interpretaties van verbalisanten en/of tolken over welke personen de gesprekken voeren en waarover zij spreken.
Vast staat dat de originele afgeluisterde en opgenomen gesprekken nog beschikbaar zijn, zodat het zowel voor de verdediging als voor de rechtbank mogelijk was te beoordelen of die samenvattingen een correcte weergave van de desbetreffende gesprekken geven. Gelet hierop kan niet zonder meer worden gesteld dat de gesprekssamenvattingen onvoldoende betrouwbaar zijn en dat deze reeds om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De omstandigheid dat de vertalingen van de door de KMar ingeschakelde tolken van de tapgesprekken verschillen van vertalingen door later door de verdediging ingeschakelde tolken, maakt dit oordeel niet anders. Sommige woorden zijn inderdaad anders vertaald, de essentie/strekking van het gesprokene is echter in beide vertalingen gelijkluidend. Een en ander kan met de interpretatie van bepaalde woorden te maken hebben. Bovendien gaat het bij de door de raadsvrouw gegeven voorbeelden doorgaans niet om vertaalfouten, maar om (mogelijke) luisterfouten. Afgaande op wat de luisteraar, in casu de tolk, hoort, zal hij tot een andere vertaling komen. Dit blijft onvermijdelijk en is in het kader van de oordeelsvorming in deze zaak - nu de gesprekken in zijn geheel qua strekking geen aanleiding geven tot misverstand - overigens niet van belang.
De verdediging heeft reeds in een vroeg stadium onderzoekswensen kunnen uiten, waarbij zij mede door verdachte betwiste gesprekken en pingberichten opnieuw had kunnen uitluisteren of laten vertalen. Zelfs bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling is door de officier van justitie deze mogelijkheid nog geboden. De verdediging heeft hiervan slechts in zeer beperkte mate gebruik gemaakt.
Voor de toetsing van de validiteit van de gesprekken beziet de rechtbank voorts de externe betrouwbaarheid, dat wil zeggen de vraag of datgene dat in een vertaald gesprek als werkelijkheid wordt gepresenteerd, ook is terug te vinden in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank ziet ook daarin geen aanknopingspunten op voorhand alle tap- en OVC-gesprekken, (sms-) en pingberichten uit te sluiten van het bewijs. De uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarnaar de verdediging heeft verwezen maakt dit niet anders, nu de gronden waarop die rechtbank tot bewijsuitsluiting is gekomen in de onderhavige zaak niet aannemelijk zijn en evenmin zijn gebleken. De rechtbank zal telkens per gesprek of sms-bericht beoordelen of deze voor het bewijs kan worden gebruikt, mocht de verdediging daartegen specifieke bezwaren hebben aangevoerd.
Suggestieve verbalen
De verdediging heeft aangevoerd dat het dossier vele suggestieve samenvattingen en (ongefundeerde) conclusies bevat van verbalisanten, waardoor de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden. De verdediging heeft in dat verband gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 2006 (NbSr 2006/112) waarin volgens de verdediging is geoordeeld dat een proces-verbaal niet mag dienen tot bewijs voor zover het een conclusie van een verbalisant betreft.
De rechtbank heeft reeds bij de aanvang van de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting een kanttekening gemaakt met betrekking tot de vermoedens en conclusies van de verbalisanten in de diverse zaaksdossiers. Met nadruk is er op gewezen dat de vermoedens of conclusies die verbalisanten uiten naar aanleiding van diverse tap- en of OVC-gesprekken of observaties, niet de vermoedens of conclusies van de rechtbank zijn. Dat verbalisanten in een proces-verbaal vermoedens of conclusies weergeven naar aanleiding van bijvoorbeeld de inhoud van diverse tapgesprekken is niet in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel. De rechtbank zal echter uitsluitend feiten en omstandigheden uit de processen-verbaal bezigen voor het bewijs die door verbalisanten zelf zijn waargenomen en niet de door leden van het onderzoeksteam van de KMar naar de aanleiding van die zelf waargenomen feiten en omstandigheden getrokken conclusies en vermoedens. Overigens is in de loopprocessen-verbaal in de diverse zaaksdossiers duidelijk gerelateerd dat het vermoedens of hypotheses betrof, zodat er geen sprake is van een situatie zoals in het door de raadsvrouw aangehaalde arrest van de Hoge Raad niet aan de orde is.
Het niet horen van de getuige [niet gehoorde getuige]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat door het niet kunnen horen van de – door de rechter-commissaris toegewezen – getuige [niet gehoorde getuige], er sprake is van schending van de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank volgt de verdediging niet. De rechter-commissaris heeft het horen van getuige [niet gehoorde getuige] toegewezen en heeft een rechtshulpverzoek d.d. 20 juni 2013 aan Suriname gestuurd. Vervolgens heeft de rechter-commissaris middels een proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen d.d. 5 september 2013 aangegeven dat het niet aannemelijk is dat de getuige [niet gehoorde getuige] binnen een aanvaardbare termijn door haar kan worden gehoord. Ter terechtzitting van 24 september 2013 heeft de rechtbank, gelet op de verklaring van de verdediging dat [niet gehoorde getuige] in de goudvelden in shifts van om en nabij de zes weken werkt, opgemerkt dat de conclusie van de rechter-commissaris wellicht ietwat te snel was getrokken gelet op de periode tussen de datum van het rechtshulpverzoek en de beslissing van de rechter-commissaris, en dat er alsnog pogingen zouden worden ondernomen via de rechter commissaris om de getuige [niet gehoorde getuige] te achterhalen. Een definitieve beslissing over het toe- of afwijzen van het verzoek tot aanhouding is op dat moment niet genomen. Hierbij heeft de rechtbank de verdediging gevraagd om zich bij voorbaat uit te laten over een eventuele afsplitsing van zaaksdossier B10, in welk dossier de verzochte getuige gehoord diende te worden, voor zover mocht blijken dat de getuige traceerbaar was, maar niet tijdig gehoord zou kunnen worden. Diezelfde dag heeft de rechtbank van de rechter-commissaris vernomen dat het rechtshulpverzoek niet was ingetrokken en dat er door de rechter-commissaris in Suriname een datum voor verhoor was gereserveerd. De rechter-commissaris heeft op verzoek van de rechtbank opnieuw pogingen ondernomen de getuige te traceren. De rechter-commissaris heeft de rechtbank vervolgens laten weten dat het kabinet van de rechter-commissaris in Suriname ondanks verschillende pogingen daartoe nog steeds geen contact met de getuige [niet gehoorde getuige] heeft kunnen krijgen. Ter zitting van 17 oktober 2013 heeft de verdediging opgemerkt dat er van de zijde van de verdediging contact is opgenomen met de familie van [niet gehoorde getuige] en er daarbij op aangedrongen is dat [niet gehoorde getuige] zo spoedig mogelijk contact diende op te nemen met de rechter-commissaris in Suriname. Dit is niet gebeurd en ook de verdediging heeft geen idee wanneer de getuige [niet gehoorde getuige] weer ‘boven water’ komt. Gelet op deze stand van zaken, alsmede gelet op het feit dat de verdediging niet heeft onderbouwd dat [niet gehoorde getuige] daadwerkelijk in diensten van zes weken in de goudmijnen van Suriname werkt en er aldus slechts sprake is van een aanname van de verdediging, [niet gehoorde getuige] geen adres heeft in Nederland en het kabinet van de rechter-commissaris in Suriname geen zekerheid over het door de raadsvrouw opgegeven adres van [niet gehoorde getuige] in Suriname heeft kunnen geven, heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris van 5 september 2013 gehandhaafd en het verzoek om verdere aanhouding afgewezen.
Er is gelet op deze gang van zaken geen sprake van een schending van de beginselen van een goede procesorde. De verdediging heeft deze stelling overigens op geen enkele wijze onderbouwd, dan wel anderszins aannemelijk gemaakt.
Onvolledig dossier
De verdediging heeft opgemerkt dat het Openbaar Ministerie – in elk geval voor wat betreft feit 3 op de tenlastelegging – niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Verdachte was, blijkens het hem toegekende parketnummer, reeds in 2011 in onderzoek Vinson aangemerkt als verdachte. Daarna is het onderzoek Everest gestart. Diverse keren is door de verdediging verzocht om te kunnen beschikken over het volledige dossier Vinson, hetgeen niet mogelijk is gebleken. Hierdoor heeft de verdediging niet volledig kunnen toetsen of de start van het onderzoek naar verdachte en het verdere verloop rechtmatig is geweest. Ook mist de verdediging mogelijk ontlastende stukken uit het dossier Vinson. Dit geldt te meer nu de periode van feit 3 (de aan verdachte ten laste gelegde criminele organisatie) aanvangt in 2011, dus voor de start van onderzoek Everest.
Hetgeen in dit verband door de verdediging wordt aangevoerd geeft geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake is van enige onzorgvuldigheid in het opsporingsonderzoek en de gebruikte opsporingsmethoden dan wel enig (vorm)verzuim dat relevant is voor de beantwoording van de rechtsvragen vervat in de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank merkt nog op dat in het zeer uitvoerige start proces-verbaal van onderzoek Everest, de onderzoeksresultaten van het onderzoek Vinson zijn gerelateerd voor zover deze zien op het ontstaan van de verdenking en de start van het onderzoek naar verdachte. Tevens zijn de diverse – aan verdachte ten laste gelegde – incidenten die onder de onderzoeksperiode van Vinson vallen, ook in zijn geheel opgenomen in het onderzoek Everest. Bij twijfel had het op de weg van de verdediging gelegen op grond daarvan concrete en onderbouwde nadere onderzoekswensen te formuleren, hetgeen niet is geschied. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat het Openbaar Ministerie om deze reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Eindconclusie:
Nu gelet op het voorgaande geen van de afzonderlijke aangevoerde punten een schending van de beginselen van de goede procesorde dan wel een vormverzuim opleveren, verwerpt de rechtbank het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in al zijn onderdelen. Voor bewijsuitsluiting of strafvermindering is gelet op het voorgaande evenmin aanleiding.
Overige voorvragen:
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Algemeen
3.1. Inleiding
Op 2 mei 2011 is het Schipholteam gestart met onderzoek Hazelaar. Vanaf 6 juni 2011 tot
2 april 2012 is het onderzoek projectmatig aangepakt en om die reden onder de naam Vinson overgenomen door de afdeling Zware Criminaliteit van de KMar. Het onderzoek richtte zich primair op een organisatie die zich bezig zou houden met de invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol met behulp van aldaar werkzame corrupte bagagemedewerkers. Tijdens onderzoek Vinson kwam onder andere als verdachte naar voren bagagemedewerker [hoofdverdachte] (hierna ook te noemen: [hoofdverdachte]).
Op 2 april 2012 is besloten een afzonderlijk onderzoek met de naam Everest te starten naar [hoofdverdachte] en personen om hem heen die zich bezig zouden houden met de invoer van verdovende middelen via de luchthaven Schiphol.
3.2. Toetsingskader
De rechtbank zal om tot een bewezenverklaring van de opzettelijke invoer van cocaïne te komen het toetsingskader hanteren zoals dat door het Gerechtshof Amsterdam onder meer in het onderzoek Pan (onder andere ECLI:GHAMS; 2012:BY0657) is verwoord. Ook de officier van justitie en de verdediging hebben zich tijdens de behandeling van de verschillende zaaksdossiers op dit toetsingskader beroepen.
Uitgangspunt is dat de opzettelijke invoer van cocaïne in beginsel pas voor bewezenverklaring in aanmerking komt wanneer tijdens het opsporingsonderzoek ook daadwerkelijk een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en in beslag genomen.
Onder bepaalde omstandigheden kan van dat uitgangspunt worden afgeweken. Daarbij is met name het volgende van belang.
In zaaksdossiers waar door de opsporingsambtenaren geen cocaïne is aangetroffen en in beslag genomen, is blijkens de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen gesprekken door de verdachten evenmin met zoveel woorden over cocaïne gesproken. Toch is ook in die gevallen een bewezenverklaring mogelijk, mits op grond van het samenstel van feiten en omstandigheden geen andere conclusie mogelijk is dan dat er sprake is geweest van handelingen met betrekking tot cocaïne.
Deze conclusie kan, naar het oordeel van de rechterbank, ook worden getrokken indien blijkt van een patroon van handelingen en gebeurtenissen dat in aanzienlijke mate overeenkomt met het patroon, beschreven in een zaaksdossier waarin wel een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en in beslag genomen en dat in die zaak tot een bewezenverklaring heeft geleid. In die situatie is onder meer de combinatie van de betrokken personen, het gebezigde taalgebruik in de afgeluisterde en opgenomen gesprekken en de modus operandi van betekenis. Overigens is voor die conclusie geen plaats indien de verdachte een aannemelijke verklaring heeft weten te geven voor de inhoud van de hem voorgehouden relevante gesprekken of andere uit het dossier blijkende belastende feiten en omstandigheden.
3.3. ‘Surinaamse’ woorden
De rechtbank is ambtshalve bekend dat de woorden ‘matie’ of ‘mattie’ het Surinaamse woord voor ‘vriend’ is, en dat het woord ‘torie’ in het Surinaams gebruikt wordt om ‘iets’, wat dan ook, aan te duiden. Het woord ‘Lantie’ betekent overheid. Het woord ‘doekoe’ betekent geld.
4. Bewijs
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 2 (zaaksdossier B10) ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B04)
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de invoer van verdovende middelen op 12 mei 2012 via Schiphol. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Het onderhavige zaaksdossier betreft een drietal incidenten. De onder primair ten laste gelegde invoer van cocaïne ziet uitsluitend op het laatste incident op 12 mei 2012. Bij geen van de eerdere twee incidenten is cocaïne aangetroffen. De eerste keer werden petjes aangetroffen en de tweede keer bananen. De rechtbank constateert dat ook op 12 mei 2012 geen cocaïne is aangetroffen. De koffer van de passagier [passagier] is – zonder onderschept te zijn – mogelijk doorgereisd naar Barcelona. Hoewel het dossier geen rechtshulpverzoek of proces-verbaal hieromtrent bevat, gaat de rechtbank uit van de constatering in het loopproces-verbaal en bevestigd door de officier van justitie ter terechtzitting dat de Spaanse autoriteiten de koffer evenmin hebben kunnen onderscheppen en dat vragen van het Openbaar Ministerie aan de Spaanse autoriteiten hieromtrent, geen (schriftelijke) beantwoording hebben opgeleverd. Gelet hierop staat niet vast dat zich in de koffer van [passagier] daadwerkelijk verdovende middelen bevonden, terwijl uit het zaaksdossier ook overigens geen concrete informatie naar voren komt, waaruit de aanwezigheid van cocaïne met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid volgt.
De officier van justitie heeft zich in zijn requisitoir op het standpunt gesteld dat bij de bewijsconstructie gebruik dient te worden gemaakt van schakelbewijs, te weten de modus operandi zoals beschreven in zaaksdossier B07.
De rechtbank beziet het standpunt van de officier van justitie in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen ten aanzien van het toetsingskader is overwogen, Het onderzoek Everest betreft een groot aantal verdachten, welke zich in wisselende samenstellingen hebben schuldig gemaakt aan (voorbereiding van de) invoer van verdovende middelen en waarbij sprake is van verschillende (in meer of mindere mate uiteenlopende) werkwijzen.
De rechtbank stelt vast dat zaaksdossier B07, waarin cocaïne is aangetroffen, een verdenking van invoer van cocaïne van een latere datum betreft. Tevens zijn in dit dossier, naast verdachte, ook andere personen betrokken. De rechtbank is voorts van oordeel dat de modus operandi in zaaksdossier B07 niet zodanig is dat deze op essentiële punten naadloos aansluit bij de modus operandi in de onderhavige zaak. De rechtbank is gelet op al deze factoren dan ook van oordeel dat bij de bewijsconstructie geen gebruik kan worden gemaakt van het door de officier van justitie voorgestane schakelbewijs.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B10)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard hetgeen aan verdachte onder 2 ten aanzien van zaaksdossier B10 is ten laste gelegd, kort gezegd het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne op 1 juli 2012 in Nederland. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt wat dat betreft als volgt.
Uit de inhoud van zaaksdossier B10 en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat op 1 juli 2012 een rode koffer met 7.705,2 gram netto cocaïne op de luchthaven Schiphol is aangekomen. Deze koffer was afkomstig van vlucht KL758 vanuit Panama en voorzien van een bagagelabel met het nummer 8074KL200553 en een onleesbare, handgeschreven tekst (zaaksdossier B10, pagina 65-92).
De vraag is echter of de aangetroffen koffer met verdovende middelen in direct verband kan worden gebracht met verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord. Uit de inhoud van zaaksdossier B10 – meer in het bijzonder de opgenomen tap- en OVC-gesprekken – blijkt niet dat door verdachte en de medeverdachte over dit bagagelabel is gecommuniceerd terwijl ook anderszins geen verband kan worden gelegd tussen verdachte en de koffer. Evenmin is door verdachte met zijn medeverdachte dan wel anderen gesproken, in welke zin dan ook, over het onderscheppen van deze koffer door de douane of de KMar.
Ten aanzien van feit 3 (zaaksdossier 18)
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 3 – kort gezegd – deelneming aan een criminele organisatie. De officier van justitie heeft hierbij opgemerkt dat anders dan het zaaksdossier B18 doet vermoeden, het Openbaar Ministerie alleen die verdachten heeft vervolgd die deel zouden uitmaken van het samenwerkingsverband op Schiphol. De criminele organisatie bestaat derhalve volgens de officier van justitie in de periode van 1 mei 2012 tot en met 3 september 2012.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de verdachte wordt onder feit 3 feit verweten dat hij in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 3 september 2012 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had – kort gezegd – het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Het feit, de deelneming aan georganiseerde illegale drugshandel, is strafbaar gesteld in artikel 11a van de Opiumwet. Dat artikel is een zogenoemde specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de bij dat artikel behorende jurisprudentie ook van toepassing is op artikel 11a van de Opiumwet.
Volgens de jurisprudentie is van een organisatie als bedoeld in voormeld artikel 140 Sr sprake in geval van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen. Voorts is een zekere bestendigheid van het samenwerkingsverband noodzakelijk.
Nu de officier van justitie uitdrukkelijk het standpunt heeft ingenomen dat het samenwerkingsverband ziet op de bagagekeldermedewerkers [medeverdachte 2] en [hoofdverdachte], zal de rechtbank de overige in het zaaksdossier genoemde verdachten bij de beoordeling buiten beschouwing laten.
De rechtbank komt ten aanzien van verdachte uitsluitend tot een veroordeling voor medeplegen van de invoer van cocaïne met [medeverdachte 2] in de zaaksdossiers B05 en B06. Tegen die achtergrond bezien kan reeds niet gezegd worden dat sprake is van een duurzaam en bestendig samenwerkingsverband gericht op de invoer van cocaïne.
De zaaksdossiers B05 en B06 spelen zich bovendien af in een zeer korte periode, namelijk invoer van cocaïne op 25 mei 2012 en op 28 mei 2012. De contacten tussen verdachte en [medeverdachte 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende qua frequentie en inhoud om van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband te kunnen spreken. Hoewel verbalisanten in de desbetreffende zaaksdossiers frequent relateren dat er een andere duiding aan de gesprekken gegeven moet worden, in die zin dat zij daarvan vermoedens hebben, zijn vermoedens dan wel hypotheses alleen onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen onder feit 3 aan verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier B03)
Communicatie:
In het onderzoek Everest zijn verschillende telefoon-, imei-, PIN-nummers en ip-adressen naar voren gekomen. PIN-nummers zijn unieke nummers van BlackBerry smartphones, waarmee de gebruikers van deze toestellen met elkaar kunnen communiceren (‘pingen’). De PIN-code kan gekoppeld worden aan de door de gebruiker opgegeven naam, hetzij de eigen naam of een nickname. Een imei-nummer heeft als eigenschap dat het verbonden is met de mobiele telefoon die gebruikt wordt. Het imei-nummer blijft bij het toestel en verandert nooit. Mocht de gebruiker een andere simkaart in het toestel stoppen dan blijft het imei-nummer hetzelfde maar het 06-nummer verandert wel. Een IP-adres betreft een internetaansluitingsnummer.
Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers en ip-adressen zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
De BlackBerry telefoon met Imei-nummer [IMEI 1 hoofdverdachte] (T921), met bijbehorende unieke pincode [pincode] en gebruikersnaam [pinnaam] zijn in gebruik bij [hoofdverdachte]. [2] Voorts is de telefoon met Imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] in gebruik bij hem. [3]
Nu door en namens [hoofdverdachte] niet is betwist dat voormelde nummers aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is geweest aan de met deze nummers gevoerde gesprekken, zal de rechtbank de Imei-nummers [IMEI 1 hoofdverdachte] en [IMEI 2 hoofdverdachte] en de daarmee gevoerde gesprekken aan hem toeschrijven. Evenmin is door verdachte betwist dat hij de gebruiker is van de pincode [pincode] en pingnaam [pinnaam], zodat de rechtbank ook de onder dat nummer en die naam gevoerde ping-conversaties aan hem zal toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 1]:
De mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 1 medeverdachte 1], hierna [telefoonnummer 1 medeverdachte 1] (T1001), [telefoonnummer 2 medeverdachte 1], hierna [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] en de BlackBerry telefoon met unieke pincode [pincode] en de gebruikersnaam [pinnaam] zijn bij [medeverdachte 1] in gebruik. Voorts maakt [medeverdachte 1] gebruik van het IP-adres [ip-adres] (T1002). [4]
Door en namens [medeverdachte 1] is niet betwist dat voormelde nummers [telefoonnummer 1 medeverdachte 1] en [telefoonnummer 2 medeverdachte 1] aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is aan de met deze nummers gevoerde gesprekken. Derhalve zal de rechtbank deze gesprekken aan [medeverdachte 1] toeschrijven. Evenmin is door [medeverdachte 1] betwist dat hij de gebruiker is van de pingnaam [pinnaam], zodat de rechtbank ook de onder die naam gevoerde ping-conversaties aan hem zal toeschrijven. Tenslotte is door verdachte evenmin betwist dat hij gebruik maakt van de e-mailadressen
[e-mailadres 1],
[e-mailadres 2]en
[e-mailadres 3]en is in de woning van [medeverdachte 1] een BlackBerry telefoontoestel gevonden met telefoonnummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 1] waarvan het hoofdmenu via twee sneltoetsen toegang geeft tot de mailbox
surimaria@hotmail.com [5] , zodat de rechtbank ook de daarmee gevoerde e-mailconversaties aan verdachte zal toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 4]:
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 4] is bij [medeverdachte 4] in gebruik. [6]
Nu door en namens hem niet is betwist dat voormeld nummer aan hem toebehoort en dat hij deelnemer is aan de met dit nummer gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze gesprekken aan hem toeschrijven.
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto Mazda 3 met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van verdachte. [7] [hoofdverdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben niet betwist dat zij hebben deelgenomen aan de hen toegeschreven gesprekken in deze Mazda. De rechtbank gaat bij de redengevende feiten en omstandigheden dan ook van dat gegeven uit.
Redengevende feiten en omstandigheden:
De in zaaksdossier B03 figurerende verdachten wordt - kort gezegd - verweten dat zij zich in de periode van 7 maart 2012 tot en met 13 maart en op 26 maart 2012 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van invoer van cocaïne in Nederland, en wel van ongeveer 1 kilogram respectievelijk bijna 6 kilogram cocaïne. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B03, opgemaakt d.d. 20 november 2012 en dienen in onderlinge samenhang en verband met dit proces-verbaal te worden bezien.
Ten aanzien van het eerste pakket.
Op 10 februari 2012 zegt [medeverdachte 4] tegen [hoofdverdachte] dat hij een sms heeft gekregen van ‘die witte man’ en dat zij later telefonisch contact hebben gehad waarbij hij heeft aangegeven in het ziekenhuis te hebben gelegen. Op 13 en 19 februari 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] contact met elkaar, waarin [medeverdachte 4] ([voornaam medeverdachte 4]) vraagt of [medeverdachte 1] is geïnteresseerd in 2½ brood. [medeverdachte 1] heeft geen interesse, maar wil wel afspreken met [medeverdachte 4]. Er wordt een afspraak gemaakt om elkaar weer te bellen. [8]
De volgende dag, 20 februari 2012, belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte in Suriname], die gebruik maakt van een nummer met Suriname als landcode, en vraagt of [medeverdachte in Suriname] nog een mailtje heeft gestuurd. Als het aan hen beiden ligt gaan ze wat doen binnenkort, want [medeverdachte 1] zit maar de hele dag stil. [9]
Na een gesprek met [medeverdachte 1] op 21 februari 2012 om 16.32 uur belt [medeverdachte 4] om 18.27 uur naar [hoofdverdachte] en zegt dat beide mensen, koeliman van wit boeba en wit boeba, hem vandaag hebben gebeld. Wit boeba gaat zaterdag bellen. Hij heeft gezegd dat [hoofdverdachte] nog iets van hem krijgt. Later in het gesprek zegt hij dat ‘ie’ vrijdag gaat bellen. [10]
Op 22 februari 2012 belt [medeverdachte in Suriname] naar [medeverdachte 1] en vraagt hem of hij Bert kent. [medeverdachte in Suriname] zegt dat je Peppie en Kokkie had en dan had je er nog eentje die noemden ze Bert. [medeverdachte 1] kent Bert wel, hij heeft hem van de week nog gebeld. Van Bert en Ernie. [medeverdachte 1] heeft tegen Bert gezegd dat hij van het weekend bij hem langs gaat, want Bert had hem van de week gebeld of hij een keer langs kon komen. [11] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met Bert en Ernie [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] bedoelt. [12]
Op 22 februari 2012 wordt om 22.09 uur een bericht opgeslagen in de e-mailbox
[e-mailadres 1]:
‘Beste [voornaam medeverdachte 1],
Na hele lange tijd weer een schrijven van mij. (...) Over het andere die van bert had ik je verleden jaar verteld over pakket van 500euro max en als alles later goed gaat zouden ze het kunnen verhogen met boeken, toen zei je me dat je die kleintjes niet wilde maar nu is de weg weer vrij want heb hier die mensen die het afhandelen. Volgens bert trekt hij het weg maar heb gisteren met bert gesproken want bert zou me vandaag bellen om te vertellen hoeveel dozen hij per keer kan trekken, ik vroeg ook wat zijn kosten zijn hiervoor. Want het is namelijk zo dat ik bij de leverancier van me al 4 maanden 3 boeken heb liggen waardoor ik komende week wil beginnen, hangt nu van bert af wat hij zegt.
Die 2500 wat ik voor je zou sturen, kan je daar een deel van gebruiken daar ik wat kosten moet betalen als er gepokert word of wil je die 2500 volgend week pas hebben zodat ik wat ruimte heb om te spelen. Als bert zover is wil ik je vragen of jij het afhandeld. (..)’ [13]
Diezelfde avond is er om 22.15 uur telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte in Suriname]. [medeverdachte 1] heeft de mail gelezen. Over dat andere heeft hij al eens gesproken met Bert. Gisteren heeft [medeverdachte in Suriname] Bert gebeld en Bert heeft gezegd dat hij het kan en dat hij vandaag nadere gegevens zou geven. [medeverdachte in Suriname] zegt ‘in de beginnen 500 euro en na een paar keren gaat hij naar die boeken’. Op de vraag van [medeverdachte 1] of hij een boek per keer kan doen, zegt [medeverdachte in Suriname] ‘2 of 3’. ‘En die 500 euro is per een’. [medeverdachte in Suriname] gaat hem bellen om te vragen hoeveel hij kan afhandelen per keer. Hij zegt ‘Is het 1 maal 5 of 2 maal 5, is ook een boek’. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte in Suriname] maar moet bellen en zeggen dat [medeverdachte 1] wel tijd heeft. [medeverdachte in Suriname] wil de prijs van [medeverdachte 1] weten en wil verder weten ‘Hoe hij het verpakt wil hebben in kadopapier weet ik veel. Daarvoor ga ik hem effe bellen’. [medeverdachte in Suriname] zegt nog ‘al is het maar een boek per week dan is het goed’ en ‘de kosten zijn laag’. [medeverdachte 1] beaamt dat. [medeverdachte in Suriname] zal hem bellen en belt dan [medeverdachte 1] terug. [14] Kort daarna belt [medeverdachte in Suriname] terug en zegt dat hij hem heeft gesproken en dat ‘hij’ over een uurtje terugbelt. [medeverdachte in Suriname] gaat hem zeggen dat [medeverdachte 1] morgen of overmorgen bij hem kan zijn. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij zijn nummer heeft en hem morgen nog wel even zal bellen.’ [15]
Op 23 februari 2012 omstreeks 13.45 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] geeft aan dat hij gisteren met [medeverdachte in Suriname] heeft gesproken. Ze spreken af dat [medeverdachte 1] die avond rond 18 uur belt en dan geeft [medeverdachte 4] aan of hij om 21.00 uur al thuis is. [medeverdachte 1] zegt dat het goed is en dat het belangrijk is dat hij hem spreekt vanavond. Nadat ze die avond nogmaals telefonisch contact hebben gehad en daarbij rond negen uur hebben afgesproken, belt [medeverdachte 1] om 21.03 uur naar [medeverdachte 4] en zegt dat hij voor de deur staat en vraagt naar het nummer van [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] antwoordt ’druk 12-42’. Omstreeks 21.19 uur belt [medeverdachte 4] naar [hoofdverdachte] en zegt dat [medeverdachte 1], ‘[voornaam medeverdachte 1]’, bij hem is. [medeverdachte 1] komt aan de telefoon en zegt dat [hoofdverdachte] nog geld van hem krijgt en dat hij dat wil geven en dat ze binnenkort even een afspraak moeten maken, waarop [hoofdverdachte] antwoordt dat hij tot zondag aan het werk is. [medeverdachte 1] zegt dat hij zijn ping weer heeft geactiveerd en [hoofdverdachte] antwoordt dat hij zijn ping bij [voornaam medeverdachte 4] moet laten. [16]
Nadat [medeverdachte 1] is weggegaan belt [medeverdachte 4] naar [hoofdverdachte] en zegt ‘hij zei, die drie bussen welke hij beneden heeft gekocht, die zijn van hem. [medeverdachte in Suriname] is zijn chauffeur. Je moet maar kijken want hij is nu opgewonden, je moet op tijd zijn.’ en [hoofdverdachte] antwoordt ‘laat hem zaterdag komen.’ [17] [medeverdachte 4] laat [medeverdachte 1] telefonisch weten dat hij zaterdagavond kan komen. [18]
Op 24 februari 2012 plaatst [medeverdachte 1] een mail in de e-mailbox [e-mailadres 1] met de tekst:
‘Beste [medeverdachte in Suriname],
Ik heb een gesprek gehad met Bert. Nou is Bert over het algemeen niet zo duidelijk maar ik weet nu wat de opzet is. Jij gaat een pakket verzenden en laat hem ook nog even testen door de fotograaf of alles wel goed zit. Bert zorgt er voor samen met mijn andere vriend Ernie dat ze het pakket ophalen. Vervolgens krijg ik het pakket. Mijn vraag is hoeveel kan je op deze manier verzenden en waar wil je mee beginnen? Je hebt gelukkig nog 3 boeken dus we kunnen even vooruit. Wat zijn totale kosten dus boek en verzenden zoals jij dat doet? Ik heb begrepen van Bert en Ernie dat zij 25% krijgen. Ik vind dat een goed percentage. Laten we snel beginnen.
Groeten [voornaam medeverdachte 1].’ [19]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze mail ging over het verzenden van een pakket met daarin 1 stuks. Met 1 stuks wordt bedoeld 1 kilogram of een halve kilogram cocaïne. Met drie boeken wordt bedoeld 3 stuks cocaïne, vermoedelijk 3 kilo. De fotograaf is de X-ray, waarop moet worden gekeken of je het kan zien. [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] wilden 25% ontvangen voor de afwikkeling. [20]
Op 24 februari 2012 omstreeks 13.53 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte in Suriname]. [medeverdachte in Suriname] zegt dat hij met die andere gesproken heeft, die hem de adressen gaf enzo. Dat is Ernie zegt [medeverdachte 1]. [medeverdachte in Suriname] denkt dat Ernie ook daar werkt he, hetgeen [medeverdachte 1] bevestigt. [medeverdachte in Suriname] geeft op een vraag van [voornaam medeverdachte 1] aan dat hij denkt tot 500 euro per keer te kunnen doen. Een half boek. [medeverdachte in Suriname] gaat hem van het weekend bellen en vragen een half boek per keer of 2 keer een half boek, maar dat is het maximale. [medeverdachte in Suriname] krijgt vandaag nog de prijs van ze, van de fotoman enzo. [medeverdachte in Suriname] mikt op 2 keer per week, maar kijkt even wat ze vanavond zeggen. [medeverdachte 1] zegt dat hij een mailtje voor [medeverdachte in Suriname] heeft gezet, waarop [medeverdachte in Suriname] antwoordt dat hij ook wat zal zetten. [medeverdachte 1] gaat morgenavond naar ze toe, dan zijn Bert en Ernie samen. [medeverdachte 1] is blij dat [medeverdachte in Suriname] nog 3 boeken heeft liggen, dan kunnen ze daar iets mee doen. [medeverdachte in Suriname] zet het vandaag in de box. En wat opties wat hij moet doen. [medeverdachte 1] zal heel duidelijk antwoordt geven. [21]
Op 25 februari 2012 slaat [medeverdachte 1] een mail op in de e-mailbox van [e-mailadres 1]:
‘(..) Nagekomen bericht:
Het is nu hier zaterdag 13.00 uur. Vanavond heb ii een gesprek met Bert en Ernie. Laten we zoveel mogelijk via de mail gegevens uitwisselen. Al dat geklets over de telefoon brengt mij ontzettend in gevaar!!!!!!!!!!!!!!!!!
Geef berichten via de mail ook snel door. Niet dat ik steeds maar moet bellen om een bericht te krijgen, dat werkt frustrerend. En neem aub een blackberry. Daarmee kan je makkelijk elkaar informeren. Ik neem aan dat je voldoende gegevens van Bert heb gekregen. Ik zal vanavond nog eens doorvragen en je daarvan verslag doen.’ [22]
Op 25 februari 2012, om 20.45 uur, vindt een ontmoeting plaats tussen [hoofdverdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 4] zegt op een gegeven moment ‘[medeverdachte in Suriname] heeft me gezegd .. Kijk ik heb een project, we gaan zo werken, kan je zoiets doen om het weg te halen’ en ‘wanneer dat spul is aangekomen moet ik het aan iemand geven’. [medeverdachte 1] vraagt of [hoofdverdachte] het verhaal snapt. ‘Hij gaat een pakketje sturen, laat ik het maar vertalen. [medeverdachte in Suriname] stuurt een pakketje en daar zit iets in.’ en ‘[medeverdachte in Suriname] heeft wel contacten daar met de douane dat ze het er niet uitgooien en onze vriend zegt hier .. [voornaam medeverdachte 4] .. dan haal ik het pakketje op’. [medeverdachte 1] zegt verder ‘ze gooien het wel door de scan, maar hij kan het niet even van te voren laten testen’. [hoofdverdachte] vraagt of het rendabel is en [medeverdachte 1] antwoordt dat hij dat niet weet. [hoofdverdachte] zegt dat die mensen 4.000 euro vragen, ‘voor 1 natuurlijk’. Wat later zegt [hoofdverdachte] dat hij [medeverdachte in Suriname] heeft gesproken. Op de vraagt van [medeverdachte 1] of hij heeft begrepen hoe hij het gaat doen, antwoordt [hoofdverdachte] ‘hij heeft gezegd dat is zijn pakkie aan (..) hij heeft gezegd ik hoef me niet druk te maken met die kant.. Die kant is voor hem’. [hoofdverdachte] zegt later ‘in spijkerbroek gaat ie het zetten .. hij zei hij doet met 1’ en [medeverdachte 1] antwoordt ‘ja hij wou met een half beginnen. Ik weet het niet hoor. Misschien 1 hoor. Maar ik heb begrepen dat ie met een half wou beginnen.’ [hoofdverdachte] zegt nogmaals ‘hij heeft mij door de telefoon gezegd .. 1 (één)’. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens aan [medeverdachte 4], ‘[voornaam medeverdachte 4]’, hoe hij het nou precies gaat doen. [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte in Suriname] hem nu kan uitleggen hoe hij dat spul gaat zetten. [medeverdachte in Suriname] heeft gezegd dat hij een systeem heeft. Vervolgens legt [medeverdachte 4] uit hoe het systeem werkt en zegt ‘luister nou .. als je iets .. een doos ..laten we zeggen, je zou een koffer naar hier toe sturen, je moet toch een adres hebben. En naam van iemand.’ [medeverdachte 1] vraagt hoe het gaat als je het gaat ophalen, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat dat de pakkie an is van de mensen die het gaan ophalen. [medeverdachte 4] zeg dat hij [medeverdachte in Suriname] nu gaat bellen. [medeverdachte 1] zegt tegen [hoofdverdachte] ‘ok, nou ik heb er toch 3 liggen dus dan kunnen we toch wat verdienen.’ [hoofdverdachte] vraagt hoe hij het wil gaan sturen, per stuk. [medeverdachte 1] zegt dat hij waarschijnlijk voorzichtig zal beginnen.
[medeverdachte 4] voert op de achtergrond een telefoongesprek en zegt dat [medeverdachte 1] hier bij hem is. [hoofdverdachte] zegt tegen [medeverdachte 4] dat hij moet vragen of hij ‘1’ gaat sturen of ‘een pond. Is het de helft of een hele’. Op de achtergrond stelt [medeverdachte 4] telefonisch de vraag of het een halve auto of een hele is en zegt vervolgens dat hij hem morgen hoort.
Na het telefoongesprek zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] dat ‘hij vanavond of morgen iets voor hem gaat sturen op zijn mail’. [medeverdachte 1] zegt ‘jullie moeten toch een rooster geven van wanneer ie kan sturen, of niet?’ Waarop [hoofdverdachte] en [medeverdachte 4] beiden ‘nee’ antwoorden. Het gesprek gaat verder over de wijze van contact via een ‘schone’ telefoon van [hoofdverdachte] ([hoofdverdachte]) en vervolgens geeft [medeverdachte 1] zijn pin nummer door aan [hoofdverdachte], nummer [pincode]. [hoofdverdachte] voegt [medeverdachte 1] toe en verzendt, waarop [medeverdachte 1] antwoordt ‘[pinnaam]’ en [hoofdverdachte] bevestigend antwoordt. [medeverdachte 1] accepteert, ‘[pinnaam] ..in behandeling’. [hoofdverdachte] zegt later in het gesprek ‘nee hij zegt hij stuurt 1’ en ‘hij moet broeken zetten ..Dinges goed verpakken omheen ..’ en ‘geef die mensen .. geef de iemand .. degene brengt het daar naartoe en degene scant het ook zelf’ en ‘diegene scant het .. als het goed is bevonden gaat ie gewoon door (..) Maar als het niet goed bevonden is kan diegene hem zeggen wat de schoonheidsfoutjes zijn’. [medeverdachte 1] zegt in antwoord hierop ‘ok ..en jij hebt de naam van die man of het contact’. [hoofdverdachte] zegt ‘Ja ja in Suriname ja’. Later zegt [medeverdachte 1] ‘ok nou we beginnen gewoon, dan verdienen we toch wat’ en ‘ik heb het al liggen daar. Ik heb er een stuk of wat liggen bij hem dus hij kan er gelijk mee werken gaan’ en ‘nou ik heb er maar 3 liggen, maar dat is toch goed om de spullen ff te doen’. Na een minuutje stilte meldt [medeverdachte 1] ‘oh, je bent beschikbaar zie ik… [pinnaam]’ en [hoofdverdachte] herhaalt ‘[pinnaam]oww, [pinnaam]oww’. [hoofdverdachte] meldt ‘van jou’. [medeverdachte 1] reageert daarop dat hij het dus doet, zijn naam is [pinnaam], dat staat er toch bij.
Later in het gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen [hoofdverdachte] ‘maar laat die jongen wat verdienen met dat doosie, want dat doen jullie samen he met die dozen?’ en [hoofdverdachte] zegt ‘Nee ik doe het voor hem.’ [medeverdachte 1] zegt ‘want wij hadden gezegd, je krijgt 8 ½ per .. dat had [medeverdachte in Suriname] met hem afgemaakt .. 25%. Wat is de prijs op het ogenblik, 34 ofzo’ en ‘dus ik zeg laten we er niet over ouwehoeren, gewoon 8 ½ per stuk want ene keer is het 33 en de andere keer 35’. Op de vraag van [medeverdachte 1] of [hoofdverdachte] er ook geen deeltje van moet hebben, antwoordt [hoofdverdachte] ‘van zijn deel ja’. [medeverdachte 1] zegt dat hij het aan [hoofdverdachte] of aan hem geeft en ‘dan moeten jullie samen maar…’, waarna [hoofdverdachte] aangeeft dat het goed is. [23]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat het in dit gesprek gaat over hetzelfde pakketje met daarin één kilogram cocaïne en wat groente of fruit. Met 4.000 voor 1, wordt bedoeld dat [medeverdachte 1] € 4.000,- moet betalen voor 1 kilogram omdat er mensen betaald moeten worden. [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] zouden voor één kilogram € 8.500,- krijgen. [24]
Op 29 februari 2012 pingt [medeverdachte 1] (‘[pinnaam]’) om 10.46 uur aan [hoofdverdachte] (‘[pinnaam]’) dat hij er is. [25] Op 29 februari 2012 omstreeks 12.02 uur vindt een nieuwe ontmoeting plaats tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1] in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 1] zegt onder meer dat hij even wil praten over ‘onze’ vriend [voornaam medeverdachte 4] en zegt dat [medeverdachte in Suriname] van het weekend een pakket zal sturen. [medeverdachte 1] wordt niet veel wijzer van [medeverdachte 4]. [hoofdverdachte] zegt dat hij het aan [medeverdachte in Suriname] heeft uitgelegd. [medeverdachte 1] vraagt ‘en één stuks in een doos?’. [hoofdverdachte] legt het verder uit. Het mag geen kleine doos zijn, je moet een ruime doos nemen. Om en nabij de vijf kilo. [medeverdachte 1] vult aan ‘ja, en dan goed verpakken’. [hoofdverdachte] zegt ‘als het die scan is gepasseerd, dan pas kunnen ze het pakken. (..) Een andere jongen weer.’ [medeverdachte 1] vraagt of de man het ziet als het niet goed gaat met de doos. [hoofdverdachte] bevestigt dat en zegt dat de doos niet verder gaat. [hoofdverdachte] zegt later ‘bij die hoe heet dat bedrijf? (..) dat postbedrijf (..) krijgt alleen maar de naam’ Op de vraag van [medeverdachte 1] of dat een echte of een valse naam is, reageert [hoofdverdachte] ‘nee, een echte naam, echte naam. Dat postorderbedrijf krijgt de naam en achter die naam heb je tekentjes. (..) Dat wil zeggen dat het aangehouden is.’ [medeverdachte 1] vraagt of het wordt verzonden naar iemand met een telefoonnummer en ook een adres en of dat allemaal klopt. [hoofdverdachte] bevestigt dat en zegt dat alles klopt. [medeverdachte 1] vraagt verder of als het verkeerd gaat de jongen dan last krijgt. [hoofdverdachte] zegt ‘nee, nee, nee, want niemand weet dat hij hem moet pakken toch?’ en ‘het is net als de koffers, net als de koffer. Je gaat liften toch? (..) Als de koffer gepakt wordt, weet de douane niet wie moest onderscheppen. (..) Ze weten het niet, ze pakken de koffer mee’ en ‘precies zo is het ook met die doos’ en ‘die (de naam op het pakket) heeft er niets mee te maken.’ [medeverdachte 1] vraag of [hoofdverdachte] het samen doet met [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] antwoordt ‘ik en [voornaam medeverdachte 4] ja’. [medeverdachte 1] vraagt ‘dus als ik geld heb, dan geef ik dat aan jou?’ [hoofdverdachte] beaamt dat. Vervolgens wordt afgesproken dat [medeverdachte 1] alles via [hoofdverdachte] regelt. [medeverdachte 1] zal het verkopen en dan het geld meteen naar [hoofdverdachte] brengen. [hoofdverdachte] zegt ‘ik doe het zo: ik zeg [voornaam medeverdachte 4], laat mijn telefoon overgaan dan weet ik, het pakketje is aangekomen’. [medeverdachte 1] dacht dat ‘[medeverdachte in Suriname] het zaterdag zou versturen’. [hoofdverdachte] geeft aan dat het dan de woensdag of donderdag (in de week erna) aankomt. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte in Suriname] het ding helemaal plat moet maken. [hoofdverdachte] zegt dat dit moet, dat is beter, maar het is voor hem niet noodzakelijk. [hoofdverdachte] zegt ‘Nee, ik heb hem ook gezegd. Hij kan het in groenten zetten. Groente of fruit in die doos’. [medeverdachte 1] zegt ‘en spijkers eh spijkerstof’ en ‘goed inwikkelen in spijkerstof’. [hoofdverdachte] zegt ‘daarom zeg ik, ze moeten het goed zetten. Daarom moet het in een spijkerbroek. Die spijkerbroek ga je gewoon plat zetten’ en ‘dan valt het niet op dan zie je al die andere dinges’ en ‘nee nee, nee, het moet zweven’. Later in het gesprek zegt [medeverdachte 1] ‘Ja, ik heb het liever allemaal via jou gewoon, klaar.’ en ‘ik ga het gelijk verkopen, breng het geld naar jou toe, klaar, snap je? (..) En dan is de volgende al weer onderweg, want als de eerste geslaagd is, zend hij meteen de volgende al weer af’. [hoofdverdachte] zegt dat dit goed is. Hij heeft aan [medeverdachte in Suriname] aangegeven dat hij, met het beetje geld dat hij verdient, er ook één wil zetten. [medeverdachte in Suriname] vindt dit geen probleem en ook [medeverdachte 1] vindt dit geen probleem. [medeverdachte 1] zegt verder ‘ik heb er drie (3) liggen bij [medeverdachte in Suriname], dus hij kan drie keer sturen. Ik heb met jou afgesproken, of [medeverdachte in Suriname] heeft dat afgesproken met [voornaam medeverdachte 4], dat ie acht en een half (8 ½) per stuk krijgt.’ En ‘dat betaal ik aan [voornaam medeverdachte 4], aan jou dus. En hoe dat verder tussen jullie verdeeld wordt, dat weet ik niet.’ En later ‘ja nou, als je er gewoon per week één (1) stuurt en je krijgt tweeduizend (2.000) euro per week, dan is het toch al aardig’ en ‘ja, en [medeverdachte in Suriname] betaalt het daarzo, dat betalen wij samen, de inkoop van die troep’. [medeverdachte 1] vraagt aan [hoofdverdachte] of hij een belletje krijgt als het misgaat, waarop [hoofdverdachte] antwoordt ‘ja zeker’ en ‘als ik daar ga, dan doen ze de computer aan. Als er codes staan achter die naam, dat wil zeggen dat het gevallen is.’ [medeverdachte 1] zegt dat er dus altijd bewijs is dat het niet goed is gegaan en beëindigt kort daarop het gesprek. [26]
Kort na dit gesprek wordt een mail geplaatst de e-mailbox van [e-mailadres 1]:
‘Beste vriend,
Ik heb zo net Ernie gesproken. Hij had jou telefonisch verteld over het verpakken. Het hoeft niet platgeslagen te worden. Verpak goed in spijkerstof en plaats het midden in de doos. Dus niet op de bodem, niet aan de top maar in het midden (centraal).
Zend een ruime doos, bijvoorbeeld een doos van 60 cm, en zend het tezamen met groente of fruit en andere dingen. Ik denk dat je 1 hele moet doen de eerste keer. Maar dat laat ik aan jou over. Wellicht dat je ook bij verdere zendingen je moet beperken tot 1 stuks. Als je dan meerdere zendingen per week doet dan loopt het toch lekker op.
Ik weet dat jij heel goed zulke dingen kan verpakken dus dat komt wel goed. Ik heb begrepen dat je twee keer per week kan zenden. Als het zaterdag vertrekt dan heb ik het ongeveer op woensdag. Dan zal ik het snel verkopen maar ik heb wel een paar dagen nodig. Misschien (als de eerste keer gelukt is) kan je jouw man vragen om dan gelijk weer te zenden en hem een paar dagen later betalen.
Meestal gaat het goed zei Ernie. Men kan het moeilijk zien. Ook als het mislukt is er niets aan de hand omdat ze dan nog niets hebben. De geadresseerde is iemand die van niets weet. Ze hebben iemand die in het systeem kan kijken of er iets met het pakket aan de hand is.
Doe je best en bezorg het voor zaterdag (..)’. [27]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [hoofdverdachte] heeft gesproken over de wijze van verzending van het postpakket en dat hij deze informatie vervolgens via de e-mail aan [medeverdachte in Suriname] heeft doorgegeven. [28]
Op 4 maart 2012 om 11.57 uur belt [medeverdachte 4] naar [hoofdverdachte]. [medeverdachte 4] zegt dat die man hem heeft gebeld, Coolieman, ‘die mannen van hem konden dat ding niet meer regelen, hij zei tegen mij woensdag’ en ‘hij zei tegen mij één Honda, hij zei één plank’. [medeverdachte 4] zegt verderop in het gesprek ‘[medeverdachte in Suriname] en ik zijn het aan het regelen, dus moet hij zich niet druk maken’. [29]
Op donderdag 8 maart 2012 om 12.08 uur stuurt [medeverdachte 1] een pingbericht naar [hoofdverdachte] met de tekst ‘het kado voor onze vriend is gisteren verzonden’. [30]
Op 8 maart om 17.12 uur belt [medeverdachte 4] naar [hoofdverdachte] en zegt dat die jongen het heeft opgestuurd. [hoofdverdachte] zal gaan kijken als hij thuis is. [medeverdachte 4] zegt nog dat hij denkt dat [hoofdverdachte] het morgen of zaterdag kan verwachten. [31]
Op 12 maart 2012 vindt er een pingconversatie plaats tussen [medeverdachte 1] en [hoofdverdachte]. Om 11.08 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [hoofdverdachte] ‘weet jij wanneer er bericht komt en of het er goed of slecht uitziet?’, waarop [hoofdverdachte] om 11.10 uur antwoordt ‘Het is goed. En slecht’ en later ‘het is naar een andere post order gegaan’. Vervolgens spreken ze af elkaar die avond te ontmoeten bij de McDonald’s. [32]
Op 12 maart 2012 omstreeks 21.03 uur ontmoeten [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1] elkaar in de auto van [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] legt onder meer uit dat het pakketje is aangekomen, maar naar een verkeerd postbedrijf is gestuurd. [medeverdachte 1] zegt tegen [hoofdverdachte] dat hij het dan toch gewoon kan ophalen, waarop [hoofdverdachte] zegt ‘ja maar dan moet je met de ID van die persoon gaan toch’ en ‘Ja, dus daarom zei ik je: goed en slecht.’ [hoofdverdachte] zegt dat hij nog een pakket moet krijgen en hoopt dat ze morgen bellen, dan vraagt hij deze meteen ook mee. [hoofdverdachte] zegt dat het pakket uit Suriname op zijn tantes naam staat. [hoofdverdachte] zegt ‘Want als ik het pakketje gehaald heb, bel ik [voornaam medeverdachte 4] (..) Dan geef ik het aan je af’. [hoofdverdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of het een kilo is of 100 gram wat hij heeft gestuurd. [medeverdachte 1] antwoordt een kilo. ‘Er zit gewoon een kilo in, verdomme, ik heb er 8000 euro in zitten. Dat gefuck de hele tijd.’ Het gesprek gaat verder over het ophalen van het pakket. [medeverdachte 1] zegt vervolgens ‘Ja oke, maar er is toch wel een ID in elkaar te knutselen’ en later ‘Ja, ga er maar aan staan, het is allemaal geld en ik heb het nodig. Het moet allemaal betaald worden. Ik heb het ook allemaal betaald.’. Later zegt [hoofdverdachte] ‘Luister, om je te bewijzen dat alles goed is: als je weer zet, zet ik ook’, waarop [medeverdachte 1] antwoordt ‘Ja maar, er kan er maar één in een pakket, dus dan moeten we twee pakketten gaan sturen’. Dan moeten er twee pakketten worden gestuurd, vindt [hoofdverdachte], maar eerst moet dit worden opgelost. [medeverdachte 1] zegt later ‘kijk, want als ik die plak heb, kan ik het gelijk verkopen. Dan centen uitdelen en dan weer weet je wel’ en ‘ik heb er drie liggen, dit was één en dan twee er achteraan’ en ‘dan wil ik iedere week, één of twee sturen’. [33]
Later op de avond van 12 maart 2012 stuurt [medeverdachte 1] een pingbericht naar [hoofdverdachte] met de tekst ‘ik kan eventueel op de computer een kopie paspoort maken, uitgegeven door de gemeente amsterdam. Ik moet dan de volledige naam hebben’. [hoofdverdachte] stuurt als antwoord ‘[betrokkene 2]’, [medeverdachte 1] laat de volgende ochtend weten dat hij genoeg heeft en stelt voor af te spreken om half 12 bij de Mac Hoorn. [34]
Op 13 maart 2012 om 11.55 uur hebben [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1] een ontmoeting in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 1] zegt ‘ja nou ja zo is het 100 procent. Dan komt er een mevrouw en dan zit er een briefje bij. Die is al ondertekend 100 procent. En die moet zich legitimeren natuurlijk. Want die zegt van ja nou uh .. en dan is het goed. Ik zou het zo doen. …(..) Dan zeggen van ja nou ja ik heb wel een kopieetje en dan gaan ze misschien bellen. Weet je wel. Ik heb hier een meneer voor de deur staan daar moet ik het aan afgeven.’ [hoofdverdachte] antwoordt ‘ja dus, daarom wilde ik zelf gaan.’ [hoofdverdachte] zegt ‘jij houdt mijn telefoon dat zij kan bellen’ en stelt vervolgens voor ‘laten we meteen gaan’. [medeverdachte 1] zegt dat hij wel de volledige naam van [hoofdverdachte] moet hebben. [hoofdverdachte] antwoordt [hoofdverdachte]. Ze spreken af dat [medeverdachte 1] achter [hoofdverdachte] aanrijdt. Te horen is dat het autoportier dicht gaat en [hoofdverdachte] rijdt weg. Om 12.22 uur parkeert [hoofdverdachte] zijn auto en praat hij tegen [medeverdachte 1] die buiten de auto staat. [35] Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 23 oktober 2012 is onder meer een envelop aangetroffen, met daarop: [hoofdverdachte]. [36]
Uit de bakengegevens is op te maken dat de auto van [hoofdverdachte] omstreeks 12.15 uur wordt geparkeerd bij de kruising van de Bijlmerdreef met de Flierbosdreef en dat deze hier omstreeks 12.28 uur weer wegrijdt. Deze locatie is in de directe omgeving van het [adres reisbureau], waar het bedrijf [reisbureau] is gelegen. [37]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de pingberichten in de periode van 10 tot 12 maart 2012 gingen over de afhandeling van het pakket. Het pakket was gearriveerd, maar was niet op het goede kantoor aangekomen, namelijk een kantoor waar [hoofdverdachte] niemand kende. Het was naar een reisbureau en een afhaalpunt, gegaan. [hoofdverdachte] is er naar toe gegaan, [medeverdachte 1] is achter [hoofdverdachte] aangereden en [hoofdverdachte] heeft het pakket opgehaald. Hij heeft nog een kopie van een paspoort gemaakt en een beetje geknipt en geplakt. Het is geen moeite om een paspoort te kopiëren en een foto daarbij te plakken. Nadat [hoofdverdachte] het pakket had opgehaald heeft deze het aan hem gegeven. [38] Op 17 maart 2012 hebben [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] een conversatie in de Mazda van [hoofdverdachte]. Ze bespreken het ophalen van de doos, de valse papieren en de kwestie van de betaling en wat de man heeft gezegd. [medeverdachte 4] geeft aan dat Boeroe als hij het geld niet brengt gesloopt wordt door hem. (….) De man zei dat Boeroe de helft van het geld heeft gehad. Vandaag of morgen komt Boeroe het geld voor ons brengen. De man zei tegen mij dat Boeroe tegen de man had gezegd dat Boeroe andere papieren moest gaan maken, valse papieren om de doos op te halen.’ [39]
Ten aanzien van de tweede zending
Op 14 maart 2012 om 09.20 uur stuurt [medeverdachte 1] een pingbericht naar [hoofdverdachte] met de tekst ‘goedemorgen vriend, wil je op de mail even goede instructies zetten voor onze vriend in S. Dan kunnen we herhalingen van gisteren vermijden. Ik probeer zaterdag weer te werken.’ Op 17 maart 2012 maken [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1] via de ping een afspraak voor 18 maart 2012 om 10 uur bij de MC DON (de rechtbank begrijpt: McDonald’s). [40]
Op 18 maart 2012 om 10.00 uur ontmoeten [medeverdachte 1] en [hoofdverdachte] elkaar in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 1] zegt ‘acht en een half’ en ‘ik zou het maar niet tellen, want ik heb het al geteld voor je’. [hoofdverdachte] zegt in verband met een mededeling van ene [medeverdachte 5] via de mail aan [medeverdachte 1] dat hij vrij is vanaf 28 tot en met eind april. [medeverdachte 1] vraagt of ze dan ook geen pakketjes kunnen sturen, waarop [hoofdverdachte] antwoordt dat hij dacht dat [medeverdachte 1] deze week nog een pakketje zou sturen. [medeverdachte 1] legt uit dat hij nu 12.000 heeft gekregen voor die eerste en dan krijgt hij er nog 22 of 21 bij. Hij zegt ‘ik krijg er ongeveer 33 voor denk ik want het is niet een heel blok dus ik hoop dat ik vanavond de rest van het geld krijg dan ga ik dat sturen dus hoop ik dat ik voor woensdag klaar ben om dat pakketje te sturen, maar misschien kunnen we het slimmer doen omdat als jij een contactman hebt dan kan ik even goed doorgaan en eh reserveer ik dat geld wat er voor jou reserveer ik bedrag ….voor jou steeds’. [medeverdachte 1] zegt verder dat [medeverdachte in Suriname] alleen voor de pakketjes is en dat hij ([medeverdachte 1]) denkt dat hij er woensdag weer één zet. [hoofdverdachte] vraagt of duidelijk is waar hij het naar moet sturen en [medeverdachte 1] antwoordt ‘ja kijk het is [adres reisbureau] [reisbureau]’. [hoofdverdachte] zegt ‘hij moet dus daar die mensen nadrukkelijk zeggen (..) dat hij wil dat het afgehandeld moet worden door deze gasten’. Op de opmerking van [medeverdachte 1] dat het netjes met [voornaam medeverdachte 4] moet worden afgehandeld zegt [hoofdverdachte] dat hij gewoon 2500 gaat geven. Wat later zegt [hoofdverdachte] dat hij al lang ook een blok heeft in Suriname, maar dat hij die niet hier kan krijgen. [medeverdachte 1] zegt dat ze dat wel een van de volgende keren doen en dat hij het dus woensdag of zaterdag kan laten zetten, dan is [hoofdverdachte] er nog. Hij laat het naar [reisbureau] sturen. Vandaag is het de 18e dus over tien dagen is [hoofdverdachte] pas weg. [hoofdverdachte] reageert dat ze er dan nog twee kunnen doen. [41]
Later die dag om 12.15 uur hebben [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] telefonisch contact. [hoofdverdachte] zegt ‘.. heeft het leven overhandigd’. [medeverdachte 4] zegt ‘dat de witte schil man zegt dat de man een goede man is’ en ‘de Koeli man (Hindoestaanse man) zegt dat witte schil man een goede man is.’ [hoofdverdachte] zegt daarop ‘dan komen wij niet tussen die mannen, vriend’.Vervolgens zegt [medeverdachte 4] dat hij beide mannen, witte schil man en Koeli man niet begrijpt. [hoofdverdachte] antwoordt ‘de sponser is de witte schil man’. [hoofdverdachte] zegt ‘ik zal de jongen vijfendertig cent geven en het ander is van jou en ik’. En [medeverdachte 4] zegt dat hij het begrijpt en dat het goed is. [42]
In de avond van 18 maart 2012, omstreeks 22.12 uur ontmoeten [hoofdverdachte] en [medeverdachte 4] elkaar in de auto van [hoofdverdachte]. Gesproken wordt over de opbrengsten en de kosten van het werk. [medeverdachte 4] zegt ‘nu is het om te proven, dertig, een blok kost nu dertig. Je kunt vijfendertig en een half krijgen. Maar om te proeven is dertig, negenentwintig als het een beetje zwak is’ en ‘zoals het gekomen is, net zo moet de man shooten nefo. Op dat systeem moet je nu werken.’ Later zegt [medeverdachte 4] ‘Hoe had de man gezet? De man heeft met jouw systeem gewerkt hoor? Met de spijkerbroeken had de man gedaan toch?’ en ‘de man zei tegen mij, dat hij plat zou laten maken door de jongen (..) De man zegt, dat het geregeld is. [medeverdachte in Suriname] brengt het voor een man, die man maakt het in orde’. Het gesprek gaat verder over de wijze van verpakken, plat of niet, persen en in plastic zetten. Volgens [medeverdachte 4] had de man zeker geperst. [hoofdverdachte] geeft aan dat ‘dat ding zo lang was, drie stukken’. [medeverdachte 4] zegt ‘dan komt het als een staaf, laten we zeggen als een platte staaf. De man zei dat je platte goed kan zetten in de spijkerbroek. De man vroeg aan mij of een spijkerbroer genoeg is. Ik zei tegen de man nee. Ik zei tegen de man dat de man had gezegd, dat drie of vier moest kopen’, waarop [hoofdverdachte] antwoordt ‘spijkerbroek, een korte en twee lange’. [medeverdachte 4] zegt ‘Voordat het systeem verpest wordt, moet je bombaderen. Maar [medeverdachte in Suriname] moet geen kut dingen doen.’ Verderop in het gesprek zegt [hoofdverdachte] dat de man het precies in dit zakje heeft gebracht, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat [medeverdachte in Suriname] hem net had gevraagd of de man is gekomen. Op de vraag van [medeverdachte 4] of de man twee dozen laat zetten, antwoordt [hoofdverdachte] dat hij dat wil. Het gesprek eindigt met de opmerking van [medeverdachte 4] ‘het meisje legde mij uit, als je één zet, moet je gewoon zeggen, dat je drie hebt gezet.’ [43]
Op 18 en 19 maart 2012 vindt er een ping-conversatie plaats tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] schrijft ‘Internet geeft aan [adres reisbureau] [perceelnummer 1], jouw kaartje [perceelnummer 2]. Wat is juist?’, waarop [hoofdverdachte] antwoordt ‘het adres v [reisbureau] is [perceelnummer 2] en vandaag kan hij weer doen.’ [hoofdverdachte] antwoordt verder ‘adres nme [betrokkene 2] en ADR weer gebruiken.’ [medeverdachte 1] pingt terug dat het systeem hem duidelijk is. [44]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een kaartje kreeg van [hoofdverdachte] met de gegevens van het postbedrijf. Dezelfde gegevens (naam en adres) van de eerste keer moesten worden gebruikt. Het systeem hield in dat het op naam van [betrokkene 2] moest worden verzonden naar het afhaalpunt op het [adres reisbureau]. [45]
Tijdens de doorzoeking op het verblijfadres van [hoofdverdachte], [adres hoofdverdachte] te Amsterdam, zijn diverse kaartjes aangetroffen van [reisbureau] gevestigd op het [adres reisbureau] te Amsterdam. [46] Ook bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] zijn de gegevens van dit bedrijf aangetroffen. [47]
Op 22 maart 2012 hebben [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] telefonisch contact met elkaar. [medeverdachte 4] meldt dat de Koeliman hem heeft gebeld en dat hij zaterdag wil spelen. [hoofdverdachte] geeft aan dat [medeverdachte 4] kan zeggen dat het goed is. [48] Op 24 maart 2012 belt [medeverdachte 4] naar [hoofdverdachte] en zegt hem dat de Koeli man de bus heeft gereden en dat [hoofdverdachte] moet kijken, want hij heeft iets voor [hoofdverdachte] gezet. [49]
Op 25 maart 2012 hebben [medeverdachte 4] en [hoofdverdachte] een ontmoeting in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 4] geeft in dit gesprek onder meer aan dat ‘de man’ zei dat hij naar het kantoor van Boeroe is gereden om al het werk op te halen. Hij heeft het werk verkocht voor Boeroe. De man zei, [voornaam medeverdachte 1]. De man heeft [medeverdachte 4] het nummer van [voornaam medeverdachte 1] laten zien. [medeverdachte 4] zegt ‘alle dingen van Boeroe heeft de man. Ik dacht van wat? Na dit, moeten wij ze loslaten, neef. Na dit, de mannen loslaten. Er zijn teveel mensen.’ [hoofdverdachte] vertelt verder in dit gesprek dat de man er één voor hem heeft gezet en dat hij achtduizend moet betalen, ‘bij de poort’. [medeverdachte 4] geeft later in het gesprek aan dat de man twee in het systeem heeft gezet. Die vriend van hem in Suriname had twee in het systeem gezet, van Boeroe. (..) de man zei drie mannen hebben erbij gezet in het systeem.’ [hoofdverdachte] vraagt of de man heeft gezegd hoeveel er zou zijn. [medeverdachte 4] zegt dat de man tien heeft gezegd. [50]
Naar aanleiding van het eerste postpakket heeft het onderzoeksteam adressenlijsten opgevraagd van pakketvaarders vanuit Suriname naar Amsterdam. Gebleken is dat op de adressenlijst van de vlucht van 25 maart 2012 vanuit Suriname een tweetal pakketten vermeld stonden, bestemd voor [betrokkene 2] wonende te Amsterdam. De pakketten zouden op 26 maart 2012 aankomen. Op 26 maart 2012 omstreeks 21.15 uur heeft de KMar twee pakketten gericht aan [betrokkene 2], met daarop vermeld het mobiele nummer [telefoonnummer] en komende van vlucht PY994 vanuit Suriname onderschept en in beslag genomen. In het eerste pakket, met nummer [PAKKETNUMMER 1] werd een ‘deklading’ aangetroffen bestaande uit losse stukken groente en andere etenswaren. Daartussen zaten twee spijkerbroeken. In de broekspijpen werden in totaal 11 met grijs kleurig tape omwikkelde blokken aangetroffen. In het tweede pakket, met nummer [PAKKETNUMMER 2], werd een ‘deklading’ bestaande uit stukken groenten en andere etenswaren aangetroffen, daaronder werden twee spijkerbroeken aangetroffen. In de broekspijpen werden in totaal 13 met grijs tape omwikkelde blokken aangetroffen. Een voorlopige test heeft uitgewezen dat de geteste stof vermoedelijk cocaïne betrof. [51] Het totale nettogewicht van de aangetroffen stof bedraagt circa 5.927,0 gram. Uit alle 24 pakketten is een representatief monster genomen en deze 24 monsters zijn ter analyse overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam [52] , waar is geconcludeerd dat al het ingezonden onderzoeksmateriaal cocaïne bevat. [53]
Het nummer [telefoonnummer] dat op het pakket was vermeld, komt voor in het onderzoek Vinson en is vanaf 19 april 2012 tot en met 27 juni 2012 getapt. In de getapte periode zijn er 142 belbewegingen waargenomen met het nummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit nummer van hem kan zijn. [54]
Op 27 maart 2012 belt [medeverdachte 4] naar [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] geeft aan dat hij nog niets heeft en dat het systeem nog niet is goedgekeurd. [medeverdachte 4] vraagt ‘zijn wij niet gisteren aangekomen?’ en hij geeft aan dat het zondag is vertrokken. Daarop zegt [hoofdverdachte] dat de man had gezegd dat ‘de visum is gedateerd en dat er een andere man ook kan gaan ophalen’. [hoofdverdachte] zegt dat Boeroe hem nog had gebeld ’s morgens vroeg over dat ding. Boeroe wilde weten waar het visum opgehaald moet worden. Aan het einde van het gesprek zegt [medeverdachte 4] dat ze gewoon wachten, waarna [hoofdverdachte] zegt ‘als de mannen mij bellen om de visum op te halen.’ [medeverdachte 4] meldt dat ze soms laat bellen. (..) ‘Anders zouden de mannen jou toch gebeld hebben als er hoofdpijn zou zijn.’ [55]
Op 28 maart 2012 vindt een gesprek plaats tussen [hoofdverdachte] en een onbekende man in de auto van [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] zegt dat ‘Maar dat ding komt hier aan de overkant.’ [hoofdverdachte] heeft de man de naam en alles gegeven. Hij weet niet of de mensen van Suriname lastig doen of deze mensen. Hij zegt ook dat de mannen één voor hem hebben gezet. De onbekende man vraagt ‘zaterdag is het dinge’. Als [hoofdverdachte] dat bevestigt, geeft de onbekende man aan dat het al moest zijn aangekomen. [hoofdverdachte] zegt dat hij tegen de witte man zal zeggen dat het niet kan. Want de man wil alleen maar en dwingt. [hoofdverdachte] zegt tegen de onbekende man dat hij tegen [betrokkene 3] moet zeggen om hier naar toe te bellen als het ding is aangekomen. [56]
Op 28 maart 2012 stuurt [medeverdachte 1] een e-mailbericht aan [medeverdachte 5] via
[e-mailadres 3]waarin onder meer is geschreven dat het pakket verstuurd dient te worden aan afhandelingsadres [reisbureau], [adres reisbureau] te Amsterdam. Verder schrijft [medeverdachte 1] onder meer: ‘je moet de goederen doen in een grote kartonnen doos van tenminste 60 tot 70 cm. Het pakje breken in drie stukken en wikkelen in spijkerstof. De rest van de doos vullen met fruit en dergelijke. De drie stukken goed verpakken, vacumeren. Natuurlijk het geheel moet absoluut reukvrij zijn. Dat is alles. Kans op ontdekking erg klein.’ [57]
Bewijsoverweging zaaksdossier B03
De rechtbank acht gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd én beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen ten aanzien van het toetsingskader is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer van in totaal drie pakketten met cocaïne. De rechtbank heeft daarbij mede acht geslagen op het versluierd taalgebruik in de vele opgenomen (telefoon)gesprekkenen mailverkeer tussen verdachte en de medeverdachten.
Ten aanzien van het eerste pakket merkt de rechtbank nog het volgende op.
Dat, zoals [medeverdachte 1] heeft verklaard, ten aanzien van het eerste postpakket sprake was van een proefzending en dat er slechts organisch materiaal in het pakket zat, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het gaat om de (opzettelijke) invoer van cocaïne. [medeverdachte 1] verklaart dat hij bezig is met cocaïnehandel. De wijze van aanpak en de moeite die verdachte en zijn medeverdachten doen om het pakket te verzenden en te onderscheppen wijzen niet op een test. Zo heeft [medeverdachte 1], nadat bleek dat het pakket bij een ander postorderbedrijf was aangekomen, een kopie van het paspoort van [betrokkene 2] nagemaakt teneinde het pakket alsnog te kunnen ophalen. Ook de gesprekken waarin gesproken wordt over bedragen en percentages en het feit dat [medeverdachte 1] € 8.500,- overhandigt aan [hoofdverdachte] wijzen op een geslaagde invoer. Dit geldt te meer nu daar waar gesproken wordt over de beloning, de inhoud hiervan overeenkomt met de marktprijzen voor één kilogram cocaïne op dat moment. Zo is 8½ exact 25% van € 34.000,-, de prijs die in een gesprek tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1] genoemd wordt. De inhoud van de door verdachte en zijn medeverdachten gevoerde gesprekken laat geen ruimte voor een andere conclusie dan dat er sprake is geweest van de invoer van ongeveer één kilogram cocaïne en dat verdachte en zijn medeverdachten dit wisten.
Hierbij betrekt de rechtbank nog dat de tweede zending door de KMar is onderschept en dat daarin daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen. Bij deze zending is dezelfde modus operandi gehanteerd en zijn dezelfde personen betrokken, zowel in het bronland als op de plaats van bestemming in Nederland. Bovendien is er sprake van een kort tijdsbestek waarin een en ander heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot het hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden opgenomen OVC-gesprek tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 1] van 29 februari 2012 merkt de rechtbank nog het volgende op. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een tweetal gevoerde gesprekken. Uit de strekking van de tekst blijkt dat het gesprek een logisch verloop heeft. Dat in de uitwerking van het OVC-gesprek twee keer het tijdstip 12.39 uur aangegeven wordt maakt dit niet anders, nu het eerste deel dermate kort is dat dit niet een hele minuut in beslag neemt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat – gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden – wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten betrokken is geweest bij zowel de invoer van ongeveer een kilo cocaïne op 13 maart 2012 als bij de invoer van een tweetal pakketten met een onbekende hoeveelheid cocaïne op 26 maart 2012. Blijkens de gesprekken hebben immers voor laatst genoemde pakketten meer mensen verdovende middelen bij gezet.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting geen dan wel zeer beperkt openheid van zaken heeft gegeven. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken daarmee niet kunnen wegnemen.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B05)
Telecommunicatie
Alvorens het afzonderlijke zaaksdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
Bij [hoofdverdachte] zijn de telefoon met imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] en de nummers [telefoonnummer hoofdverdachte] (T103) en [telefoonnummer hoofdverdachte] in gebruik. [58] Nu door en namens [hoofdverdachte] niet is betwist dat deze telefoonnummers en het imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is aan de met deze nummers gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze gesprekken aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 2]:
Bij [medeverdachte 2] is de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] (hierna [telefoonnummer medeverdachte 2]) in gebruik. [59] Nu door en namens [medeverdachte 2] niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan hem toebehoort en dat hij deelnemer is aan de met dit nummer gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze gesprekken aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 3]:
Bij [medeverdachte 3] is de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 3] (hierna [telefoonnummer medeverdachte 3]) in gebruik. [60] Nu door en namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan hem toebehoort en dat hij deelnemer is aan de met deze nummers gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze gesprekken aan hem toeschrijven nu ook door en namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 6]:
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van het zaaksdossier B05 is gebleken dat [medeverdachte 6] ‘[voornaam medeverdachte 6]’ heet. [61] Daarnaast is de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 6] onder [medeverdachte 6] aangetroffen, met daarin opgeslagen onder nummer [telefoonnummer medeverdachte 7] ([telefoonnummer medeverdachte 7]) ‘matie [hoofdverdachte]’. In een andere bij verdachte aangetroffen en in beslag genomen telefoon, met nummer [telefoonnummer hoofdverdachte], is als contact onder nummer [telefoonnummer medeverdachte 7] ‘Ingo [hoofdverdachte] matie’ opgeslagen. [62] Onder [medeverdachte 7] is een telefoon met daarin een simkaart met nummer [telefoonnummer medeverdachte 7] in beslag genomen, waarin als contact ‘[voornaam medeverdachte 6]’ met het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 6] is opgeslagen. [63]
Uit het tapgesprek van 24 mei 2012 om 13:30 uur blijkt dat [medeverdachte 7] (met nummer [telefoonnummer medeverdachte 7]) belt met een NN man [telefoonnummer medeverdachte 6] die aan [medeverdachte 7] vraagt of hij die andere man wil bellen, want NN man moet hem dringend spreken, waarna [medeverdachte 7] zegt dat hij het door zal geven. [64] Om 14:10 uur geeft [medeverdachte 7] aan [hoofdverdachte] door dat hij [voornaam medeverdachte 6] moet bellen, waarop [hoofdverdachte] zegt dat [medeverdachte 7] aan [voornaam medeverdachte 6] moet doorgeven dat hij [hoofdverdachte] moet pingen. [medeverdachte 7] antwoordt dat hij dat aan [voornaam medeverdachte 6] zal zeggen. [65] Een minuut later belt [medeverdachte 7] naar NN man [telefoonnummer medeverdachte 6] en zegt tegen hem dat hij met ‘hem’ moet pingen. [66] Daarbij komt dat [medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij [voornaam medeverdachte 6] op foto 14 herkende, die persoon als ‘[voornaam medeverdachte 6]’ in zijn telefoon staat en hij [voornaam medeverdachte 6] en zichzelf hoorde praten tijdens het hem voorgehouden tapgesprek van 24 mei 2012 om 13:30 uur, 14:11 uur, 14.14 uur en 14:29 uur. [67] [68] [69]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze tapgesprekken worden geconcludeerd, dat de onder [medeverdachte 6] aangetroffen telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 6] aan hem toebehoort en dat de daarmee gevoerde gesprekken aan hem kunnen worden toegeschreven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto Mazda 3 met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van verdachte. [70] [hoofdverdachte] heeft niet betwist dat hij heeft deelgenomen aan de hem toegeschreven gesprekken in deze Mazda. De rechtbank gaat bij de redengevende feiten en omstandigheden dan ook van dat gegeven uit. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Redengevende feiten en omstandigheden
De in zaaksdossier B05 figurerende verdachten wordt - kort gezegd - verweten dat zij zich op 25 mei 2012 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid van 8,7 kilo cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B05, opgemaakt d.d. 16 november 2012, en dienen in onderlinge samenhang en verband met dit proces-verbaal te worden bezien.
Op 12 mei 2012 om 12:03 uur belt [medeverdachte 7] naar [hoofdverdachte] en stelt voor om de volgende dag tussen tien en elf uur af te spreken, hij moet [hoofdverdachte] spreken. [71] Hierop belt [hoofdverdachte] ’s avonds naar [medeverdachte 7] en vraagt hem of hij die man te pakken heeft gekregen. [medeverdachte 7] zegt dat hij die man meteen gaat bellen om [hoofdverdachte] te ontmoeten, volgens hem kent [hoofdverdachte] die man goed. Hij vraagt [hoofdverdachte] of hij [voornaam medeverdachte 6] kent. [hoofdverdachte] weet over wie [medeverdachte 7] praat en [medeverdachte 7] zegt dat dit de man is die hem vandaag is komen ontmoeten die zegt dat hij een ‘ding’ wil doen. [72] Binnen een half uur wordt [hoofdverdachte] door [medeverdachte 7] gebeld. Volgens [medeverdachte 7] is het eigenlijk een Marokkaan, dat had die man hem gezegd. [medeverdachte 7] zegt dat hij die afspraak met die man gaat zetten voor morgen om half elf, waarop [hoofdverdachte] zegt dat het goed is. [73]
Op 13 mei 2012 rond half elf stuurt [medeverdachte 7] een sms-bericht naar [hoofdverdachte] dat [voornaam medeverdachte 6] nog niet heeft gebeld, maar [medeverdachte 7] hem belt zodra [voornaam medeverdachte 6] heeft gebeld. [74] Op 15 mei 2012 om 15:01 uur belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 7] en vraagt of hij die broer voor hem kan bellen om te zeggen dat hij er rond half vier, kwart voor vier is. [medeverdachte 7] moet nog iemand bellen, want die wil ook met [hoofdverdachte] praten en dan kunnen ze alle twee tegelijk doen. [medeverdachte 7] zegt dat hij die man gaat bellen om te zeggen dat [hoofdverdachte] er om vier uur is en daarna belt [medeverdachte 7] [hoofdverdachte]. [75] Vervolgens belt [medeverdachte 7] om 15:04 uur naar een onbekende man (de rechtbank merkt op dat door een storing in het tap uitluistersysteem het telefoonnummer van deze man niet bekend is geworden) en zegt ‘je moet nu meteen daar gaan, want die man gaat van het werk en komt ons direct daar ontmoeten’. De onbekende man zegt dat hij er al staat. [76] Direct er na, om 15:06 uur, belt [medeverdachte 7] weer naar [hoofdverdachte] om te zeggen dat de mensen er al zijn en dat hij heeft gezegd dat [hoofdverdachte] onderweg is. Ook zegt [medeverdachte 7] dat hij [hoofdverdachte] morgen gaat bellen voor iemand anders. [77]
Op 15 mei 2012 vindt een observatie plaats waarbij wordt gezien dat de Mazda 3 met het kenteken [kenteken hoofdverdachte] van [hoofdverdachte] op de parkeerplaats van het Campanile Hotel in Amsterdam Zuidoost staat. [hoofdverdachte] heeft om 16:00 uur in het restaurant van het hotel een ontmoeting met [medeverdachte 8] (man 1) en drie onbekend gebleven mannen. [78]
Op 20 mei 2012 om 21:28 uur wordt [medeverdachte 7] gebeld door [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] zegt dat ze dinsdag een ‘moppo’ hadden en vraagt of [medeverdachte 7] de man kan vragen hoe laat hij kan, want hij wil de man zien, de man weet dat. Hij vraagt [medeverdachte 7] om de uitkomst aan hem te laten weten. [79] Op 21 mei 2012 om 11:00 uur belt [medeverdachte 7] naar [hoofdverdachte]. [medeverdachte 7] vertelt dat die kleine man [voornaam medeverdachte 6] hem heeft gebeld. [hoofdverdachte] wilde hem morgen spreken, zei die man. Maar misschien kan de ontmoeting vandaag in plaats van morgen plaatsvinden. [hoofdverdachte] stelt voor hem om half twee te ontmoeten. [medeverdachte 7] zal [voornaam medeverdachte 6] bellen en hem de afspraak om half twee doorgeven. [80] Vervolgens stelt [medeverdachte 7] om 11.05 uur [medeverdachte 6] hiervan in kennis, die nog even zijn ‘Nefo’ zal bellen, lukt het niet, dan misschien morgen. [81] Omdat [voornaam medeverdachte 6] die dag niet kan [82] geeft [medeverdachte 7] aan [hoofdverdachte] door dat het morgen half twee wordt. [medeverdachte 7] moet van [hoofdverdachte] aan die mannen doorgeven dat de ontmoeting op dezelfde plaats is. [83] Direct daarop stuurt [medeverdachte 6] een sms-bericht naar [medeverdachte 7] dat het morgen half twee is, ‘same place’. [84]
Op 22 mei 2012 wordt [medeverdachte 7] gebeld door [medeverdachte 6] omstreeks 13:34 uur. [medeverdachte 6] zegt dat ‘hij’ er nog niet is. Daarop zegt [medeverdachte 7] dat hij de man nu gaat bellen. [85] [medeverdachte 7] belt [hoofdverdachte] om 13.35 uur en zegt dat die mannen wachten, waarop [hoofdverdachte] antwoordt dat hij onderweg is. [86] [medeverdachte 7] geeft dit door aan [medeverdachte 6]. [87]
Uit de bakengegevens van de Mazda van [hoofdverdachte] blijkt dat de auto zich op 22 mei 2012 omstreeks 13:42 uur op de parkeerplaats van het Campanile hotel aan de Loosdrechtdreef 3 te Amsterdam Zuidoost bevindt. [88] Aldaar vindt om 13:39 uur in de auto van [hoofdverdachte] een gesprek plaats tussen [hoofdverdachte] en een NN1 en een NN2 man. NN1 man geeft aan ‘die ander boys zijn daaro’ en zegt ‘kijk hier zie je alles.’ [89]
Op 23 mei 2012 wordt [medeverdachte 7] gebeld door [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] krijgt het bericht van eergisteren nu pas binnen. [medeverdachte 7] zegt dat hij het bericht van die andere man heeft gehoord en hem waarschijnlijk vanavond ziet. [90] [hoofdverdachte] wordt om 20.30 uur gebeld door [medeverdachte 7]. Als [hoofdverdachte] vraagt of het weer een nieuw ding is, een nieuwe schijf, zegt [medeverdachte 7] ‘nee nee, ik ga je zeggen wat Joe nodig heeft.’ Ze spreken af elkaar te zien bij het Pont bij [hoofdverdachte] om kwart over negen a half tien. [91]
Op 24 mei 2012 belt [medeverdachte 6] [medeverdachte 7] en vraagt hem of [medeverdachte 7] die andere man wil bellen. Hij moet hem dringend zien en spreken. [medeverdachte 7] zal het doorgeven. [92] [medeverdachte 7] belt [hoofdverdachte] ongeveer een half uur later en zegt dat hij [voornaam medeverdachte 6] moet bellen. [hoofdverdachte] reageert dat [voornaam medeverdachte 6] hem moet pingen. [medeverdachte 7] zegt het aan [voornaam medeverdachte 6] door te zullen geven. [93] Als [medeverdachte 7] het bericht doorgeeft, zegt [voornaam medeverdachte 6] dat hij geprobeerd heeft hem te pingen, maar dat die andere man hem niet heeft toegevoegd, die andere man heeft iets verkeerds gedaan. Hij wil sowieso een tijd horen om af te spreken. [94] Drie minuten later belt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 6] en zegt ‘de afspraak is om tien uur, kwart over tien, op dezelfde plaats.’ [95] Een kwartier later belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 7] en zegt dat hij die man moet zeggen dat het vroeger moet zijn en hij om half negen na het werk meteen naar die man zal gaan. [medeverdachte 7] zal die man bellen. [96] [medeverdachte 7] belt [medeverdachte 6] om 14.29 uur dat de afspraak is vervroegd naar half negen, zelfde plek. [97]
Die dag, 24 mei 2012, parkeert [hoofdverdachte] zijn Mazda om 20:47 uur op de parkeerplaats van het Campanile hotel aan de Loosdrechtdreef 3 in Amsterdam Zuidoost en heeft [hoofdverdachte] van 20:56 uur tot 21:26 uur een ontmoeting in het Gaasperpark te Amsterdam met [medeverdachte 8] en vijf andere mannen. [98]
Op 25 mei 2012 om 12:14 uur hebben [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] een gesprek in de Mazda van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 2] vindt dat [hoofdverdachte] geen grappen moet maken. [hoofdverdachte] zegt dat het ‘Peru’ is en [medeverdachte 2] antwoordt ‘Is 744 dus’, waarop [hoofdverdachte] tegen hem zegt ‘als het goed is verlopen (..) dertig (30) hebben de mannen gezegd, dat ze maandag zullen pushen.’ [medeverdachte 2] vraagt nog of het van zondag op maandag is. Wanneer [hoofdverdachte] dat beaamt, geeft [medeverdachte 2] aan dat zij dan op het werk zijn, toch. Volgens [hoofdverdachte] klopt dat. Even later vraagt [medeverdachte 2] of dit ding ook uit Peru komt. Volgens [hoofdverdachte] is het Peru en is dat voor vandaag. Het gaat om ‘acht (8) stuks ’ zegt [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] zegt dat het gaat om ‘een zwarte koffer met vlekjes’. Volgens [medeverdachte 2] ‘gaat het om de AK1, een en negentig load’ en hij vraagt aan [hoofdverdachte] met welke vlucht het komt. [hoofdverdachte] zegt ‘744’. [medeverdachte 2] geeft aan dat het heel laat binnenkomt. [hoofdverdachte] zegt dat het om half vier is toch en daarop antwoordt [medeverdachte 2] ‘half vier dan zijn wij op het werk, okay dan is het goed.’ Ook vraagt [medeverdachte 2] of dit het tagnummer is, waarop [hoofdverdachte] antwoordt ‘tagnummer, Charle de Gaulle’ en ’12:43, vertrek.’ [medeverdachte 2] reageert hierop ‘dat is sectie 1, ik sta bij sectie 3.’ [hoofdverdachte] zegt later in het gesprek dat het ‘Blanke mannen en Marokkanen zijn’ en vraagt aan [medeverdachte 2] ‘of dit het label is.’ Hierop zegt deze tegen [hoofdverdachte], ‘de code’ die hij de drie letter code noemt. Het betreft een ‘security code die is gelieerd aan een passagier’ en bevestigt hem nogmaals dat het ‘een zwarte koffer met vlekken’ is. Voorts hoeft hij eigenlijk de naam van de vrouw niet te bekijken. Volgens [hoofdverdachte] is de naam er niet, ‘alleen het nummer’ en dat de ‘kist om half vier’ aankomt. [medeverdachte 2] zal ‘er naartoe gaan, de dingen regelen en het tagnummer bekijken’. [99]
De vlucht van Lima (Peru) naar Amsterdam met vluchtnummer KL0744 komt dagelijks aan om 15:40 uur. [100]
Op 25 mei 2012 om 13:17 uur maakt [medeverdachte 2] gebruik van zijn Schipholpas en gaat hij het beveiligde gebied van Schiphol op en om 13:36 uur maakt [hoofdverdachte] gebruik van zijn Schipholpas om het beveiligde gebied van Schiphol op te gaan. [101]
Op 25 mei 2012 om 17:58 uur belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 2]. Zij bevinden zich op dat moment nog steeds op Schiphol. [hoofdverdachte] vraagt ‘ben je voorbij gegaan?’, waarop [medeverdachte 2] ‘ja’ zegt. [hoofdverdachte] vraagt hem ‘Goed?’ hetgeen door [medeverdachte 2] wordt bevestigd. Hij zegt vervolgens ‘ik wacht op je hoor’. [hoofdverdachte] vindt dit goed. [102]
Hierna maakt [hoofdverdachte] om 17:59 uur gebruik van zijn Schipholpas en verlaat hij het beveiligde gebied van Schiphol bij een doorgang bij de I-passage in Terminal 1, een doorgang om van Airside naar Landside te gaan. [103]
Om 18:02 uur maakt [medeverdachte 2] wederom gebruik van zijn Schipholpas en gaat hij het beveiligde gebied van Schiphol weer op bij doorgang T1-I-S2-1. Dit is een doorgang bij de I-passage in Terminal 1 op de luchthaven Schiphol. [104] Op camerabeelden is om 18:03 uur te zien dat [hoofdverdachte] in vertrekhal 1 loopt en een donkerkleurige rugzak over zijn rechterschouder draagt. Hierna loopt hij richting draaideur H in vertrekhal 1, gaat hij naar buiten en verdwijnt hij uit beeld. [105]
Op 25 mei 2012 om 18:08 uur is te zien dat [hoofdverdachte] in vertrekhal 3 loopt en de trap neemt naar aankomsthal 3. Vervolgens is te zien dat hij in de richting van de zogenaamde X-passage loopt en op dat moment geen rugzak meer bij zich draagt. Hierop maakt [hoofdverdachte] gebruik van zijn Schipholpas en gaat hij het beveiligde gebied van Schiphol op bij een beveiligde doorgang bij de X-passage in Terminal 3. [106]
In de avond van 25 mei 2012 verlaat [hoofdverdachte] om 21.01 uur en [medeverdachte 2] om 21:43 uur het beveiligde gebied van Schiphol met hun Schipholpas. [107] [hoofdverdachte] rijdt om 21:14 uur vanaf de parkeerplaats P40, welke hoort bij de luchthaven Schiphol, weg. [108]
Nog diezelfde avond vindt er om 21:36 uur een gesprek in de Mazda van [hoofdverdachte] plaats tussen hem, een NN1-man en [medeverdachte 8]. NN1 vraagt of dit al de tas is. [hoofdverdachte] zegt ‘nee’, waarop [medeverdachte 8] eerst zegt ‘er is niks’ en daarna ‘er is wat fout gegaan, ik merk het’. De mannen bespreken vervolgens met z’n drieën de schoonheidsfouten, wat er mis is gegaan, ‘gewoon domme fouten’. [hoofdverdachte] geeft aan dat het in de HB container zat en niet in de afgesproken Shocon of short connection bagage. Later in het gesprek zegt [hoofdverdachte]: ‘…Je mag gerust zijn, ik heb het.’ [medeverdachte 8] reageert: ‘ouwe je bent een topper, maar weet je wat het is, we moeten dit probleem wel oplossen. En dit probleem ga ik persoonlijk nu oplossen.’ [hoofdverdachte] vraagt hen: ‘Weet je waarop ik het weggehaald heb? Ik zweer het op mijn kinderen… Buiten op die pier. …. Ik kom gewoon met die bewijzen.. Begrijp je? ….. Laat me je 1 ding zeggen. Ik weet precies. Als het iemand anders was, zegt ie heeft ie niet gevonden.’, waarop [medeverdachte 8] reageert: ‘Maar wij wisten ook.. en daarom zijn we met jou gegaan. (..) En dat zeiden we ook allemaal… We hebben allemaal gelijk vanaf dag 1 gezegd dat we met jou hebben gesproken. Klaar, dit is onze man.’ NN1 vult hem aan met ‘Wij 3’ en stelt dan voor om naar Diemen Zuid te gaan omdat dit beter is. [hoofdverdachte] heeft het niet hier bij zich en vraagt aan de heren in wat voor tas het zou zitten. Volgens NN1 ‘een zwarte’. [medeverdachte 8] vult aan ‘een Reebok of Nike tas’ waarop [hoofdverdachte] zegt: ‘Jajajaja. Ze hebben het in een tas zo gezet en dan weer apart in een Reebok tas.’ [medeverdachte 8] reageert daarop dat ze die Reebok tas op een foto hebben gezien. [hoofdverdachte] zegt dat ze het dan weer in een rugtas hebben gedaan. [hoofdverdachte] legt later nog eens uit dat ze ‘dus die grote tas zo (..) en in die tas is die Reebok zak en dan in die tas weer is die rugzak’ en geeft te kennen dat hij de auto op de parkeerplaats gaat parkeren. [109]
Blijkens de bakengegevens van de Mazda blijkt de auto van [hoofdverdachte] om ongeveer 21:48 uur op een parkeerplaats bij station Diemen Zuid te staan. [110] Rond die tijd is in het OVC-gesprek te horen dat er een deur wordt dichtgegooid. [hoofdverdachte] zegt ‘die mannen zijn naar hier gegaan voor die man’, waarna NN1 reageert ‘He..? Die Mocro, hij is eigenlijk die bassie he..(..) Hij is die bassie en hij gaat die tatta afmaken’. Vervolgens is om 21:59 uur te horen dat er meerdere personen in de auto van [hoofdverdachte] stappen. [medeverdachte 8] vraagt of ze willen stoppen of door willen gaan. NN1 wil gewoon werken. Hij ‘wil knallen’. [medeverdachte 8] vraagt hem wat het hem waard is. NN1 vraagt hem om hem niet te vergeten en zegt: ‘Ik sta in de krijt nu zeker voor een paar jaar. En dat zeg ik ook, me neven, ik laat ze doekoe verdienen en die mannen laten me gewoon in de steek, kan niet mattie… We verdienen samen tonnen en dan laat je me zo alleen. Zonder me had je niks.’ [111]
Op 26 mei 2012 om 14:56 uur wordt [hoofdverdachte] gebeld door [medeverdachte 7], die hem vraagt hoe het met de ‘torie’ van [voornaam medeverdachte 6] is. [hoofdverdachte] antwoordt dat hij het nog moet horen, hij moet nog bellen of zij moeten hem bellen. [112]
In de avond van 26 mei 2012 om 20:40 uur stapt [medeverdachte 6] bij [hoofdverdachte] in de auto en vindt het volgende gesprek tussen hen plaats. [medeverdachte 6] vraagt ‘want dan gaan we met ze eten toch?’. Vervolgens zegt hij: ‘Wacht, hier is tweeënzestig (62).’ [hoofdverdachte] antwoordt: ‘Tweeënzestig (62)? Voor die… hoeveel had ik ze gezegd?’ Vervolgens [medeverdachte 6]: ‘Twee (2). Twee stuks toch?’ waarop [hoofdverdachte] reageert: ‘Ja, maar zew hebben acht (8) gestuurd toch?’ hetgeen door [medeverdachte 6] wordt bevestigd. [hoofdverdachte] geeft aan: ‘Ja en ik had ze gezegd dertig procent (30%) toch?’ [medeverdachte 6] vraagt daarop: 30%. [hoofdverdachte] zegt ‘ja toch?’ Is twee stukjes toch?’ [hoofdverdachte] reageert: ‘Nee 30% is meer, is twee en een half toch?’ [medeverdachte 6] vindt dat ze dat gelijk tegen hen kunnen zeggen en zegt: ‘Voor dingens man, uhh op eenendertig. [hoofdverdachte] vraagt hem of 62 dan voor 2 is. Volgens [medeverdachte 6] klopt dat, maar hij heeft er nog niks uitgepakt. [hoofdverdachte] vraagt of [medeverdachte 6] een calculator heeft. Die heeft [medeverdachte 6] op de ping. Verder geeft [medeverdachte 6] aan, ‘er was acht stukjes. (..) En uh nog wat, vijfenzeventig toch?’ [hoofdverdachte] zegt: ‘30% van …’ [medeverdachte 6] vraagt: ‘Wacht … het is 8.7 ofzo? (..) 8.7 gedeeld door 100 (..) x30.’ Later zegt hij dat het 2.4 is. [hoofdverdachte] geeft nog weer wat later aan: ‘Het is 8 komma zoveel is gekomen.’ [medeverdachte 6] antwoordt daarop ‘ja toch’. [medeverdachte 6] komt met 30% op 2.4 uit. Daarna zegt hij: ‘Vierenzeventig (74) vierenzeventig punt vier (74.4) moest het dan zijn. (..) Ja, wacht, vierenzeventigduizend keer uhh plus 400. En dan kijken min tweeënzestig (62). Dan krijg je nog 12.4 komma 2. Hee dat is een break man….(..) is goed toch?’ [hoofdverdachte] zegt dat die andere man ook al had gebeld, ‘Dogla’, zegt [hoofdverdachte] als [medeverdachte 6] vraagt wie er gebeld heeft. In het vervolg van het gesprek geeft [hoofdverdachte] aan dat hij volgens zijn berekening op 2.6 en 2.8 was uitgekomen, [medeverdachte 6] op 2.4. [medeverdachte 6] zegt dat hij dat dan tegen de mannen moet zeggen. Voorts vraagt [hoofdverdachte] aan [medeverdachte 6] hoeveel hij aan Dogla gaat geven. [medeverdachte 6] zegt: ‘Die man die me heeft voorgesteld die wou ik dan drie (3) koch geven. [..] Of ik geef die Dogla gewoon drie (3) kompaan (fon) en dan klaar, en dat moet hij met die man verdelen.’ [hoofdverdachte] vindt dat een tussenpersoon ook zo hoort te krijgen. [113]
Op 27 mei 2012 tussen 00:48 uur en 00:52 uur hebben [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] sms-contact. [hoofdverdachte] vraagt aan [medeverdachte 2] of hij al slaapt. Wanneer [medeverdachte 2] aangeeft dat dit niet het geval is, komt [hoofdverdachte] met vijftien minuten langs. [114] Hierna vindt op 27 mei 2012 vanaf 01:05 uur een gesprek in de auto van [hoofdverdachte] tussen hem en [medeverdachte 2] plaats. [hoofdverdachte] is met de mannen uit eten gegaan, omdat de mannen een bespreking met andere mannen hadden over de schoonheidsfoutjes. Daarnaast vertelt [hoofdverdachte] hem dat de man een foto gemaakt en toen heeft de man heel groot heeft geschreven dat het in de container moet gaan. De mannen hebben alle punten opgeschreven en zullen dat beter aan de man gaan uitleggen. Daarna bespreken [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] hoe het onderkennen van de koffer op Schiphol precies is gegaan. [medeverdachte 2] legt uit aan [hoofdverdachte] wat hij heeft gedaan. [medeverdachte 2] is naar binnen gereden en ‘zag dat Betsie ook stond’. [medeverdachte 2] heeft [hoofdverdachte] niet gezien en weet niet waar [hoofdverdachte] stond. [medeverdachte 2] noemt ‘Betsie de grote witte wagen waar de bulk komen’. [hoofdverdachte] zag een wagen. [medeverdachte 2] is naar F24 gegaan en zag dat er een auto kwam rijden. [medeverdachte 2] is naar de Pier gegaan. [betrokkene 4] riep [medeverdachte 2] om dingen te doen. [medeverdachte 2] ‘berekende een ding, belangrijk is dat [medeverdachte 2] wilde zien.’ [medeverdachte 2] is ‘silence’, ‘de mannen weten niet dat hij in de buurt is, omdat hij rijdt.’ Vervolgens legt [hoofdverdachte] uit dat hij de planken kwijt is geraakt en ‘de mannen het bij de rederij hebben genomen’. [hoofdverdachte] dacht dat er maar één shocon was. Hij wist niet dat er drie shocons waren, hij zag vervolgens twee Dolly. Hij dacht ‘wat heeft de man?’ ‘Hij zag dat de andere naar de andere kant is gegaan. Hij heeft gezeten en ernaar gekeken. Toen begon de man te rijden. Maar de kerel heeft de deur van de man geopend. Want dit ruikt goed.’ Uiteindelijk zag [hoofdverdachte] dat [betrokkene 5] de wagen is gaan halen. [medeverdachte 2] was ‘komen kijken van Shocon.’ Daarna heeft hij aan de jongens gevraagd welke machine het is, waarop de mannen zeiden ‘744’ en toen zag [medeverdachte 2] drie containers. [hoofdverdachte] zegt nogmaals dat [betrokkene 5] de containers heeft gereden. [medeverdachte 2] vertelt wat er verder is gebeurd, hij zou ‘naar Transi rijden om te kijken of die klote honden daar zijn. Toen hij bij Delta 12 aan kwam, zag hij het voertuig. Toen hij de bocht maakte zei de man dat [hoofdverdachte] daar is.’ Volgens [medeverdachte 2] wilde de man de ‘torie’ vangen. Hij heeft in de computer gekeken en zag dat er nog 44 koffers op de kar moesten komen. Rond 1:48 uur zegt [medeverdachte 2] dat hij niet weet hoe [hoofdverdachte] erover denkt, maar hij wil ernstig aanspannen met [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] weet wat [medeverdachte 2] waard is en hij weet wat [hoofdverdachte] waard is. Wat later in het gesprek zegt [hoofdverdachte] dat de Marokkaan tegen Krul gezegd heeft ‘je kunt nog doorgaan met deze. Dit is gewoon evaluatie en ze bespreken het. Want Krul heeft al de andere. Dat is in de auto…Hoor de Marokkaan, je kunt gewoon doorgaan. En als je in de finesses gaat, neem je de andere. Dus de mannen wisselen.’ [medeverdachte 2] vindt dat ze niet teveel moeten communiceren. Hij vertelt ook dat hij vaak eten en drinken aan de jongens verkoopt en dat ‘de mannen nu dus het gezicht van hem hebben. Dus alles heeft zijn voordelen.’
Rond 1:59 uur zegt [hoofdverdachte] dat hij vertrouwen heeft bij de Marokkaan. Hij heeft met de mannen afgesproken. De Marokkaan zei ‘het is niet goed gegaan hè?’ [hoofdverdachte] heeft Krul aangesproken, want hij had verkeerde informatie gegeven. [hoofdverdachte] wist dat het fout zou gaan. Hij vertelt verder dat de Marokkaan hier heeft gezeten, de andere man zat achterin. Hij was aan het rijden en heeft de papieren aan de Marokkaan laten zien. [medeverdachte 2] vraagt even of dat de ene die hij had geprint had, was. Dat was het geval, volgens [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] vertelt vervolgens hoe het gesprek eerder die avond ging. Hij zag dat de jongen begon te twijfelen, en hij zei ‘maak je niet druk. Ik heb het, maar het zijn de schoonheidsfoutjes’. De man die achterin zat, sprong op hem en zoende hem in zijn nek. De Marokkaan bedankte hem. Volgens hem heeft hij, [hoofdverdachte], hen in zijn macht. Het ding zat achterin de auto. Ze zijn naar Diemen gereden, de mannen hadden een Golf opgeroepen en nog een andere man. [hoofdverdachte] heeft het in de auto gegooid. Hij heeft hen in de buurt van de Albert Cuyp afgezet en is vervolgens weggereden. [medeverdachte 2] begrijpt dat [hoofdverdachte] de mannen even in spanning heeft gelaten en hen daarna verlost heeft, waarna [hoofdverdachte] aangeeft dat het afgelopen zou zijn, wanneer het de Afrikanen waren geweest.
Vervolgens vraagt [medeverdachte 2] aan [hoofdverdachte] hoeveel ‘hier trouwens’ is, waarop [hoofdverdachte] zegt ‘twee en twintig.’ ‘Dat is goed’, vindt [medeverdachte 2]. [115]
Later in het gesprek vindt [medeverdachte 2] dat [hoofdverdachte] goed moet luisteren naar wat hij zegt. ‘Arbeid die je ook verricht, dat je mannen ontmoet en dinges, dat is ook geen malligheid. Het verschil tussen hem en [hoofdverdachte] mag er zijn.’ ‘Het is voor hem naar andere mensen toe onbelangrijk.’ ‘Wat er tussen [hoofdverdachte] en hem gebeuren of gaat gebeuren is tussen hen tweeën. Laten we zeggen dat [hoofdverdachte] 25 procent zal nemen en nog wat uit zijn deeltje…[medeverdachte 2] geeft aan dat [hoofdverdachte] ook naar de andere mannen moet uitkijken. Volgens [hoofdverdachte] eten ze van twee wallen, waarna ze over de verdeling van het geld verder spreken. Rond 2:28 uur vertelt [medeverdachte 2] over zichzelf dat mensen lang moeten zoeken om hem te herkennen, omdat hij zich niet prijsgeeft. Hij heeft één ding geleerd. Zolang je op Schiphol werkt en zolang je stoute dingen doet, is elke aandacht die je krijgt teveel. Veel mensen weten dat niet. [116]
Op 27 mei 2012 om 19:03 uur belt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 7] en vraagt hem hoe laat hij hem kan zien. [medeverdachte 6] heeft afgesproken dat hij [medeverdachte 7] moet zien. Het lijkt [medeverdachte 7] beter dat ze later bellen en elkaar morgen zien. [117]
Op 28 mei 2012 om 09:00 uur belt [medeverdachte 7] [medeverdachte 6] op, die zegt dat hij er met vijf minuten is [118] . Later op de dag, om 13.10 uur, neemt [medeverdachte 7] contact op met [hoofdverdachte] en vertelt hem dat hij die man vanmorgen heeft ontmoet. Hij vraagt aan [hoofdverdachte] ‘drie toch?’, waarop [hoofdverdachte] ‘ja’ antwoordt. [medeverdachte 7] moet van die man die andere man vijf planken geven. [hoofdverdachte] antwoordt ‘….. dus kijk maar wat je doet’. [medeverdachte 7] zegt daarop ‘nee, ik overhandig het aan die man.’ [119]
[medeverdachte 7] wordt ook wel Dogla genoemd. [120] Hij heeft geld van [medeverdachte 6] gekregen, maar het was afkomstig van [hoofdverdachte]. Hij moest maar aan [hoofdverdachte] vragen waarom hij geld kreeg. [121]
Bewijsoverweging feit 2 (zaaksdossier B05)
De rechtbank acht gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd én beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen ten aanzien van het toetsingskader is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer van ongeveer 8,7 kilogram cocaïne.
De rechtbank is met betrekking tot de vraag of er daadwerkelijk cocaïne is ingevoerd van oordeel dat uit de onder de redengevende feiten en omstandigheden genoemde OVC-gesprekken en het daarin gebezigde versluierd taalgebruik blijkt dat er op 25 mei 2012 sprake is geweest van een geslaagde invoer van cocaïne. De rechtbank heeft daarbij met name acht geslagen op de OVC-gesprekken van 25 mei 2012 om 21:36 uur, van 26 mei 2012 om 20:40 uur en van 27 mei 2012 om 00:47 uur, waarin verdachte aan [medeverdachte 2] nog eens uitlegt hoe hij de avond van de 25e mei 2012 [medeverdachte 8] en een NN-man even in spanning heeft gelaten of hij de bagage al dan niet had gevonden, hetgeen overeenkomt met de gang van zaken zoals die naar voren komt uit het OVC-gesprek van die 25e mei.
Dit geldt te meer nu daar waar gesproken wordt over beloningen en percentages de inhoud hiervan overeenkomt met de prijzen voor cocaïne op dat moment. Zo betreft € 31.000,-, de prijs voor cocaïne die in een gesprek tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 6] genoemd wordt, naar het oordeel van de rechtbank, de gemiddelde kiloprijs voor cocaïne. De inhoud van de door verdachte en zijn medeverdachten gevoerde gesprekken laat geen ruimte voor een andere conclusie dan dat er sprake is geweest van de invoer van ongeveer 8,7 kilogram cocaïne. Daarnaast wordt door verdachte en [medeverdachte 2] gesproken over een vlucht uit Peru. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het een feit van algemene bekendheid dat de landen gelegen in Zuid-Amerika bronlanden voor cocaïne zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat – gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden – wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten betrokken is geweest bij de invoer van een hoeveelheid van ongeveer 8,7 kilogram cocaïne op 25 mei 2012 via de luchthaven Schiphol. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in het feit dat hij als Schipholmedewerker toegang had tot de bagagekelder en zodoende aan de hand van het tagnummer of andere reizigers- of bagagegegevens op zoek diende te gaan naar de bagage, daaruit de cocaïne diende te halen en deze van het beveiligde gebied van Schiphol af diende te krijgen teneinde de cocaïne verder in Nederland in te voeren.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting geen dan wel slechts zeer beperkt openheid van zaken heeft gegeven. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken en ontmoetingen daarmee niet kunnen wegnemen.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B06)
Telecommunicatie:
Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
De telefoon met imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] (T105) is in gebruik bij [hoofdverdachte] (hierna ook te noemen: [hoofdverdachte]). [122] Het telefoonnummer [telefoonnummer hoofdverdachte] (T103) is eveneens in gebruik bij [hoofdverdachte]. [123]
Nu door en namens [hoofdverdachte] niet is betwist dat voormeld telefoonnummer en imei-nummer aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is aan de met deze nummers gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze gesprekken aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 2]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] (hierna [telefoonnummer medeverdachte 2]) is in gebruik bij [medeverdachte 2] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 2]). [124]
Nu door en namens [medeverdachte 2] niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan hem toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken aan hem toeschrijven nu ook door en namens [medeverdachte 2] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken en daarin afgesproken ontmoetingen is geweest. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto Mazda 3 met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van [hoofdverdachte]. [125] [hoofdverdachte] heeft niet betwist dat hij de gebruiker van deze Mazda is geweest en hij heeft evenmin betwist dat hij heeft deelgenomen aan de in de Mazda opgenomen gesprekken.
[medeverdachte 2] heeft wel betwist dat hij deelnemer is aan de OVC-gesprekken van 27 mei 2012 om 00.47 uur en om 23.49 uur.
De rechtbank overweegt dat uit het OVC-gesprek van 27 mei 2012 om 00:47 uur [126] blijkt dat een persoon in de auto van [hoofdverdachte] stapt. Het tijdstip waarop dit plaatsvindt komt overeen met de tijd die [medeverdachte 2] en [hoofdverdachte] kort tevoren middels sms-berichten hadden afgesproken. Tevens wordt direct na het instappen in de auto door degene die in de auto stapt gezegd dat hij dacht even naar beneden te komen, terwijl de rechtbank uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is gebleken dat [medeverdachte 2] op twee hoog woonachtig is. Ook spreken [hoofdverdachte] en voornoemde persoon over ‘dolly’, ‘sho-con’, ‘short connection’, ‘Delta 12’ en ‘dat er nog 44 koffers moeten komen op de kar’, ‘staan bij sectie E’, termen die passen bij een Schipholmedewerker, terwijl [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op de bagageafdeling op Schiphol werkzaam is. [127]
Met betrekking tot het OVC-gesprek van 27 mei 2012 om 23.49 uur [128] overweegt de rechtbank dat wederom een persoon in de auto van [hoofdverdachte] stapt, terwijl het tijdstip waarop dit plaatsvindt ongeveer overeenstemt met de door verdachte met [hoofdverdachte] telefonisch afgesproken tijd. Voorts is er twee minuten voor aanvang van dit gesprek telefonisch contact tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] waarin [hoofdverdachte] zegt ‘Joo, beneden’ en [medeverdachte 2] dit bevestigt.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [medeverdachte 2] degene is geweest die als gespreksdeelnemer aan de twee OVC-gesprekken van 27 mei 2012 heeft deelgenomen. Nu [medeverdachte 2] het OVC-gesprek van 28 mei 2012 niet heeft betwist, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld, dat [medeverdachte 2] heeft deelgenomen aan de drie in zaaksdossier B06 aan hem toegeschreven OVC-gesprekken.
Redengevende feiten en omstandigheden:
De in zaaksdossier B06 figurerende verdachten wordt - kort gezegd - verweten dat zij zich op 28 mei 2012 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid van 16 kilo cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B06, opgemaakt d.d. 2 april 2012, en dienen in onderlinge samenhang en verband met dit proces-verbaal te worden bezien
Op 13 mei 2012 om 20.39 uur ontmoeten [hoofdverdachte] en een NN-man elkaar in de auto van [hoofdverdachte]. NN-man zegt dat [hoofdverdachte] het beter zelf aan die man kan geven. Ze hebben NN-man 1200 gegeven. Vervolgens gaat het er onder andere over dat het vanaf Quito de laatste plek is, vanaf dan naar hier is het rechtstreeks, dat hij zaterdag aankomt en dat [hoofdverdachte] het weekend vrij is en dat hij hier maandag, dinsdag, woensdag heeft dus dan kunnen ze hem zondag zetten, dan is ie maandag hier. NN-man zegt dat ze het eerst twee keer met passagier doen en dat ze daarna zonder gaan doen. [hoofdverdachte] vindt het goed. Later in het gesprek zegt [hoofdverdachte].‘28 wel, kijk maandag 28, mmm, dinsdag dan is ie woensdag hier, 30, mmm, woensdag dan is het donderdag hier, dus dat kan niet. Dus 1 van deze dagen’. [hoofdverdachte] zegt dat ze die dagen samen werken, dit zijn al de dagen van de maand. NN-man vraagt ‘jij en je team’, waarop [hoofdverdachte] antwoordt ‘ja die jongens he’. [hoofdverdachte] zegt iets later dat hij daar kan vertrekken op 27, dan is ie 28 hier en hij vertrekt dinsdag dan is ie donderdag 30 hier. Het gesprek gaat vervolgens verder over het tijdsverschil met Ecuador, waardoor er negen uur bijgeteld moet worden. Op de achtergrond is papiergeritsel te horen en [hoofdverdachte] zegt ‘kijk hier staat deze, laten we zeggen, je kan hem ook van deze kant nemen’. NN-man gaat het kopiëren en dan geeft hij het terug, waarop [hoofdverdachte] zegt dat hij het niet nodig heeft. Hij zegt nog dat dit ding risico is. [hoofdverdachte] vraagt wat voor mensen ze zijn. NN-man zegt dat het mensen van Ecuador zelf zijn. Ze kunnen Oslo pakken of Charles de Gaulle, aldus [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] zegt dat de mannen weten hoe ze dat ding moeten pakken toch. NN-man zegt iets later dat ze deze week al de ticket kunnen kopen. Hij zegt dat ze kijken, dat het sowieso gaat lopen en dat ze alleen moeten bijzetten. Als het geld er is kunnen wij ook zetten. Het is hier goedkoper en het zou mooier zijn als ze twee lijnen zouden hebben zegt NN-man. Aan het einde van het gesprek met NN-man zegt NN-man dat hij druk gaat zetten dat ze ticket gaan kopen deze week. [hoofdverdachte] zegt dat ze een kopie moeten sturen als ze het hebben, waarop NN-man zegt dat hij gelijk naar [hoofdverdachte] toekomt. [129]
Op 27 mei 2012 om 00.48 uur stuurt [hoofdverdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte 2] met de vraag of hij al slaapt. Als [medeverdachte 2] via een sms-bericht later ontkennend antwoordt, smst [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 2] ‘kom langs met vyftien min’, waarop [medeverdachte 2] via een sms-bericht antwoordt ‘Ok’. [130]
Hierna vindt op 27 mei 2012 vanaf 01:05 uur een gesprek plaats in de auto van [hoofdverdachte] tussen hem en [medeverdachte 2]. Daarin wordt onder andere gezegd dat ‘omdat [medeverdachte 2] rijdt, de mannen niet weten dat [medeverdachte 2] in de buurt is, omdat hij silence is.’ Rond 1:48 uur zegt [medeverdachte 2] dat hij niet weet hoe [hoofdverdachte] erover denkt, maar hij wil ernstig aanspannen met [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] weet wat [medeverdachte 2] waard is en hij weet wat [hoofdverdachte] waard is. Iets later in het gesprek zegt [medeverdachte 2] dat we het doen via onze lijnen en niet teveel communiceren. Verderop zegt [medeverdachte 2] ‘Wat er tussen [hoofdverdachte] en hem gebeuren of gaat gebeuren is tussen hen tweeën. Laten we zeggen dat [hoofdverdachte] 25 prcent zal nemen en nog een keer uit zijn deeltje…[medeverdachte 2] geeft aan dat [hoofdverdachte] ook naar de andere mannen moet uitkijken. Volgens [hoofdverdachte] eten ze van twee wallen, waarna ze verder over de verdeling van het geld spreken. Rond 2:28 uur vertelt [medeverdachte 2] over zichzelf dat mensen lang moeten zoeken om hem te herkennen, omdat hij zich niet prijsgeeft. Hij heeft één ding geleerd. Zolang je op Schiphol werkt en zolang je stoute dingen doet, is elke aandacht die je krijgt teveel. Veel mensen weten dat niet. Iets later zegt [medeverdachte 2] dat eigenlijk dat niemand van degenen die daar werken, het hoeft te weten, omdat dat het beste is voor [hoofdverdachte] en hemzelf. [hoofdverdachte] bevestigt dat en zegt ‘jouw veiligheid en mijn veiligheid’. [131]
Op 27 mei 2012 om 23.12 uur belt [medeverdachte 2] naar [hoofdverdachte]. [medeverdachte 2] vraagt of [hoofdverdachte] nog van huis is gegaan. [hoofdverdachte] antwoordt dat hij nu even bij een vriend op bezoek is. Hij gaat nu weg en komt even bij [medeverdachte 2] langs. [medeverdachte 2] vraagt hoe laat, want dan kan hij dat ding klaar zetten voor [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] is er om half twaalf. [132]
Op 27 mei 2012 om 23.47 uur belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 2] en zegt dat hij beneden is. [133] Vervolgens ontmoeten zij elkaar twee minuten later in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 2] vertelt over zijn rooster, hij zou werken op maandag, dinsdag en woensdag. De mannen hebben gezet, maandag en dinsdag. [medeverdachte 2] zal er morgen naar toe gaan als hij op het werk is. [medeverdachte 2] vraagt aan [hoofdverdachte] wat de belangrijke dagen voor hem zijn, want het gaat om het komend weekend. [hoofdverdachte] heeft de mannen maandag, dinsdag en woensdag gegeven. Vervolgens spreken beiden over het rooster. Later in het gesprek zegt [hoofdverdachte] dat er een man zou bellen en dat er misschien morgen EK is, [hoofdverdachte] is er nog niet 100% zeker van. [medeverdachte 2] vraagt of de man in de ochtend contact zal opnemen, waarop [hoofdverdachte] bevestigend antwoordt. [medeverdachte 2] begint morgen om twaalf uur. [hoofdverdachte] om twee uur. Te horen is dat [hoofdverdachte] in de auto een telefoongesprek voert en zegt dat hij de boodschap bij de man moet gaan halen om kwart voor elf helemaal in Rotterdam. [medeverdachte 2] zegt daarop dat de kans groot is dat het misschien morgen doorgaat. [hoofdverdachte] zegt verderop in het gesprek dat er voor morgen twee is en woensdag ook twee, van de jongen uit Marokko en de ‘Colo’. [medeverdachte 2] zegt ‘de Colo is Ecuador’ en hij vraagt of die van maandag een andere ‘Colo’ is of dezelfde ‘Colo’. [hoofdverdachte] zegt dat die van morgen een ‘Colo’ is, ook een jonge jongen. [medeverdachte 2] zegt ‘en ook Guayaquil’. [hoofdverdachte] reageert met ‘ehm’. Later zegt [hoofdverdachte] ‘laten wij hopen in de naam van god’, een staat vast, de man heeft al gezegd. [hoofdverdachte] heeft aan de man gevraagd, zeker? De man zei ja.’ [medeverdachte 2] vraagt of dat de man is die net was. Daarop zegt [hoofdverdachte] ‘ehm’. Op de vraag van [medeverdachte 2] hoeveel de man wil voor een push, zegt [hoofdverdachte] dat hij het niet weet en dat morgen te horen krijgt. [medeverdachte 2] zegt later in het gesprek dat als de mannen actie hebben dan is het pech. ‘Want eigenlijk alle koffers die naar X-ray moeten gaan, kunnen de mannen dingesen.’ [hoofdverdachte] zegt: ‘laten we zeggen, een label aangebracht en het is gevallen, zetten de mannen het in de computer.’ [medeverdachte 2] antwoordt dat het zijn voordelen en nadelen heeft. Voordeel daarvan is dat [medeverdachte 2] kan traceren wat je hebt gezet. En als de man toevallig daar is neemt hij de koffer. Of als de mannen het zien, dan gaan ze ‘dingesen’. Het is niet te traceren. [medeverdachte 2] zegt dat ‘het andere met name is dat negen van de tien keer de mannen het in het systeem doen. Een naam van iemand die aan boord is van de kist gaan de mannen iets schrijven.’ [hoofdverdachte] merkt op dat dit beter is en zegt dat [medeverdachte 2] dat met de jongens moet regelen. Verderop in het gesprek zegt [medeverdachte 2] dat [hoofdverdachte] ‘de punt moet aanhalen over sectie dingen. Dat is heel belangrijk, zodat het niet verkeerd gaat, maar zodat het gestroomlijnd gaat.’ [hoofdverdachte] zegt dat [medeverdachte 2] een print moet maken van 744, zodat [hoofdverdachte] die kan laten zien aan de mannen. [hoofdverdachte] heeft de mannen maar 2 bladzijden gegeven, alle bestemmingen vallen hier. De bestemmingen die niet gekleurd zijn, zijn hier. ‘Je ziet de mogelijkheden die wij hebben’, zegt [hoofdverdachte]. Dus een van deze bestemmingen moeten de mannen van [medeverdachte 2] nemen. [medeverdachte 2] zegt dat hij dingen in de gaten houdt, dus stel dat er bij wijze van spreke echt iets moet gebeuren dan begint hij te kijken welk team werkt en wie wie is. [134]
Hoewel in het OVC-gesprek wordt gezegd dat er ‘misschien morgen EK is’, vond de 1e wedstrijd van het EK voetbal niet plaats op 28 mei 2012, maar op 8 juni 2012. [135]
Op 28 mei 2012 om 9.56 uur voert [hoofdverdachte] een telefoongesprek. Na dit gesprek blijft de telefoon van [hoofdverdachte] ‘openstaan’ en is op de achtergrond een gesprek tussen [hoofdverdachte] en een NN-man te horen. Een deel van het gesprek is niet te verstaan, maar op een gegeven moment zegt [hoofdverdachte] ‘Charle de Gaulle toch’. De NN-man bevestigt dit. [hoofdverdachte] vraagt naar de naam en het tagnummer. Het antwoord van de NN-man is dubbel 4 5288, [koerier] (fonetisch) en voornaam [voornaam koerier]. Iets later in het gesprek vraagt [hoofdverdachte] of gezien is dat ze het gezet hebben. De NN-man zegt ‘No, ja die kerel van trapee (fonetisch) wel’ en ‘maar kijk, dit is .. blokken eruit’. [hoofdverdachte] herhaalt de naam [achternaam koerier], [voornaam koerier], [achternaam koerier]. De NN-man vraagt of hij de foto naar [hoofdverdachte] moet sturen. [hoofdverdachte] zegt dat hij het kan sturen. Vervolgens zegt [hoofdverdachte] ‘en dan wil je het smorgens nemen? [….] je moet gewoon daar gaan staan en wanneer ik kom geef ik een sein en dan rijden we daar naar toe, dan rijden we naar de garage.’ [136]
Op 28 mei 2012 om 10.53 uur stuurt [hoofdverdachte] een sms-bericht aan [medeverdachte 2] met de tekst ‘kom naar beneden’. [137] [medeverdachte 2] stuurt direct een bericht terug, ‘ok’. [138] Vervolgens ontmoeten [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] elkaar om 10.57 uur in de auto van [hoofdverdachte]. Laatstgenoemde zegt ‘dit is van de man uit Rotterdam’. [medeverdachte 2] antwoordt dat het op 12.43 is en dat dit weggaat om half vijf, vijf voor half vijf. [hoofdverdachte] vraagt of [medeverdachte 2] het heeft gezien. [medeverdachte 2] zegt ‘445288’, waarbij papier geluiden hoorbaar zijn. Iets verderop in het gesprek zegt [hoofdverdachte] dat er Parijs op het ticket stond. [medeverdachte 2] antwoordt met ‘ehm’,waarop [hoofdverdachte] zegt ‘maar nu, wat is de klote ding, want jullie hebben dit opgeschreven’. [medeverdachte 2] zegt dat dit Barcelona is. [hoofdverdachte] zegt dat ze zullen gaan kijken, maar volgens hem hebben de mannen gezegd, Parijs. [medeverdachte 2] antwoordt dat hij in het systeem zal kijken. Ze spreken af elkaar straks op het werk te zien. [139] Tijdens het gesprek in de Mazda van [hoofdverdachte] te weten om 10.59 uur, ziet het observatieteam de auto staan in de [adres medeverdachte 2] te Amsterdam, het adres waarop van [medeverdachte 2] staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Het observatieteam ziet de Mazda van [hoofdverdachte] om 11.01 uur wegrijden. [140]
Op 28 mei 2012 om 12.54 uur ziet het observatieteam [hoofdverdachte] als bestuurder in de Mazda stappen en wegrijden. [141] Om 13.16 uur wordt in de auto van [hoofdverdachte] het volgende gehoord: ‘Gegroet wijsheid in de fles. Zoals je mij ziet, heb ik weer een werk aangenomen. Ik moet het werk gaan doen, dan bid ik u om te beschermen, dat alles goed zal verlopen en dat bid ik u met respect. Er moet geen gek in mijn weg zijn, helmaal niet. Geen Marechaussee een geen douane ..’. [142] Het observatieteam neemt waar dat [hoofdverdachte] de Mazda om 13.19 uur parkeert op de parkeerplaats P40, behorende bij de Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en om 13.20 uur de Mazda verlaat. Ze zien [hoofdverdachte] om 13.24 uur instappen in lijnbus 190 en weer uitstappen ter hoogte van de aankomstpassage te Schiphol. [143]
Op 28 mei 2012 om 13.12 uur maakt [medeverdachte 2] gebruik van zijn Schipholpas om naar binnen te gaan en om 21.12 uur verlaat hij het terrein weer. Op 28 mei 2012 om 13.42 uur belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 2] en zegt dat hij bij ‘Amsterdam banden’ staat. [medeverdachte 2] zegt dat hij bij’ sectie E’ is, maar anders naar [hoofdverdachte] rijdt. [144]
Uit de passagierslijst van vlucht KL755 blijkt dat daarop een persoon met de naam [koerier] is vermeld. Bij de boekingsgegevens van deze passagier is onder andere vermeld: [boekingsgegevens koerier]. [145]
Op 28 mei 2012 krijgen de verbalisanten van het Schipholteam die belast zijn met de controle van de transferbagage van vlucht KL755 vanuit Quito en Guyaquil Ecuador de opdracht om de ruimbagage met bagagelabelnummer 0074KL445288 op naam van [koerier] en met eindbestemming Parijs te onderkennen en aan een nader onderzoek te onderwerpen. Uit een bagagecontainer van genoemde vlucht komt een zwarte canvas rolkoffer van het merk Samsonite met daaraan bevestigd een bagagelabel met nummer 0074KL445288. [146]
De bagage wordt aan een controle onderworpen. Na opening van de binnenvoering zien verbalisanten een zwart vierkant pakket waarin in totaal zestien pakketten worden aangetroffen met daarin netto 16.017,1 gram cocaïne. [147] [148]
Vervolgens is [koerier] (hierna ook te noemen: [koerier]) aangehouden. [149] [koerier] was in het bezit van een claimtag op naam van [koerier] met nummer 0074 KL445288 [150] en een elektronisch vliegticket met routes Quito-Amsterdam met vlucht KL755 op 27 mei 2012 en Amsterdam-Parijs met vlucht KL1243 op 28 mei 2012. [151]
Op 28 mei 2012 zit [hoofdverdachte] in zijn auto en zegt: ‘gegroet, wijsheid in de fles, de mensen die erin zijn, ik weet, ik gebruik je. mijn dingen branden. Wel, ik moet vandaag een werk doen, voor het goede, met een paar Colombianen Dominicaanse mannen. Zoals wij het kunnen zien, hebben de Lantie genomen. En ik bid u om bij mij te staan, de mannen ….’ [152]
Bewijsoverweging feit 2 (zaaksdossier B06)
De rechtbank acht gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd én beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen ten aanzien van het toetsingskader is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte verrichte handelingen betrekking hebben gehad op het medeplegen van de invoer van ongeveer 16 kilogram cocaïne.
De rechtbank constateert dat op 28 mei 2012 een koffer door het Schipholteam is onderschept en onderzocht. De koffer bleek ongeveer 16 kilo cocaïne te bevatten.
Ten aanzien van de vraag of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van deze invoer overweegt de rechtbank dat aan de koffer een bagagelabel was bevestigd met een nummer en passagiersnaam die (vrijwel geheel) overeenkomen met het nummer en de voor- en achternaam die door een NN-man in de ochtend van 28 mei 2012 aan verdachte zijn gegeven. Verdachte heeft (een deel van) de informatie vervolgens direct doorgegeven aan [medeverdachte 2]. De rechtbank merkt op dat deze gegevens ook overeenkomen met de naam van de aangehouden koerier en het claimtagnummer dat de koerier bij zich had. Voorts was de koerier afkomstig van een vlucht uit Ecuador en is hij op 28 mei 2012 op Schiphol aangekomen en zou hij doorvliegen naar Parijs. Deze eindbestemming is ook genoemd in het gesprek tussen de NN-man en verdachte en in het gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2].
De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in het feit dat hij als Schipholmedewerker toegang had tot de bagagekelder en zodoende aan de hand van het tagnummer of andere reizigers- of bagagegegevens op zoek diende te gaan naar de bagage, daaruit de cocaïne diende te halen en deze van het beveiligde gebied van Schiphol af diende te krijgen teneinde de cocaïne verder in Nederland in te voeren. Met [medeverdachte 2] maakt verdachte afspraken over het onderscheppen, een en ander is afhankelijk wie van de twee bagagekeldermedewerkers op welke werkplek aanwezig is of aanwezig kan zijn. Tevens blijkt uit voormeld OVC-gesprek van 27 mei 2012 dat er sprake is van beloningen voor onder meer verdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte en zijn medeverdachten zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt dat zij op 28 mei 2012 tezamen en in vereniging 16 kilogram cocaïne Nederland hebben ingevoerd.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte, zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting, feitelijk geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn rol. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken daarmee niet kunnen wegnemen voor zover het ziet op de invoer van de cocaïne.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B07)
Telecommunicatie:
Alvorens het afzonderlijke zaaksdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke in het onderhavige zaaksdossier figurerende verdachten toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
De mobiele telefoon met Imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] (T105/920) is in gebruik bij verdachte. [153] Nu door en namens verdachte niet is betwist dat de telefoon met dit Imei-nummer aan hem toebehoort en dat hij deelnemer is van de gesprekken met deze telefoon, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken aan verdachte toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 9]:
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 9] en de BlackBerry telefoon met Imei-nummer [IMEI medeverdachte 9] (T506) met telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 9], en de bijbehorende pincode [pincode] en pingnaam [pinnaam], zijn in gebruik bij [medeverdachte 9]. Dit geldt evenzeer voor de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer 3 medeverdachte 9] (T507). [154]
Door of namens [medeverdachte 9] is niet betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren. Evenmin is door [medeverdachte 9] betwist dat hij de gebruiker is van de pingnaam [pinnaam]. [medeverdachte 9] heeft in zijn verhoor bij de KMar verklaard dat hij de enige gebruiker is van zijn telefoons. [155] Middels stemherkenning is de gebruiker van bovenstaande nummers gekoppeld aan het OVC-gesprek van 12 mei 2012 om 11.11 uur, met onder meer [medeverdachte 9] als deelnemer, waarin hij zijn pincode [pincode] noemt. [156] De stem werd herkend als zijnde van één en dezelfde persoon. Naast deze stemherkenning heeft [medeverdachte 9] zichzelf in een groot aantal van de hem voorgehouden gesprekken herkend als spreker. De BlackBerry telefoon met nummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 9] en een Nokia telefoon voorzien van Lyca simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 9] zijn bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 9] in beslag genomen. [157]
De rechtbank zal de telefoonnummers [telefoonnummer medeverdachte 9] en [telefoonnummer 2 medeverdachte 9] en de daarmee gevoerde gesprekken aan [medeverdachte 9] toeschrijven. De rechtbank zal ook de onder pingnaam [pinnaam] gevoerde pingconversaties aan [medeverdachte 9] toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 11]:
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 11] (T601) is in gebruik bij [medeverdachte 11]. [158] Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 11] is voorts een Samsung telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 11] aangetroffen. [159] Nu door of namens [medeverdachte 11] niet is betwist dat deze nummers aan hem toebehoren [160] , zal de rechtbank deze aan [medeverdachte 11] toeschrijven.
Door of namens [medeverdachte 11] is wel betwist dat hij deelnemer is aan tenminste een deel van de met het nummer [telefoonnummer 1 medeverdachte 11] gevoerde gesprekken. [medeverdachte 11] heeft daartoe verklaard dat hij niet de enige gebruiker is van deze telefoon, maar dat ook anderen daarvan af en toe gebruik maken.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder voorvragen heeft overwogen met betrekking tot de tap- en OVC-gesprekken en het feit dat er ten aanzien van [medeverdachte 11] geen sprake is geweest van stemherkenning, althans niet gerelateerd in een proces-verbaal, zal de rechtbank onder de redengevende feiten per afzonderlijk gesprek bezien of en, zo ja, op grond waarvan deze aan [medeverdachte 11] kan worden toegeschreven.
Medeverdachte [medeverdachte 12]:
De mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 1 medeverdachte 12] en [telefoonnummer 2 medeverdachte 12], de pin-code [pincode] en de pingnaam [pinnaam] zijn in gebruik bij [medeverdachte 12]. [161] Door en namens [medeverdachte 12] is niet betwist dat de genoemde telefoonnummers aan haar toebehoren en dat zij deelnemer was aan de in het dossier opgenomen tapgesprekken gevoerd met deze nummers. Evenmin heeft [medeverdachte 12] betwist dat zij deelnemer was aan de met de genoemde pin-code en pingnaam gevoerde pingconversaties. De rechtbank zal de bedoelde tap- en pinggesprekken dan ook aan [medeverdachte 12] toeschrijven.
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van vertrouwelijk opgenomen communicatie (OVC) in een Mazda met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van verdachte. [hoofdverdachte] heeft niet betwist dat hij deelnemer is geweest aan de hem toegeschreven gesprekken in de Mazda. De rechtbank gaat bij de redengevende feiten en omstandigheden dan ook van dat gegeven uit.
Bewijsuitsluiting
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tapgesprekken en pingberichten tussen medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 12] dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat is gebleken dat de tolk MBA tapgesprekken tussen deze verdachten onjuist heeft vertaald, en zinnen en feiten aan deze tapgesprekken heeft toegevoegd. Voorts heeft zij erop gewezen dat het aanvullende proces-verbaal met de nieuw vertaalde tapgesprekken geen data, tijdstippen of taplijnvermeldingen bevat en dat de pingberichten tussen medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 12] meer dan vermoedelijk ook zijn vertaald door tolk MBA.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 17 april 2013 het verzoek van de verdediging om de tapgesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 12], welke zijn vertaald door tolk MBA, opnieuw te laten uitluisteren en vertalen toegewezen. Naar aanleiding hiervan is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en verspreid. In dit proces-verbaal zijn de gesprekken opnieuw vertaald onder vermelding van het tijdstip en het gespreksnummer. Weliswaar zijn hierbij niet data en taplijn vermeld, maar door het vermelden van het gespreksnummer en het tijdstip zijn de gesprekken in relatie tot de in oorspronkelijke vertaling opgenomen gesprekken in het zaaksdossier B07, in voldoende mate herleidbaar zodat deze gesprekken voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Dat de pingberichten tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 12] door de tolk MBA zijn vertaald volgt niet uit het dossier. De raadsvrouw heeft hieromtrent geen onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris en heeft evenmin aannemelijk gemaakt, dan wel gemotiveerd onderbouwd, dat er fouten in de vertalingen van deze pingberichten zitten. Reeds om die reden kan het verweer van de raadsvrouw niet slagen en zal de rechtbank de pingberichten voor het bewijs bezigen.
Redegevende feiten en omstandigheden:
Verdachten wordt - kort gezegd - verweten dat zij zich op 18 juni 2012 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van invoer van 6.030 gram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B7, opgemaakt d.d. 21 november 2012.
Op 13 juni 2012 om 12.11 uur belt [medeverdachte 11] naar [medeverdachte 9]. [medeverdachte 9] vraagt onder meer of hun broer nog steeds boos is en zegt dat [medeverdachte 11] met hem moet gaan praten alsof hij degene is die iets gaat doen. Er is iemand die iets wil proberen, maar [medeverdachte 11] moet niet vertellen dat [medeverdachte 9] de persoon is. [medeverdachte 11] moet hem om een datum vragen en moet de datum aan [medeverdachte 9] geven. [medeverdachte 11] zegt dat hij het vandaag zal proberen te doen, waarop [medeverdachte 9] antwoordt dat hij de datum aan iemand wil geven. [162] Korte tijd later, om 12.17 uur, belt [medeverdachte 11] opnieuw naar [medeverdachte 9] en vraagt of hij voor de maand moet opnemen, waarop [medeverdachte 9] antwoordt dat hij gewoon voor de hele maand moet opnemen; de persoon moet voor de rest van deze maand juni aan hen geven. [163]
Op 13 juni 2012 om 13.41 uur stuurt [medeverdachte 11] een sms-bericht naar [medeverdachte 9] met de tekst: ‘18, 19, 20, 23, 24, 28, 29, 30’. [164] [medeverdachte 9] stuurt het ontvangen sms-bericht op 14 juni 2012 door naar [medeverdachte 12]. [165]
Diezelfde dag om 14.17 uur belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 11] en zegt ‘hij wist niet dat jij het aan mij wou geven’. [medeverdachte 11] zegt vervolgens dat hij hem gesmeekt heeft, omdat hij hem, [medeverdachte 11], al eerder medegedeeld had dat er ‘owo’ betaald moest worden voordat hij dit ding beschikbaar zou stellen. [medeverdachte 11] heeft verteld dat het nu om nieuwe mensen gaat en dat zij het moeten proberen. [medeverdachte 9] vraagt wat zijn probleem is, want hij geeft hem wel elke keer ‘owo’ als zij beweren dat ze niks hebben gedaan. De vorige keer heeft [medeverdachte 9] 500 aan hem gegeven. Volgens [medeverdachte 11] heeft hij dat aan hem verteld en heeft hij deze keer meegedeeld dat iedereen eerst ‘één vijf’ moet betalen voor hij dit ding aan hem, [medeverdachte 11], zou geven’. [medeverdachte 9] heeft de datum al meteen doorgezonden. [medeverdachte 11] vindt dat ze snel moeten zijn omdat hij al zijn ‘kpali’ heeft moeten betalen maar geen geld meer heeft. Desgevraagd zegt [medeverdachte 11] dat hij nu 890 moet betalen. [166]
Op 16 juni 2012 om 00.04 uur belt [medeverdachte 12] naar [medeverdachte 9] en zegt dat [medeverdachte in bronland] haar zojuist heeft gebeld en wilde weten hoe ze het moeten maken. Ze vraagt of het in de bagage moet. [medeverdachte 9] zegt dat ze het in de bagage moeten doen met een tag. [medeverdachte 12] zegt ‘ok, ze moeten de bagage inchecken, waarop [medeverdachte 9] dat bevestigt omdat ze het nummer nodig hebben. [medeverdachte 12] gaat [medeverdachte in bronland] terugbellen. [medeverdachte 9] is aan het bellen op skype en gaat [betrokkene 6] op skype spreken om dingen te bespreken. [167]
Korte tijd later, om 00.25 uur belt [medeverdachte 12] opnieuw naar [medeverdachte 9] en vraagt nog of de koffer in de bulk of in de normale plaats moet, waarop [medeverdachte 9] zegt dat het in de normale plaats moet. [168]
Op 17 juni 2012 om 19.57 uur belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 11] en zegt dat de mensen hem hebben meegedeeld dat ze een tag later aan hem zullen geven. [medeverdachte 9] beschikt nu over een foto van de tas, die is aan hem verzonden, en vraagt [medeverdachte 11] om nog niets aan hun makker te vertellen. Hij vraagt of hun makker middagdienst moet draaien. [medeverdachte 11] zegt dat dit het geval is en dat ze hem in de ochtend kunnen ontmoeten. [medeverdachte 9] verwacht ’s ochtends nog meer informatie binnen te krijgen, zodat ze daarna aan de slag moeten. [medeverdachte 9] zegt dat degene die hem zojuist heeft gebeld heeft gezegd dat ze het ding naar binnen hebben gebracht. [169]
Op 17 juni 2012 vindt er een pingconversatie plaats tussen [medeverdachte 12] en [medeverdachte 9]. [medeverdachte 12] pingt: ‘koffer is in de transit ak kelder #2, eindbestemming van passagier is Amster’. [medeverdachte 9] antwoordt dat de eindbestemming niet Amsterdam kan zijn en zegt dat het altijd om een transit ak gaat en nooit om een direct ak. [medeverdachte 9] pingt vervolgens dat het alleen de transits zijn die hij heeft doorgegeven. [medeverdachte 9] zegt dat hij de transit vluchten opnieuw voor haar gaat uitdraaien en dat zij het naar hen mag opsturen. Verder geeft hij om 20:38 uur nog aan dat ze een tag moeten hebben om overeen te komen met welke dan ook van deze vluchten. [170]
Op de mobiele telefoon van [medeverdachte 12] is een foto aangetroffen met daarop verschillende transitvluchten met de bijbehorende tijden. [171]
Kort na het laatste bericht belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 12] en vraagt haar of zij het nu snapt. [medeverdachte 12] antwoordt dat zij het snapt en het al naar hem heeft gestuurd, hij vroeg of het ‘blue to blue’ moet zijn en dat zij heeft ‘ja’ gezegd. [medeverdachte 9] geeft aan dat dit klopt. Volgens [medeverdachte 12] zal hij haar binnenkort het tagnummer en AK nummer geven. [medeverdachte 9] beaamt nog eens dat hij het zo moet doen. [172]
Op 18 juni 2012 vraagt [medeverdachte 9] om 6:50 uur via een pingbericht hoe het met het tagnummer staat. Twee minuten later stuurt [medeverdachte 12] een pingbericht naar [medeverdachte 9] met de inhoud ‘phbqn. Compartiment ake 91452 kl. Het toestel is om 6:17 pm vertrokken’. [medeverdachte 9] antwoordt dat hij het tag-nummer nog nodig heeft, waarop [medeverdachte 12] aangeeft dat zij hen gaat bellen. [173]
Korte tijd later, om 07.00 uur belt [medeverdachte 12] naar [medeverdachte 9]. Zij geeft aan dat ze moeite hebben om de tag te krijgen. Het ding is onder de container. [medeverdachte 9] antwoordt dat het zonder tag niet lukt om het te krijgen, daarom heeft hij de nadruk op de tag gelegd. De tag moet echt ‘blauw to blauw’ (‘blue to blue’). Hij zegt verder dat ze een tag moeten vinden van iemand anders of ze kunnen het met de hand schrijven. De informatie nu is niet compleet, er zijn geen details en er is geen identiteit. De tag is heel belangrijk. Het moet ‘blue to blue’ zijn of ‘blue to order’. Met de tag kan de man het ding herkennen, zonder tag is het niet mogelijk om het te kunnen vinden. Ze moeten nog een foto geven. Het nummer van het ding is niet zo belangrijk. Het gaat erom waar hij naar toe gaat, en om de transit en de tag. [medeverdachte 9] zegt dat hij naar de man toe zal gaan om met hem te praten. De man moet om 12 uur naar zijn werk. [medeverdachte 9] zegt dat de vlucht sinds gisteren al is vertrokken en dat deze om 1 uur vandaag zal aankomen. [174]
Op 18 juni 2012 om 07.09 uur belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 11]. [medeverdachte 9] geeft aan dat ze het ding al hebben verzonden. Hij zegt dat degene die naar binnen is gegaan het niet compleet heeft verzonden, maar hij heeft wel voldoende verzonden. [medeverdachte 9] denkt dat wat hij verzonden heeft, wel voldoende voor hun bobo is. [medeverdachte 11] moet hem bellen om te zeggen dat hij hem wil zien. [medeverdachte 9] vraagt zich af hoe zij de foto aan hem moeten geven. Misschien moet hij de foto uitprinten en aan [medeverdachte 11] geven zodat die het kan uitleggen. Op dit moment wil [medeverdachte 9] niet dat hij erachter komt dat [medeverdachte 9] de persoon is. Hij checkt nog even bij [medeverdachte 11] of die dat al verteld heeft, maar dat is nog niet het geval. [medeverdachte 9] weet niet hoe laat de man naar zijn werk moet, dus misschien moet [medeverdachte 11] de man bellen om te laten weten dat hij hem voor hij naar zijn werk vertrekt, wil ontmoeten. [medeverdachte 9] zegt dat hij rond 9 uur op de trein zal stappen zodat hij de foto aan [medeverdachte 11] kan geven en alles kan uitleggen, dan moet [medeverdachte 11] het aan hem geven. Want er is een ding, het ding heeft geen tago. Het heeft het nummer van de plek waar het ding precies zit en een foto. De tas is vrij uniek, aldus [medeverdachte 9], je kunt hem niet over het hoofd zien. [medeverdachte 9] zegt dat de ‘tago’ ontbreekt. [medeverdachte 11] zegt dat zodra zij elkaar ontmoeten [medeverdachte 9] hem alles moet uitleggen, dat [medeverdachte 11] weet hoe hij met de man moet gaan praten. Volgens [medeverdachte 9] is wat aan hun gegeven is zelfs beter dan dat van intago (fon). Het A.K. nummer. Hij zou precies weten waar hij naartoe moet om het op te halen. [175]
18 juni 2012 om 07.24 uur wordt [medeverdachte 9] gebeld door [medeverdachte 12]. [medeverdachte 12] zegt dat hij nog en brief aan haar heeft gestuurd en haar heeft verteld dat het ding is in de 3,3,1. Het is in nummer 4 aan de voorkant. Vervolgens zegt zij dat de mensen de tag niet in de computer kunnen vinden als het met de hand is geschreven. [medeverdachte 9] geeft aan dat dat geen probleem is, omdat de mensen op de afdeling niet gaan kijken in de computer. Ze kijken alleen naar de tag, want met de tag weten ze waar de tas naar toe gaat. [medeverdachte 9] vraagt waar het vandaan komt, waarop [medeverdachte 12] antwoordt ‘daar waar je broer is’. [medeverdachte 9] zegt verder dat de informatie die hij heeft nog niet compleet is; hij heeft alleen een foto en een nummer en dat is niet voldoende. [medeverdachte 9] zegt verder dat hij naar hem toe gaat om te praten. Ja, zegt [medeverdachte 12]: Je moet naar hem toe. Misschien kunnen ze het vinden. [medeverdachte 9] hoopt dat hij het accepteert. De vlucht komt om 1 uur vanmiddag aan. [medeverdachte 12] noemt vertrektijd 16:17 uur. [medeverdachte 12] zegt dat de man het zeker gaat vinden. Het is veel, zegt zij. [medeverdachte 9] zegt ‘ok, 4 toch!’, waarop [medeverdachte 12] antwoordt ‘nee, 6.’ [176] Om 08.20 uur stuurt [medeverdachte 12] een pingbericht naar [medeverdachte 9] met de tekst ‘hij zei 331 eco kl. Compartiment 4 vooruit van het toestel. Misschien zinvol.’ [177]
In de ochtend van 18 juni 2012 vinden er vanaf 09.02 uur een aantal telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 11] en [medeverdachte 9], waarin zij een afspraak maken elkaar te ontmoeten bij het metrostation in Gein. [178]
Op 18 juni 2012 om 11.20 uur heeft [medeverdachte 11] een ontmoeting met [hoofdverdachte] in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 11] zegt ‘Kijk…We hebben wat te doen.’ Op de vraag van [hoofdverdachte] ‘wanneer’, antwoordt [medeverdachte 11] ‘vandaag’ Hij heeft met de mensen daar gesproken. ‘Dus wat ze gedaan hebben…Dit is de tas’. Deze tas gaat niet met een passagier. Op de vraag van [hoofdverdachte] of het een label heeft, antwoordt [medeverdachte 11] ‘ja, maar het is niet geregistreerd. Ze hebben gezegd dat het in deze container zit, vanaf Ecuador en de vlucht is naar Barcelona. Ze hebben de hand gebruikt om alles op te schrijven. Dit is de tagnummer Ze hebben gewoon het tagnummer opgeschreven op de tas.’ [179]
Op 18 juni 2012 om 11.29 uur belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 12]. [medeverdachte 9] zegt dat hij het al aan hem heeft gegeven, maar dat hij niet blij was. [medeverdachte 9] heeft gezegd dat hij zijn best moet doen, waarop hij heeft geantwoord dat hij nu overal moet zoeken en dat het niet gemakkelijk is om te zoeken. [medeverdachte 12] vraagt of ze hem mag terugbellen. [180] Direct daarop belt [medeverdachte 12] naar [medeverdachte 9]. [medeverdachte 9] zegt dat de man heeft verteld dat het moeilijk wordt om te zoeken, want in een container kun je misschien 100 er in doen. Daarom is het belangrijk om te weten waar de vlucht naar toe gaat met eindbestemming en de tag, aldus [medeverdachte 9]. Verder zegt hij nog dat de man heeft beloofd om zijn vriend te bellen voor hulp. [181]
Op 18 juni 2012 om 12.40 uur belt [hoofdverdachte] naar ene [voornaam medeverdachte 4] dat hij aan het werk is en dat hij om 12 uur is begonnen. Verder zegt hij dat hij naar beneden rijdt, naar de kelder. [182]
Op 18 juni 2012 omstreeks 13.05 uur zagen verbalisanten dat KLM vlucht KL755 vanuit Guayaquil en Quito richting Gate F05 reed, het betrof een KLM toestel met nummer PH-BQN. Verbalisanten zagen enkele minuten later dat er bagagecontainers, zogeheten AKE’s, uit het bagageluik werden geladen. Op de 3e AKE die uitgeladen werd, stond het nummer AKE91452KL. De AKE’s zijn naar loskade 22 gereden, alwaar een X-ray machine is om de bagage te scannen. In de AKE met voormeld nummer, bevonden zich ongeveer 20 stuks bagage welke opgestapeld stonden tegen de achterkant. Voor deze stapel stond één losse witte sporttas met opvallende en gekleurde stippen. Alle bagage uit deze AKE werd door de X-ray machine gescand. Op de X-ray waren afwijkende beelden, contouren van zogeheten kilopakketten, te zien. [183]
De tas was niet voorzien van een bagagelabel, adreslabel, naamlabel of bagagestickers. De inhoud van de tas bestond uit zes bruinkleurige pakketten met daarin een witkleurige stof in de vorm van een rechthoekig blok, welke qua chemische geur, kleur en samenstelling geleek op cocaïne. Een voorlopige test heeft uitgewezen dat de geteste stof in alle pakketten vermoedelijk cocaïne betrof. Het totale nettogewicht van de aangetroffen stof in de pakketten bedraagt circa 6.030,8 gram. Uit alle zes pakketten is een representatief monster genomen en deze zes monsters zijn ter analyse overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam [184] , waar is geconcludeerd dat al het ingezonden onderzoeksmateriaal cocaïne bevat. [185]
Diezelfde dag om 16.50 uur belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 12] en zegt dat hij nog niets van de jongen heeft vernomen. [medeverdachte 9] zegt dat hij graag wil horen hoe het gaat, het is belangrijk. Vandaag is een grote dag en [medeverdachte 9] hoopt op goed nieuws, want dan kunnen ze meer gaan doen. [medeverdachte 12] vraagt of hij al geld heeft gekregen. [medeverdachte 9] antwoordt ‘nog niet’, maar dat ‘Danilad het geld naar hem zal brengen, misschien vanavond.’ [medeverdachte 12] hoopt ook op goed nieuws van de jongen. Als [medeverdachte 12] vertelt dat ze naar [geboorteplaats] gaat, zegt [medeverdachte 9] dat het goed is dat ze naar huis gaat want dan is het gemakkelijker om het geld naar huis te versturen en te regelen. [medeverdachte 12] hoopt dat hij de spullen vindt, de man heeft haar al een paar keer gebeld. Ze heeft hem beloofd om te bellen zodra alles goed is gegaan. Ze heeft hem verteld dat de vlucht pas om 1 uur aankomt en dat, voordat ze iets kan zeggen of ze de spullen hebben gevonden, het zeker tot 4 uur duurt. [medeverdachte 9] gaat nog proberen de jongen te bellen, dan belt hij later haar. [medeverdachte 12] vraagt of ze het geld morgen krijgt. [medeverdachte 9] verwacht het geld vanavond en vraagt of ze het geld vandaag wil, waarop [medeverdachte 12] bevestigend antwoordt. [medeverdachte 9] gaat hem bellen om haar deel naar haar te brengen. [medeverdachte 9] zegt ‘je krijgt toch 3’, waarop [medeverdachte 12] antwoordt ‘ja’. [medeverdachte 9] zegt dat de jongen 3 naar haar zal brengen en 2 naar hem, het totaal is 5. [186]
Op 16.59 uur diezelfde dag stuurt [hoofdverdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte 11] met de tekst ‘nothing’. [medeverdachte 11] antwoordt per sms-bericht ‘we see later’. [187] Direct daarna belt [medeverdachte 11] naar [medeverdachte 9]. [medeverdachte 11] geeft door dat hij zojuist een sms van de man heeft ontvangen met ‘nothing’. [medeverdachte 11] zegt dat [medeverdachte 9] met de man mag sms-en waarop [medeverdachte 9] antwoordt dat hij dat niet gaat doen, maar dat ze later met hem gaan overleggen. [188]
Vervolgens belt [medeverdachte 9] om 17.15 uur naar [medeverdachte 12] en zegt dat hij geen goed nieuws heeft. Hij heeft zojuist een bericht van de man gehad ‘er is niks, nothing.’ Vervolgens wordt de verbinding verbroken. [medeverdachte 9] belt direct opnieuw naar [medeverdachte 12]. Hij zegt dat de man nog op zijn werk is en om 6 uur klaar is. Daarna zal [medeverdachte 9] hem zien. De man heeft alleen maar ‘nothing’ geschreven en [medeverdachte 9] neemt aan dat hij niks heeft gevonden. Hij wil graag weten wat de man heeft gevonden, heeft hij de tas niet gevonden of wel. [medeverdachte 9] zegt dat de man gelogen kan hebben, maar dat hij wel goed is en te vertrouwen is. Hij zegt vervolgens dat ze de instructie van de jongens niet duidelijk hebben gevolgd. Misschien hebben ze het gevonden en zijn ervan door gegaan met de tas. [189]
In de avond van 18 juni 2012, om 19.35 uur is er opnieuw telefonisch contact tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 12]. [medeverdachte 12] vraagt of [medeverdachte 9] de man al heeft gezien. ‘Nog niet’ zegt [medeverdachte 9], hij gaat naar hem toe als hij klaar is met werken. Hij is om 8 uur klaar en [medeverdachte 9] gaat naar hem toe zodra hij heeft gebeld. [medeverdachte 12] geeft aan dat ze nog niets tegen de mensen heeft verteld, ze zegt dat het belangrijk is om informatie te hebben voordat zij hun bellen. [medeverdachte 9] zegt dat hij haar belt als hij met de man heeft gesproken. [190]
Op 18 juni 2012 om 21.07 uur ontmoeten [medeverdachte 11] en [hoofdverdachte] elkaar in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 11] zegt dat de tas er niet is, wanneer [hoofdverdachte] aangeeft dat het niet zo goed met hem gaat, ‘niets’.. [hoofdverdachte] antwoordt ‘niets .. al dit is van dat ding. Ze hebben het niet geregistreerd heb je gezegd. Niets’. [medeverdachte 11] antwoordt dat ze hebben gezegd dat ze het ding niet hebben geregistreerd en dat ze alleen het nummer hebben opgeschreven.
Tijdens het gesprek wordt [medeverdachte 11] om 21:10 uur gebeld door [medeverdachte 9]. [medeverdachte 9] informeert naar de gang van zaken. [medeverdachte 11] zegt dat het ding er niet was en dat [hoofdverdachte] een lijst heeft meegenomen en dat het ding er niet op staat. [medeverdachte 11] zegt dat die APATI niet is aangetroffen. Op de vraag van [medeverdachte 9] of het nummer van de AKE wel juist was, antwoordt [medeverdachte 11] ja. Ze spreken af dat [medeverdachte 11] de lijst aan [medeverdachte 9] zal geven en spreken af elkaar over een half uur te ontmoeten in Duivendrecht. [191]
Na het telefoongesprek zegt [medeverdachte 11] tegen [hoofdverdachte] dat hij met hen gaat praten en dat zal proberen dat ze hem iets voor [hoofdverdachte] geven. Hij zegt verder dat deze van zijn vriend was, de vriend met de grote mond, waarop [hoofdverdachte] antwoordt ‘van Almere’. [192]
18 juni 2012 om 21.32 uur belt [medeverdachte 9] naar [medeverdachte 12]. [medeverdachte 9] zegt dat hij de jongen heeft gesproken. [medeverdachte 9] denkt dat de mensen daar niets hebben gedaan. [medeverdachte 12] zegt dat ze gewoon nepinformatie hebben doorgegeven. [medeverdachte 9] zegt dat de man niets heeft gezien. Ze hebben geen tag gegeven. Hij zal de computer print-out naar haar toesturen per scan, zodat [medeverdachte 12] het kan doorsturen naar de mensen. [193] Kort na dit gesprek, om 21.47 uur belt [medeverdachte 12] naar [medeverdachte 9]. [medeverdachte 12] vraagt of de man naar de plek was gegaan of dat het niet mogelijk was om naar de plek te gaan. [medeverdachte 9] zegt dat de man wel naar de plek is gegaan, want hij werkt daar. Hij heeft alles gezocht en niets gevonden. De man had de foto bij zich en heeft de tas niet gevonden. [194]
Op de SD-kaart van de mobiele telefoon van [medeverdachte 9] is een foto aangetroffen van een AKE-container met nummer 91452KL, drie foto’s van een tas met gekleurde stippels/bollen, welke tas overeenkomt met de hiervoor genoemde tas waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen, alsmede een foto van transitvluchten vanaf Schiphol met de naam: transit klm 001.jpg. Op de onder [medeverdachte 9] inbeslaggenomen laptop zijn eveneens foto’s aangetroffen van de tas en een AKE-container, alsmede foto’s waarop in bruin tape omwikkelde pakketten zichtbaar zijn met daar op de tekst Ferdi, welke pakketten overeenkomen met de inbeslaggenomen pakketten cocaïne. [195]
In de Black Berry telefoon van [medeverdachte 12] is een foto van transitvluchten vanaf Schiphol met de naam: transit klm 001.jpg aangetroffen. Deze foto komt overeen met de foto op de telefoon van [medeverdachte 9]. [196]
[medeverdachte 9] heeft [medeverdachte 11] op 18 juni 2012 gestuurd om [naam], hiermee wordt medeverdachte [hoofdverdachte] bedoeld, te ontmoeten. [medeverdachte 11] heeft eerst [medeverdachte 9] ontmoet op Duivendrecht, die heeft hem een papier met een foto van een tas gegeven, die hij weer aan [hoofdverdachte] moest geven. [medeverdachte 11] moest op 18 juni 2012 om 11.20 uur dingen doorgeven aan [hoofdverdachte]. Hij heeft [hoofdverdachte] en [medeverdachte 9] met elkaar in contact gebracht. [197]
Bewijsoverweging zaaksdossier B07
De rechtbank acht gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd én beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor in het algemeen ten aanzien van het toetsingskader is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer van in totaal ruim zes kilo cocaïne. De rechtbank heeft daarbij met name acht geslagen op het versluierd taalgebruik in de vele opgenomen (telefoon)gesprekken tussen verdachte en de mede verdachten.
Op enig moment wordt verdachte door [medeverdachte 11] ingelicht dat hij een klus heeft voor een vriend van hem. [medeverdachte 11] geeft hem de informatie die hij zelf heeft en verdachte gaat vervolgens in de bagagekelder van Schiphol proberen de koffer te onderscheppen. [hoofdverdachte] kan de koffer niet vinden en geeft dit per sms door aan [medeverdachte 11]. Later geeft verdachte tijdens een ontmoeting in zijn auto met [medeverdachte 11] aan dat ze het niet hebben gevonden, en dat de koffer niet is geregistreerd. Gedurende deze ontmoeting voert [medeverdachte 11] een telefoongesprek met [medeverdachte 9], waarin hij zegt dat verdachte een lijst heeft meegenomen en dat het ding niet op de lijst staat. [medeverdachte 11] zal de lijst die hij van verdachte heeft ontvangen later aan [medeverdachte 9] geven. Na het telefoongesprek vervolgt [medeverdachte 11] zijn gesprek met verdachte en zegt tegen verdachte dat hij met de mensen zal gaan praten en dat ze [hoofdverdachte] iets moeten geven. Gelet op het voorgaande is de rol van verdachte dat hij door medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] wordt ingeschakeld om de koffer met cocaïne op Schiphol te onderscheppen. Hij onderneemt hiertoe ook daadwerkelijk pogingen, echter de koffer wordt niet aangetroffen. Tevens blijkt dat hij voor zijn hulp beloond zal worden. Uit de gesprekken wordt immers ook duidelijk dat verdachte niet alleen achteraf betaald zal worden, maar ook betaald moet krijgen, alvorens iets voor de organisatoren van het transport te willen doen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte en zijn medeverdachten zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt dat zij op 18 juni 2012 tezamen en in vereniging 6.030 gram cocaïne Nederland hebben ingevoerd.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte, zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting, feitelijk geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn rol. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken daarmee niet kunnen wegnemen voor zover het ziet op de invoer van de cocaïne.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B08)
Telecommunicatie:
Alvorens het zaaksdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
De telefoon met Imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] (T105) is in gebruik bij [hoofdverdachte] (hierna ook te noemen: [hoofdverdachte]). [198]
Nu door en namens [hoofdverdachte] niet is betwist dat voormeld Imei-nummer aan hem toebehoort en dat hij deelnemer is geweest aan de met deze telefoon gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 13]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 13] (T901) is in gebruik bij [medeverdachte 13] (hierna: [medeverdachte 13]). [199]
Nu door en namens [medeverdachte 13] niet is betwist dat voormeld Imei-nummer aan hem toebehoort en dat hij deelnemer is geweest aan de met deze telefoon gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto Mazda 3 met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van [hoofdverdachte]. [200] [hoofdverdachte] en [medeverdachte 13] hebben niet betwist dat zij deelnemer zijn geweest aan de hen toegeschreven gesprekken in deze Mazda. De rechtbank gaat bij de redengevende feiten en omstandigheden dan ook van dat gegeven uit.
Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachten wordt - kort gezegd - verweten dat zij zich op 18 juni 2012 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van invoer van bijna 10 kilogram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B08 opgemaakt d.d. 14 november 2012.
Op 11 juni 2012 om 21:31 uur wordt [hoofdverdachte] gebeld door [medeverdachte 13]. Deze stelt aan [hoofdverdachte] voor elkaar om 10 uur te ontmoeten, ‘dat is nodig.’ [hoofdverdachte] vraagt hem waar het over gaat. [medeverdachte 13] zegt ‘Die man is helemaal klaar. […] Oké, dan ontmoeten we bij het pompstation waar je laatst zei.’ [201]
Op 17 juni 2012 om 19:31 uur neemt [hoofdverdachte] telefonisch contact op met [medeverdachte 13] en vraagt hem hoe het is gegaan. [medeverdachte 13] antwoordt ‘Ik weet het niet, ik heb niks gehoord.’, waarop [hoofdverdachte] hem vraagt ‘Hebben die krokodillen niets gezegd?’ [medeverdachte 13] reageert door te zeggen ‘Nee, dus ik denk dat ik straks van die man hoor. […] Maar ik bel je straks.’ [202]
Ongeveer vier uur later, om 23:44 uur, belt [medeverdachte 13] naar [hoofdverdachte] en zegt tegen hem dat hij hem ‘s morgens zal bellen. [hoofdverdachte] reageert hierop door tegen [medeverdachte 13] te zeggen ‘Hoor eens, als het serieus is kan je me bellen. Wanneer je honderd bent kan je me bellen. Maar als het niks is, hoef je me niet te bellen.’ [medeverdachte 13] zegt iets later tegen [hoofdverdachte] dat hij ’s morgens van de man gaat horen en dat hij die man straks weer belt. [203]
De volgende dag, te weten 18 juni 2012 om 9:25 uur, belt [medeverdachte 13] naar [hoofdverdachte] en spreekt met hem af ‘Half elf, daar waar we laatst waren.’ [hoofdverdachte] zegt dat dit goed is. [204] Om 10:43 uur belt [medeverdachte 13] [hoofdverdachte] weer op. [hoofdverdachte] vraagt of hij al daar is, waarop [medeverdachte 13] antwoordt dat hij er al is en [hoofdverdachte] meldt dat hij eraan komt. [205]
Op 18 juni 2012 om 15:31 uur belt [medeverdachte 13] weer naar [hoofdverdachte] en zegt tegen hem ‘De mannen, de man reageert niet. […] Okay, maar jij hebt niets gezien?’ [hoofdverdachte] antwoordt hem vervolgens ‘Nee, ik zal woordenwisseling krijgen met de mannen, dat weet ik al.’ [medeverdachte 13] zegt daarop dat [hoofdverdachte] hem dan moet bellen. [206]
Diezelfde dag, 18 juni 2012 omstreeks 17:30 uur, bleek op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tussen de bagagebanden 11 en 12 een onbeheerde zwarte rolkoffer voorzien van een bagagelabel met het tagnummer 8 074 KL 197031 te zijn aangetroffen. [207] Hierin bevonden zich twee rugzakken ieder inhoudende vijf pakketten. In de totaal tien pakketten bevond zich een hoeveelheid van 9.942,1 gram cocaïne. [208]
In de avond van 18 juni 2012 probeert [hoofdverdachte] vervolgens tot driemaal toe tussen 20:22 uur en 20:29 uur [medeverdachte 13] op te bellen, maar de telefoon wordt niet opgenomen. [209] Hierop stuurt [hoofdverdachte] om 20:32 uur een sms-bericht naar [medeverdachte 13] met de vraag waarom hij niet opneemt. [210] Binnen de minuut belt [medeverdachte 13] naar [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] vraagt of [medeverdachte 13] al contact heeft gehad met de mannen. [medeverdachte 13] antwoordt ‘Ik heb met de man gesproken ja. […] De man zei dat hij wel wil komen. […] Waar, gaan wij hier weer bespreken?’ [hoofdverdachte] antwoordt hem ‘Ja, daar aan de achterzijde van jou, om negen uur.’ [medeverdachte 13] zegt ‘Okay, wacht ik zal de man bellen. […] Dan zal ik je bellen om te zeggen hoe laat.’ [hoofdverdachte] beaamt dit. [211]
Iets later, om 20.33 uur diezelfde avond, belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 13] en zegt ‘Nee, om negen uur moet de man er zijn [..] want ik bel je heel lang, jij hebt mij niet meer gebeld. Jij moest de man hebben gebeld toch.’ [medeverdachte 13] reageert met ‘Ja, ik had de man gebeld. Ik heb vandaag met de man gesproken. Dus de man moest mij terugbellen. Dus nu zal ik tekeer gaan tegen de man.’ [hoofdverdachte] zegt vervolgens ‘Zeg tegen de man dat ik niet teveel tijd heb en ze hoeven niet meer te komen, mijn vriend?’ [212]
Een kwartier later, om 20:47 uur, belt [medeverdachte 13] weer naar [hoofdverdachte] en zegt hem ‘Na voetbal.’ [hoofdverdachte] zegt ‘Nee, nee, nee, nee, nee, nee, sorry hoor? Ik kom nu naar jou toe. Ik geef je de dingen, jij zal aan de mannen uitleggen. Wat klote bal belangrijk.’ [medeverdachte 13] reageert ‘De man zei dat hij niet kan, maar ik kom langsrijden om jou te ontmoeten.’ [213]
Vervolgens heeft [hoofdverdachte] op 18 juni 2012 om 21:07 uur in zijn auto een gesprek met een NN-man. [hoofdverdachte] zegt onder andere tegen hem ‘Weet je vanmorgen heeft iemand me gebeld toen ik aan het werk was. Ze hebben me alleen het tagnummer gegeven, niets meer. Ik ga nu naar ze toe. Hij kon me niet vertellen waar het naartoe gaat, wat de naam is, niets. Ik heb hem net gebeld, hij vertelt me na de voetbal. Is voetbal belangrijk. [..] Ze hebben me gisteravond gebeld, het is oke. Ik had een afspraak met hun om 10.30. Ik was daar om 10.45 uur. Hij had een BlackBerry en hij liet me zien, hij had alleen een nummer. Alleen het nummer, hij liet me een tas zien. Ik zei maar wat is de bestemming. Ze weten het niet. […] Niets wisten ze. Dat was voor ik naar jou toe kwam. Toen ik naar jou toe kwam belde er iemand, ik ging hem ontmoeten bij La Place. Hij heeft me hetzelfde tagnummer gegeven. Ik heb niets gezegd. Toen ik daar was, niets. Nu heb ik de Colombiaanse man gebeld, na de voetbal. Wie is hier een kleine jongen [...] Ik ga de Surinaamse man ontmoeten, ik heb ze gezegd dat ik klaar met ze ben. [...] Ze hebben me het tagnummer gegeven 19 70 31 […] Alles wat eruit is gekomen van dezelfde vlucht. Alles wat eruit is gekomen is alleen maar 14, 14, 14, 14. Zie je alleen 14.’ [214]
Op 18 juni 2012 om 21:35 uur wordt de Mazda van [hoofdverdachte] door een observatieteam van de KMar, ter hoogte van het Buikslotermeerplein te Amsterdam gezien. Om 21.38 uur wordt gezien dat een zwarte scooter met het kenteken [KENTEKEN] naast de Mazda van [hoofdverdachte] staat. [hoofdverdachte] zit als bestuurder in zijn auto en er zit een man in de auto als bijrijder. De bijrijder stapt om 21.53 uur uit de auto van [hoofdverdachte] en rijdt weg op de eerdergenoemde scooter. De man wordt aan de hand van foto’s die tijdens de observatie zijn gemaakt, herkend als [medeverdachte 13]. [215]
Tijdens deze ontmoeting hebben verdachte en [hoofdverdachte] om 21:34 uur een gesprek in de Mazda van [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] zegt tegen [medeverdachte 13] ‘Dus hoor eens [hoofdverdachte], wanneer ik praat, doe ik dat als een groot mens/volwassene, wanneer ik praat ben ik niet boos op je. Je weet toch, ik ben niet boos op jou. Die mannen hebben me een tag nummer gegeven.’ waarop [medeverdachte 13] hem aanvult ‘Dat helemaal niet voor komt.’ [hoofdverdachte] zegt ‘19 70 31. Kijk maar hier ... niets komt broeder, je weet toch. En wat me boos heeft gemaakt, je belt die man en dan zegt die man gebakken ballen. Dat ding is zó belangrijk, wat hier is, is geen kleine jongens groenten.’
[medeverdachte 13] antwoordt ‘Kijk wat die man mij heeft laten zien, kijk hier.. Kijk: (leest voor) wacht ik vraag die andere man, ik ben daar maar die andere man reageert niet... boos met wie. Die andere mensen, ja natuurlijk [...] Dus nou reageert die andere man niet. Die mannen zijn heet.’ [hoofdverdachte] zegt ‘Dan ga ik je nou een torie geven/vertellen. Die mannen ... datzelfde ding dat die jongen voor mij heeft gestuurd, toch. […] Heeft hij me op zijn BlackBerry laten zien. […] Die mannen hebben die man ook nog een ander werk gegeven. Ditzelfde werk hebben die mannen aan een andere man gegeven’. [medeverdachte 13] antwoordt ‘Die mannen hebben het aan een andere man gegeven, hè? Zie je wel. dat dacht ik al. Dat dacht ik al’. [hoofdverdachte] zegt vervolgens ‘Dan .... hebben die mannen die man alleen het tagnummer gegeven, alleen het tagnummer hebben ze die man gegeven. Je weet toch. Die man zei ‘ik weet niks, ik weet niet waar het heen gaat, of wat. Maar deze man had gezegd Milaan, toch.’, waarop [medeverdachte 13] antwoordt ‘Die man heeft mij gezegd dat die man me zou pingen, toch. Die man heeft me gezegd dat hij me zou pingen. Of Milaan, of die andere, Matasoe (fon).’ [hoofdverdachte] corrigeert hem ‘Malpensa.’ waarop [medeverdachte 13] reageert ‘Ja, Malpensa. […] Dan hebben die mannen ook aan die andere man dat zelfde ding gegeven.’
Een paar minuten later zegt [hoofdverdachte] ‘Zeg aan die mannen dat ik niet meer kom. Dan.. want ik heb die Curacaoenaar ook papier gegeven, je weet toch, want ik had meer. Om die mannen te laten zien, kijk dit zijn de tagnummers, je weet toch, dat tagnummer van je komt helemaal niet voor. [hoofdverdachte], wanneer ik werk wil ik geld maken, ik houd van geld, dat weet je toch. Alles wat ik doe voor geld denk ik tien (keer na). En wanneer dat klote ding mis gaat, dan draaien alle mannen hun gezicht, toch. 19 70 31 dat is het tagnummer […] Komt niet voor. [..] Kijk, kijk als het werk echt was, dan zou die bal de man interesseren.’ [medeverdachte 13] zegt ‘dan zou die man geïnteresseerd zijn. Die man heeft zelf gezien dat die mannen heet zijn want toen ik die man liet zien: kijk wat die man zegt, die man had toen al gezien dat iets niet… Weet je wat de ik die man gevraagd heb, de eerste keer, voordat jij kwam, weet je wat ik die man heb gevraagd, ik heb hem gevraagd, broeder, ben je zeker dat… Hij vroeg me, hoe bedoel je. Ik heb hem gevraagd of hij zeker is dat dat klote ding in die wagen/auto is? Ben je zeker? Die man zei: ja die man komt, ik ga die man nu meteen halen.’ [216]
Bewijsoverweging zaaksdossier B08
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het medeplegen van de invoer van bijna tien kilogram cocaïne in Nederland, bepleit. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd, dat uit het proces-verbaal d.d. 18 juni 2012 (dossierpagina 54-58) blijkt dat op 18 juni 2012 bij de afdeling ‘lost luggage’ een koffer met daarin tien pakketten gewikkeld in cadeaupapier was beland, terwijl de geopende koffer is gefotografeerd en op één van de foto’s (pagina 58) is te zien dat er elf pakketten in de koffer zouden zijn aangetroffen. Volgens de raadsvrouw kan daardoor niet eenduidig worden geconcludeerd dat het om dezelfde koffer gaat en het onderzoek naar de in de pakketten aanwezige stof betrekking heeft op voormelde koffer met claimtagnummer 8 074 KL 197031.
Naar het oordeel van de rechtbank dient dit verweer te worden verworpen nu dit kennelijk berust op een foutieve lezing van het zaaksdossier en met name als het gaat om de foto van de geopende koffer op dossierpagina 58, welke de raadsvrouw in zwart/wit is verstrekt en kennelijk voor onduidelijkheid zorgt. Immers, zowel op de foto op dossierpagina 58 (bij het proces-verbaal (aantreffen) d.d. 18 juni 2012, zaaksdossier B08, pagina 54-58), als op de foto op dossierpagina 76 (proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 6 juli 2012, zaaksdossier B08, pagina 65-91) zijn tien pakketten te zien. Dat stemt overeen met hetgeen door de verbalisanten is geverbaliseerd en gerelateerd in de hiervoor genoemde processen-verbaal.
De rechtbank acht op basis van voornoemde processen-verbaal in samenhang met de foto’s op de dossierpagina’s 58 en 76 de invoer van die tien pakketten en het daarmee gepaard gaande nettogewicht van 9.942,1 gram cocaïne wettig en overtuigend bewezen.
De rol van verdachte is ten aanzien van dit transport hierin gelegen dat hij in zijn hoedanigheid van bagagemedewerker op Schiphol op zoek diende te gaan naar de bagage, daaruit de cocaïne diende te halen en deze cocaïne van het beveiligde gebied van Schiphol af diende te krijgen. Uit de diverse gesprekken blijkt dat verdachte van anderen de benodigde informatie heeft gekregen om de bagage met verdovende middelen te onderkennen. Dit betrof onder meer een tagnummer, welk nummer ook daadwerkelijk aan de onderschepte bagage met cocaïne was bevestigd. Tevens is ook in dit zaaksdossier sprake van medeplegen van de invoer van cocaïne, hoewel medeverdachte [medeverdachte 13] van de primair ten laste gelegde invoer is vrijgesproken. Het is immers evident dat cocaïne niet zomaar Nederland binnen komt wapperen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat er van een bewuste en nauwe samenwerking met anderen sprake is geweest, die heeft geleid tot de invoer van bijna 10 kilogram cocaïne op 18 juni 2012 via de luchthaven Schiphol.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte, zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting, feitelijk geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn rol. Verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken daarmee niet kunnen wegnemen voor zover het ziet op de invoer van de cocaïne.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B09)
Bewijsmiddelverweer
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 14] dusdanig tegenstrijdig zijn dat niet ondubbelzinnig kan blijken welke variant de juiste is. Volgens de raadsvrouw moeten die verklaringen worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank gebruikt de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 14] niet voor de bewezenverklaring, zodat het verweer van de raadsvrouw onbesproken kan blijven.
Telecommunicatie
Alvorens het afzonderlijke zaaksdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
De telefoon met Imei-nummer [IMEI 2 hoofdverdachte] (T105) is in gebruik bij [hoofdverdachte] (hierna ook te noemen: [hoofdverdachte]). [217] Ook het telefoonnummer [telefoonnummer hoofdverdachte] (T103) is in gebruik bij [hoofdverdachte]. [218]
Nu door en namens [hoofdverdachte] niet is betwist dat voormeld telefoonnummer en Imei-nummer aan hem toebehoren en hij deelnemer is geweest aan de daarmee gevoerde gesprekken, zal de rechtbank de met deze nummers gevoerde gesprekken aan hem toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 3]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 3] is in gebruik bij [medeverdachte 3] [medeverdachte 3] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 3]). [219]
Nu door en namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan hem toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken aan hem toeschrijven nu ook door en namens hem niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken en de daarin afgesproken ontmoetingen is geweest.
Medeverdachte [betrokkene 1]
Het telefoonnummer [telefoonnummer betrokkene 1] is in gebruik bij [betrokkene 1] (hierna ook te noemen: [betrokkene 1]). [betrokkene 1] heeft ook verklaard dat dit haar telefoonnummer is. [220]
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto Mazda 3 met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van [hoofdverdachte]. [221] [hoofdverdachte] en [medeverdachte 3] hebben niet betwist dat zij deelnemer zijn geweest aan de hen toegeschreven gesprekken in deze Mazda. De rechtbank gaat bij de redengevende feiten en omstandigheden dan ook van dat gegeven uit.
Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachten wordt - kort gezegd - verweten dat zij zich op 28 juni 2012 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van invoer van 3,5 kilogram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 opgemaakt d.d. 20 november 2012.
Op 28 juni 2012 omstreeks 13:51 uur wordt gezien dat [hoofdverdachte] op Plaza loopt ter hoogte van de Burger King. Hij draagt op dat moment geen tas of rugzak bij zich en loopt in de richting van de personeelsdoorgang X-passage, gelegen in aankomsthal 3 [222] . Om 13:52 uur maakt [hoofdverdachte] gebruik van zijn Schipholpas en gaat hij het beveiligde gebied van Schiphol op. Om 13:53 uur gaat [hoofdverdachte] de bagagekelder in.
Enige tijd later, om 17:32 uur, maakt [hoofdverdachte] gebruik van zijn Schipholpas en gaat hij het beveiligde gebied van Schiphol af bij een doorgang bij Terminal 1. [223] .Omstreeks 17:38 uur wordt gezien dat [hoofdverdachte] op Plaza loopt ter hoogte van aankomsthal 1 met een rugzak. [224]
Op 28 juni 2012 om 17:48 uur wordt [hoofdverdachte] gebeld door [betrokkene 1] die hem vraagt wat er gebeurd is. [hoofdverdachte] zegt dat hij [medeverdachte 3] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]) nodig heeft. [betrokkene 1] zegt dat zij iemand gaat bellen die bij [medeverdachte 3] is. [hoofdverdachte] wil graag dat [medeverdachte 3] hem direct belt.’ [225] Om 17:57 uur wordt gezien dat [hoofdverdachte] op Plaza richting aankomsthal 1 & 2 loopt en hij nog steeds de rugzak bij zich draagt. [226] Om 18:00 uur belt [hoofdverdachte] naar [betrokkene 1] en vraagt haar ‘Heb je die man al gebeld?’, waarop zij zegt dat hij slaapt. [hoofdverdachte] vraagt vervolgens aan [betrokkene 1] of zij met de auto is en of zij naar hem toe kan rijden. Als [betrokkene 1] vraagt ‘Om wat te doen?’, zegt [hoofdverdachte] ‘Als ik je dat vraag.’. [betrokkene 1] zegt vervolgens ‘Oké is goed, is goed, ik kom.’ [hoofdverdachte] antwoordt haar ‘Je moet komen bij 3, boven. […] Je moet voor half zeven hier zijn, want ik…’ [227] Om 18:02 uur wordt gezien dat [hoofdverdachte] op Plaza richting de trap naar de vertrekpassage loopt, terwijl hij nog steeds de rugzak bij zich draagt. [228] Om 18:09 uur belt [hoofdverdachte] naar [betrokkene 1] met de vraag waar zij is en of er file is, omdat hij half zeven weer moet beginnen. [betrokkene 1] zegt dat er geen file is en dat zij doorrijden. Voorts vraagt zij ‘vertrek 3, toch?’ [hoofdverdachte] zegt ‘Ja, ik sta bij 1 bij de voordeur.’, waarop [betrokkene 1] vraagt ‘Je staat nu bij 1? […] Is goed, vertrek 1.’ [229]
Op 28 juni 2012 om 18:15 uur wordt [hoofdverdachte] gebeld door [medeverdachte 3] die vraagt ‘Waarvoor had Pa me nodig?’ [hoofdverdachte] antwoordt ‘Het hoef niet meer, hoef niet meer, ik moet weer gaan werken.’ [230]
Om 18:23 uur wordt [hoofdverdachte] gebeld door [betrokkene 1] die hem vraagt waar hij is. [hoofdverdachte] zegt ‘Zie je me niet? Bij 1.’ [betrokkene 1] zegt ‘Ik ben bij 1 vertrek departure 1.’ [hoofdverdachte] antwoordt ‘Ik ben boven’ en ‘2e deur, bij de 2e deur ben ik, ik zie je, rijd naar me toe.’ [231]
Uit camerabeelden blijkt dat [hoofdverdachte] om 18:26 uur bij vertrekhal 3 naar binnen loopt en richting de trap naar de aankomstpassage loopt. Hij draagt geen rugzak meer bij zich. [232] Vervolgens maakt [hoofdverdachte] om 18:27 uur gebruik van zijn Schipholpas om het beveiligde gebied van Schiphol op te gaan en hij gaat om 18:28 uur de bagagekelder in. [233] [betrokkene 1] heeft een donkere rugtas bij [hoofdverdachte] opgehaald op Schiphol. [234]
Op 28 juni 2012 om 19:35 uur belt [hoofdverdachte] naar [betrokkene 1] en vraagt of ze al thuis is aangekomen. [betrokkene 1] zegt dat zij al lang thuis is. [235]
Op 28 juni 2012 om 21:57 uur maakt [hoofdverdachte] gebruik van zijn Schipholpas en gaat hij het beveiligde gebied van Schiphol af. [236] Om 21:58 uur wordt gezien dat [hoofdverdachte] in aankomst 3 loopt richting de uitgang naar Schiphol Plaza, terwijl hij geen rugzak bij zich draagt. [237]
Uit de bakengegevens van de auto van [hoofdverdachte] blijkt dat de auto op 28 juni 2012 omstreeks 22:28 uur bij flat [flat betrokkene 1] in Amsterdam Zuidoost staat. Op het adres [flat betrokkene 1] staat [betrokkene 1] ingeschreven. [238] [hoofdverdachte] heeft die avond de tas bij [betrokkene 1] opgehaald. [239]
Nog diezelfde avond om 22:28 uur belt [medeverdachte 3] naar [hoofdverdachte] en vraagt ‘Is Pa al van het werk?’ [hoofdverdachte] bevestigt dat, waarop [medeverdachte 3] zegt ‘Dat is het enige wat ik wil weten.’ [240] Vervolgens vindt om 23:14 uur in de auto van [hoofdverdachte] het volgende gesprek plaats tussen [hoofdverdachte] en een NNman. De NN-man vraagt of [hoofdverdachte] het al opgehaald heeft. [hoofdverdachte] bevestigt dat en zegt dat hij op hem zat te wachten. Zijn gesprekspartner kan het open maken om te kijken. Vervolgens constateert deze dat het een grote is en vraagt of [hoofdverdachte] het gekookt heeft, of geproefd heeft. [hoofdverdachte] beantwoordt beide vragen ontkennend. [hoofdverdachte] geeft aan dat deze anderhalf is, waarop de NN-man zegt dat deze twee is, en even later vraagt of [hoofdverdachte] hier dus drie en een half heeft. [hoofdverdachte] beaamt dat. De NN-man zet het weer terug. [241]
Kort na dit OVC-gesprek, om 23:20 uur, belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 3] en vraagt hem waar hij is. [medeverdachte 3] zegt dat hij thuis is. Hierop vraagt [hoofdverdachte] ‘Ik heb en paar dingen gekocht, maar die zak is gescheurd, kan je met een Albert Heijn zak komen?’ [medeverdachte 3] komt eraan. [242] Zeven minuten later vindt in de auto van [hoofdverdachte] een gesprek plaats tussen hem en [medeverdachte 3]. [hoofdverdachte] zegt ‘Kijk daar is die zak, hoe is?’ [medeverdachte 3] zegt: ‘rustig’. [hoofdverdachte] zegt: het zak is opengescheurd, je moet het voor me vast plakken voor me.’. [medeverdachte 3] zegt daarop ‘Het spul ruikt sterk.’ Daarna vraagt [hoofdverdachte] aan [medeverdachte 3] hoe laat hij morgen klaar is met werken. [medeverdachte 3] zegt ‘Vier uur. Ik moet ….ehhhh vroeg.’. Daarop zegt [hoofdverdachte] ‘Nee, omdat ik nog een zak heb. […] Thuis […]’ [medeverdachte 3] antwoordt ‘ja ik weet.’ [243]
In de ochtend van 30 juni 2012 om 11:26 uur spreken [hoofdverdachte] en [medeverdachte 3] elkaar in de auto van [hoofdverdachte] Deze zegt ‘Luister dan, je moet het papier er van af scheuren, [naam] (ng) komt straks. Als [naam] beneden is, dan ga ik je bellen, dan moet je het voor hem brengen.’ [medeverdachte 3] zegt dat het goed is. Daarop vraagt [hoofdverdachte] ‘Had je het geplakt?’ [medeverdachte 3] antwoordt ‘Ehhh, ja bovenste. Maar het is een beetje beschadigd, niet beschadigd maar….’ Hierop zegt [hoofdverdachte] tegen hem ‘Geef het even aan mij…. het ruikt sterk.’, waarop zijn zoon reageert ‘Ja verschrikkelijk.’ [244] Om 11:46 uur belt [hoofdverdachte] met [medeverdachte 3] en zegt dat de man heeft gezegd dat hij dichtbij is en [hoofdverdachte] vraagt of hij naar beneden wil gaan. [hoofdverdachte] geeft hem mee dat hij gewoon moet zeggen dat het van thuis is. [245] Om 12:16 uur vindt er andermaal een gesprek plaats tussen [hoofdverdachte] en zijn zoon. [hoofdverdachte] vraagt hem of hij al beneden is. [medeverdachte 3] zegt dat hij allang beneden is, waarop vader hem zegt dat hij moet lopen zodat de man hem ziet. [medeverdachte 3] zegt ‘is goed.’ [246]
Bewijsoverweging zaaksdossier B09
Uit de camerabeelden en Schipholpasgegevens blijkt dat [hoofdverdachte] op 28 juni 2012 om 17:32 uur het beveiligde gebied af gaat met een rugzak die hij nog niet had toen hij eerder in de middag het beveiligde gebied op ging. Uit de tapgesprekken, camerabeelden, Schipholpasgegevens en de verklaring van [betrokkene 1], leidt de rechtbank af dat [betrokkene 1] deze rugzak tussen 17:32 uur en 18.30 uur op verzoek van [hoofdverdachte] op Schiphol heeft opgehaald. [hoofdverdachte] is vervolgens weer aan het werk gegaan en nadat hij om 21:57 uur het beveiligde deel van Schiphol heeft verlaten, is hij, zoals hiervoor overwogen, omstreeks 22:28 uur naar [betrokkene 1] gegaan om de rugtas op te halen. [betrokkene 1] heeft deze ook aan hem overhandigd. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank de rugzak tot verdachte worden herleid.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden, wat zich in de rugzak bevond die door [hoofdverdachte] van het beveiligde gebied van de luchthaven Schiphol naar buiten is gebracht.
Vooropgesteld wordt dat de rugzak niet door de KMar is onderschept en onderzocht. Ten aanzien van de rugtas is van belang dat [hoofdverdachte] [betrokkene 1] heeft verzocht om de rugtas (met inhoud) op te halen van Schiphol en hij deze vrijwel direct na zijn werk weer bij [betrokkene 1] heeft opgehaald. [betrokkene 1] heeft niets uit deze rugzak gehaald. Voorts is van belang het gesprek dat in de auto van [hoofdverdachte] plaatsvindt ongeveer drie kwartier nadat [hoofdverdachte] de rugzak bij [betrokkene 1] heeft opgehaald. In dat gesprek bevestigt [hoofdverdachte] dat hij het al heeft opgehaald. Er wordt gevraagd aan [hoofdverdachte] of hij het heeft ‘gekookt’, en ‘geproefd’ en geconstateerd ‘dat deze anderhalf is en deze twee’, en later ‘dus hier heb je drie en een half’.
Enkele minuten na dit OVC-gesprek vraagt [hoofdverdachte] aan zijn zoon [medeverdachte 3] om met een zak te komen omdat de zak is gescheurd. Zeven minuten na dit telefoontje stapt [medeverdachte 3] in de auto van [hoofdverdachte] en zegt [hoofdverdachte] dat de zak is opengescheurd, dat [medeverdachte 3] het moet vastplakken en zegt [medeverdachte 3] dat het spul sterk ruikt. Twee dagen later, op 30 juni 2012, vindt er een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] in de auto van [hoofdverdachte] plaats waarin [hoofdverdachte] vraagt of hij de zak voor hem heeft geplakt en of hij de zak even aan hem wil geven. [hoofdverdachte] merkt daarbij op dat het sterk ruikt.
Gelet op dit samenstel van feiten, waarbij de rechtbank met name acht slaat op de korte tijdspanne na het beëindigen van de dienst door [hoofdverdachte] op de avond van de 28e juni 2012 tot aan het ophalen van de tas door [hoofdverdachte] bij [betrokkene 1], is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat er sprake is van handelingen met betrekking tot cocaïne. Uit voormeld OVC-gesprek van 28 juni 2013 om 23:14 uur leidt de rechtbank af dat 3,5 kilogram is ingevoerd. Het op verzoek van de verdediging uitgevoerde sporenonderzoek in de auto van [hoofdverdachte] op cocaïne maakt deze conclusie niet anders. Weliswaar heeft dit onderzoek een negatief resultaat opgeleverd, maar het onderzoek heeft bijna een jaar later, op 13 juni 2013, plaatsgevonden.
De verklaring die verdachte heeft gegeven, te weten dat het niet gaat om cocaïne, maar dat hij op 28 juni 2012 op Schiphol Plaza kleding voor zijn zoon bij Paolo Salotto had gekocht, deze door zijn tante [betrokkene 1] heeft laten ophalen en vervolgens ’s avonds na zijn dienst heeft opgehaald teneinde de kleding als verrassing aan zijn zoon te geven is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft met name niet aannemelijk kunnen maken waarom het noodzakelijk was dat zijn tante naar Schiphol Plaza kwam om de tas met kleding in ontvangst te nemen en verdachte de tas niet zelf vanaf zijn werk mee naar huis heeft kunnen nemen. Bovendien heeft verdachte geen verklaring kunnen of willen geven voor de na het ophalen van de tas met inhoud in de Mazda gebezigde taal met betrekking tot het sterk ruiken van het spul in combinatie met de genoemde hoeveelheden. De rechtbank kan niet anders oordelen dan dat er sprake is geweest van versluierd taalgebruik, bedoeld om de aanwezigheid van 3,5 kilogram cocaïne te verhullen.
Met betrekking tot het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen merkt de rechtbank op dat zij de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 14] en [medeverdachte 3] heeft vrijgesproken van het hen ten laste gelegde medeplegen van de invoer van 3,5 kilogram cocaïne op 28 juni 2012.
Dit laat naar het oordeel van de rechtbank echter onverlet dat het een feit van algemene bekendheid is dat cocaïne zichzelf niet invoert. Uit het onderzoek Everest is gebleken dat verdachte zich als bagagemedewerker op de luchthaven Schiphol heeft beziggehouden met de onderkenning van koffers en/of (reis)tassen en vervolgens daaruit de cocaïne diende te halen teneinde deze cocaïne buiten het beveiligde gebied van de luchthaven Schiphol te brengen. Aldus bevindt de rol van verdachte zich aan de invoerzijde, terwijl het niet anders kan zijn dan dat de cocaïne vanuit de uitvoerzijde, het bronland, door een persoon dan wel personen als ruimbagage op het vliegtuig moet zijn gezet. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van medeplegen met een ander en/of anderen, zoals dit aan verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte, zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting, feitelijk geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn rol. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken daarmee niet kunnen wegnemen voor zover het ziet op de invoer van de cocaïne.
Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier B11)
Telecommunicatie
Alvorens het afzonderlijke zaaksdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [hoofdverdachte]:
Bij verdachte zijn Imei-nummer [IMEI 3 hoofdverdachte], (T109), Imei-nummer [IMEI 4 hoofdverdachte] (T115) en telefoonnummer [telefoonnummer hoofdverdachte] en het in gebruik. [247] Nu door en namens verdachte niet is betwist dat deze telefoonnummers en het Imei-nummer aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is geweest aan de met deze nummers gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze gesprekken aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 8]:
Bij [medeverdachte 8] zijn de telefoons met de telefoonnummers [telefoonnummer medeverdachte 8] (hierna [telefoonnummer medeverdachte 8]) en [telefoonnummer 2 medeverdachte 8] (hierna [telefoonnummer 2 medeverdachte 8]) in gebruik [248] .
Nu door en namens [medeverdachte 8] niet is betwist dat het nummer [telefoonnummer medeverdachte 8] aan hem toebehoort en ook in beginsel niet is betwist dat hij deelnemer is geweest aan de met dit nummer gevoerde gesprekken, zal de rechtbank deze aan hem toeschrijven. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
Met betrekking tot het nummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 8] overweegt de rechtbank dat uit het dossier is gebleken dat er op 3 september 2012 een doorzoeking is gedaan in de woning van [hoofdverdachte]. Tijdens deze doorzoeking is een mobiele telefoon met Imei-nummer [IMEI 4 hoofdverdachte] aangetroffen welke onder taplijn T115 getapt werd. [249] Blijkens de opgenomen tapgesprekken en sms-berichten onder taplijn T115 is er tussen voornoemd Imei-nummer en het nummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 8] vanaf 11 augustus 2012 bijna dagelijks sms- en belverkeer waarin tussen [hoofdverdachte] en de gebruiker van [telefoonnummer 2 medeverdachte 8] werd afgesproken om elkaar te ontmoeten op 21 augustus 2012. Door het observatieteam is gezien dat er op 21 augustus 2012 een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [hoofdverdachte] en een man die op een Piaggio C38 met het kenteken [KENTEKEN] aan kwam rijden. [250] Uit een bevraging bij de RDW is gebleken dat voornoemde Piaggio op naam van [medeverdachte 8] is gesteld. [251] Aldus zal de rechtbank ook het nummer [telefoonnummer 2 medeverdachte 8] en de daarmee gevoerde gesprekken aan [medeverdachte 8] toeschrijven, zodat daarmee naar het oordeel van de rechtbank vast staat dat hij deelnemer aan die gesprekken en de daarin afgesproken ontmoetingen is geweest. Een en ander voor zover in het navolgende geen andersluidend oordeel is gegeven.
OVC-gesprekken
Tevens is er in het onderzoek sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto Mazda 3 met kenteken [kenteken hoofdverdachte]. Deze Mazda stond op naam van [hoofdverdachte]. [252] [hoofdverdachte] heeft niet betwist dat hij de gebruiker van deze Mazda is geweest. [hoofdverdachte] en [medeverdachte 8] hebben niet betwist dat zij hebben deelgenomen aan de in de Mazda opgenomen gesprekken die in het zaaksdossier worden toegeschreven. De rechtbank gaat bij de redengevende feiten en omstandigheden dan ook van dat gegeven uit.
Redengevende feiten en omstandigheden
De in zaaksdossier B11 figurerende verdachten wordt (primair) verweten dat zij zich op 22 augustus 2012 schuldig hebben gemaakt aan - kort gezegd - het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid van circa 14,5 kilogram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaaksdossier B11, opgemaakt d.d. 16 november 2012, en dienen in onderlinge samenhang en verband met dit proces-verbaal te worden bezien.
Op 30 juli 2012 om 16:45 uur stuurt [hoofdverdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte 8] waarin hij schrijft ‘dit is mijn nr oompie bel me even.’ [253] [medeverdachte 8] reageert gelijk met een sms ’30 min’. Om 21:52 uur stuurt [medeverdachte 8] een sms naar [hoofdverdachte] dat hij er is. [254] Zes minuten later stuurt [medeverdachte 8] nogmaals een sms dat hij er staat. [255]
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de officier van justitie ter terechtzitting een aanvullend proces-verbaal d.d. 13 september 2013 heeft overgelegd, waarin bakengegevens met betrekking tot de Mazda van [hoofdverdachte] zijn opgenomen. Hierin zijn echter geen bakengegevens opgenomen die betrekking hebben op een mogelijke ontmoeting op 30 juli 2012, waarop voormelde sms-berichten doelen. In het aanvullend proces-verbaal gaat het om bakengegevens met betrekking tot de 31e juli 2012. Ook in het loopproces-verbaal van zaaksdossier B11 wordt melding gemaakt van bakengegevens met betrekking tot 31 juli 2012 en niet van 30 juli 2012. [256]
Op 1 augustus 2012 om 14:38 uur belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 8] en zegt tegen hem dat hij had gebeld. [medeverdachte 8] wil [hoofdverdachte] even melden dat die andere wil langskomen. [medeverdachte 8] zegt ‘ff heads up.’ [257]
Op 4 augustus 2012 om 13:56 uur neemt [hoofdverdachte] contact op met [medeverdachte 8]. [medeverdachte 8] zegt onder meer dat hij even naar een afspraak is met die andere en vraagt wanneer [hoofdverdachte] denkt klaar te zijn. Na het antwoord van [hoofdverdachte] zegt [medeverdachte 8] dat hij [hoofdverdachte] zometeen belt en dat hij daar met een half uurtje wel klaar is. [258] Op 4 augustus 2012 tussen 15:24 uur en 15:30 uur staat de Mazda van [hoofdverdachte] in de Burgermeester van Stramanweg in Ouderkerk aan den Amstel. [259]
Op 6 augustus 2012 vindt er sms-verkeer plaats tussen [medeverdachte 8] en [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] stuurt om 19:47 uur het bericht: ‘Kwart over acht ben ik daar.’, waarop [medeverdachte 8] om 19:52 uur antwoordt: ‘Ok ik ook.’ [260] Blijkens de bakengegevens staat de Mazda van [hoofdverdachte] tussen 20:16 uur en 20:38 uur weer in de Burgermeester van Stramanweg in Ouderkerk aan den Amstel. [261]
Twee dagen later, op 8 augustus 2012 om 14:55 uur, belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 8] en vraagt waar hij is. Zelf is hij bij het pompstation. [medeverdachte 8] vraagt aan [hoofdverdachte] waar hij komt, waarop [hoofdverdachte] reageert ‘waar we altijd gaan’. [medeverdachte 8] zegt ‘bij die zelfde plek’, [hoofdverdachte] bevestigt dat, waarna [medeverdachte 8] zegt dat hij daar nu komt. [262] Om 15:08 uur belt [medeverdachte 8] naar [hoofdverdachte] dat hij nu bij de afslag is, [hoofdverdachte] zegt dat hij er is. [263] Blijkens de bakengegevens staat de Mazda van [hoofdverdachte] op 8 augustus 2012 tussen 15:04 uur en 15:23 uur in de Jan Bulthuisstraat in Ouderkerk aan den Amstel. Ook in de middag van 10 augustus 2012 tussen 14:52 uur en 15:02 uur staat de auto van [hoofdverdachte] in Ouderkerk aan den Amstel. [264]
Op 11 augustus 2012 om 00:41 uur stuurt [medeverdachte 8] een sms-bericht naar [hoofdverdachte] inhoudende ‘Door omstandigheden kan het niet door gaan vandaag ik spreek je morgen middag.’ [265] [hoofdverdachte] reageert een minuut later met het sms-bericht ‘ok’. Om 20:12 uur stuurt [medeverdachte 8] een sms-bericht aan [hoofdverdachte] dat ze morgen een bakje doen, dan weet hij meer, waarna [hoofdverdachte] met ‘ok’ reageert. [266]
In de middag van 12 augustus 2012 om 14:06 uur belt [medeverdachte 8] naar [hoofdverdachte]. [medeverdachte 8] zegt tegen [hoofdverdachte] ‘Ik zit nu te wachten op hun, een paar uurtjes, heb ik alle antwoorden, dan wil ik jou kant op komen, maar dan bel ik je straks.’ [hoofdverdachte] vraagt hem vervolgens ‘maar het is niet voor morgen toch.’ [medeverdachte 8] antwoordt dat morgen toch niks is en dat er niks is voor morgen. Verder zegt [medeverdachte 8] ‘ik zit op antwoord te wachten nu, maar over een paar uurtjes is mijn vriend hier dus zodra ik hem te pakken heb, als je dan een half uurtje voor me vrij kan maken dan wil ik je even zien. [hoofdverdachte] gaat zometeen werken, hij is rond de klok van 8 uur klaar, maar hij geeft eerst een belletje als [medeverdachte 8] kan gaan. [267] Om 19:24 uur belt [hoofdverdachte] [medeverdachte 8], hij is klaar met werken en ze willen bij de KFC rechtdoor afspreken. [hoofdverdachte] zegt dat [medeverdachte 8] gewoon daar op hem moet wachten dan belt [hoofdverdachte] hem als hij er is. [268] Ongeveer een half uur later om 20:03 uur wordt [hoofdverdachte] door [medeverdachte 8] opgebeld en spreken zij af bij de Shell en de McDonald’s, de Macro rechtdoor richting AMC. [269] Blijkens de bakengegevens van de Mazda van [hoofdverdachte] bevindt zijn auto zich op 12 augustus 2012 tussen 20:26 en 20:39 uur in de omgeving van de Schepenbergweg en de Snijdersbergweg in Amsterdam. [270]
Op 13 augustus 2012 om 15:46 uur belt [hoofdverdachte] naar [medeverdachte 8]. [medeverdachte 8] heeft een vraag ‘weet je nog dat kleine papiertje die je me de laatste keer gaf?’ en zegt vervolgens ‘Ja, daar stond op ehh, zes of zeven dingetjes. Zijn die nog steeds kloppende?’ [hoofdverdachte] bevestigt dit waarop [medeverdachte 8] vraagt: ‘Oké, dus dat is ook precies wat ik kan zeggen?’ [hoofdverdachte] reageert daarop met ‘hmm hmm’, waarop [medeverdachte 8] zegt ‘oké, nou prima, dat was het.’ [271]
Een dag later op 14 augustus 2012 om 12:06 uur belt [hoofdverdachte] weer naar [medeverdachte 8]. [medeverdachte 8] vraagt hem wanneer de laatst mogelijke tijd is dat zij kunnen afspreken voordat [hoofdverdachte] naar het werk gaat. Er wordt een afspraak gemaakt voor kwart over een en [medeverdachte 8] reageert met ‘effe laatste keertje.’ Ze spreken af om kwart over één op dezelfde plek als de eerste keer en waar zij altijd afspreken. [medeverdachte 8] is alleen, ‘de anderen zijn er niet bij, want hij heeft niets meer met hen en [hoofdverdachte] moet hen helemaal vergeten’. Ze discussiëren weer over de plaats van de afspraak, waarop [hoofdverdachte] zegt ‘Dat is Kerk, kerk, kerk.’ Vervolgens wordt de afspraak die zij proberen te maken toch op drie uur gehouden, ‘3 uur is beter’. [272] Om 14:59 uur wordt [hoofdverdachte] door [medeverdachte 8] gebeld, [hoofdverdachte] is er over vijf minuutjes. [273] Uit de bakengegevens van de Mazda van [hoofdverdachte] blijkt dat de auto op 14 augustus 2012 tussen 15:05 uur en 15:28 uur in de omgeving van de Reijgershofsingel in Ouderkerk aan den Amstel is. [274]
Op 15 augustus 2012 om 10:47 uur belt [hoofdverdachte] op verzoek van [medeverdachte 8] naar [medeverdachte 8]. [medeverdachte 8] vraagt naar de sticker en zegt ‘Er zit een sticker, een rode toch?’ [hoofdverdachte] zegt ‘Ja oranje.’ waarop [medeverdachte 8] zegt ‘Ja oranje, heb je die wel eens blauw gezien?’ [hoofdverdachte] zegt ‘Nee, nee, nee, nee. [..] Nee, is altijd oranje geweest.’ [medeverdachte 8] zegt daarop ‘Oké, want ze zeggen ja, we hebben ehh, we hebben een keer blauw of zoiets gezien zeiden ze.’ [hoofdverdachte] reageert met ‘Nee nooit’. [medeverdachte 8] gaat dat doorgeven en als hij vragen heeft dan hoort [hoofdverdachte] dat wel. [medeverdachte 8] voegt [hoofdverdachte] nog wel toe ‘Als je die telefoon bij je wil houden alsjeblieft.’ [275]
Bagage die snel met een aansluitende vlucht (‘short connection’) verder moet krijgt van de KLM een oranje sticker waaruit dat blijkt. [276]
Op 16 augustus 2012 om 00:47 uur ontvangt [hoofdverdachte] een sms-bericht van [medeverdachte 8] ‘krijg net door dat vandaag niet ging lukken door omstandigheden maar ze morgen een herkansing hebbe dus wie lot morgen avond pas.’ [277] [hoofdverdachte] vraagt om 00:49 uur per sms aan [medeverdachte 8] ’Beide’, waarna [medeverdachte 8] per sms antwoordt ‘ja’. [278]
Op 17 augustus 2012 om 12:26 uur wordt [hoofdverdachte] weer gebeld door [medeverdachte 8] met een vraagje ‘Die kleine.. weet je wat ik bedoel? [..] Het waren 2 vrienden toch. 1 grote, 1 kleine. [..] Uhm die wou gaan, die wou mee. Die wou naar die voetbalwedstrijd. [..] Maar uh uh die voetbalwedstrijd van Messi. [..] Is dat goed?’ [hoofdverdachte] zegt: ‘Ja.. ga het wel doen.’ [medeverdachte 8] vraagt hem nogmaals: ‘Die van Messi is goed toch?’ [hoofdverdachte] beaamt dat en [medeverdachte 8] vraagt ‘Okee dat wou ie even vragen dan ga ik het nu doorgeven.’ Even later stelt [medeverdachte 8] voor morgen even af te spreken. [hoofdverdachte] zegt dat dat goed is. Vervolgens zegt [medeverdachte 8] dat hij dat nu gaat doorgeven en zegt [hoofdverdachte] ‘hou die telefoon alsjeblieft bij je er zijn nog wel wat vraagjes.’ [279]
Op 17 augustus 2012 om 22:29 uur en op 18 augustus 2012 om 15:51 stuurt [hoofdverdachte] een sms naar [medeverdachte 8] met de tekst bel me. [280] Om 15:53 vindt telefonisch contact plaats tussen [medeverdachte 8] en [hoofdverdachte] over het maken van een afspraak en de afspraaklocatie. Uiteindelijk zegt [medeverdachte 8] dat hij er nu gaat heenrijden en dat hij een kwartiertje, twintig minuten bij [hoofdverdachte] vandaan is. [281]
In een OVC-gesprek van 19 augustus 2012 om 21:41 uur bespreekt [hoofdverdachte] met een NN-man hoe laat ze morgen moeten beginnen; 12 uur en 2 uur. [hoofdverdachte] zegt direct daarop ‘Want volgens mij,, die Marokkaan moet me nog bellen. (..) Nu heeft die man gezegd hmm. Die mannen hebben een ticket gekocht voor 1673’, waarop de NN-man aangeeft dat dit Barcelona is, die van 2 uur en dat ie dan niet met dinges, met Peru komt. [hoofdverdachte] zegt daarop ‘Nee, Ecua’. Even later legt [hoofdverdachte] uit ‘die man was er gisteren, die man legde die mannen uit, over dat ding van de shocon (fon). Die mannen begrepen er geen moer van. (..) Die mannen zeggen dat ze blauw label kennen, ik zei, nee ‘. De NN-man vult aan ‘Nee blauw label bestaat niet’ en later ‘Als het komt met short connection, stuur je die man gewoon op die vlucht, de vlucht die gaat vertrekken waarmee die personen door gaat’. [hoofdverdachte] zegt ‘Die mannen hebben gezegd vijf,’. [282] Als de NN-man vraagt ‘vijf kilo?’ dan bevestigt [hoofdverdachte] dat. Ook bevestigt [hoofdverdachte] dat hij het twaalf uur hoort als er een ding is.
Op 20 augustus 2012 om 01:14, uur, ontvangt [hoofdverdachte] een sms-bericht van [medeverdachte 8] met de volgende inhoud ‘Gaat niet door.’ [283]
Op 21 augustus 2012 om 00:14 uur neemt [medeverdachte 8] telefonisch contact op met [hoofdverdachte] en vraagt aan [hoofdverdachte] of morgen voor het werk van [hoofdverdachte] kan. Ze spreken af om 12.00 uur. [284]
Hierop vindt er op 21 augustus 2012 een observatie plaats. Door het observatieteam wordt waargenomen dat [medeverdachte 8] om 12:00 uur met de Piaggio C38, voorzien van het kenteken [KENTEKEN], bij de Borcht te Amsterdam staat en om 12:05 wegrijdt. Om 12:06 uur parkeert [hoofdverdachte] zijn Mazda bij de Borcht en stopt [medeverdachte 8] in de directe omgeving van de Mazda. [medeverdachte 8] neemt om 12:08 uur als bijrijder plaats in de Mazda van [hoofdverdachte] en [hoofdverdachte] als bestuurder.
Tijdens het gesprek in de Mazda zegt [medeverdachte 8] aan [hoofdverdachte] ‘Wat is er nou de laatste keer gebeurd. Laatste keer hebben ze (..) waren ze al bezig geweest met omboeken van die ticket (..) Dus wat hebben hun gedaan, ze hebben hem omgeboekt naar Parijs. (..) Althans ze hebben hem niet omgeboekt, maar ze hebben het wel gezegd. Dus die reisbureau heeft het wel gedaan. Stond ie daar bij de gate, had ie twee boekingen. Eentje naar Parijs, eentje naar Madrid. (..) Dus toen hebben ze het risico niet genomen. (..) Toen hebben ze gisteren die ticket van Barcelona hebben ze omgeboekt.’ Op de vraag van [hoofdverdachte] ‘naar..’, antwoordt [medeverdachte 8] ‘Vandaag. [..] Dus vandaag vertrekken, morgen aankomen. [..] Dit is de drie dingen die ik al gehad heb he.Dit is de naam, denk ik toch. Hebben ze weer meer bij gedaan bij die van E, één koffer. [..] Vijftien.’ [hoofdverdachte] reageert: ‘Hoeveel?’ waarop [medeverdachte 8] nog eens zegt ‘Vijftien.’ [hoofdverdachte] zegt dat het niet uitmaakt en [medeverdachte 8] zegt dat het in één koffer zit en dat die foto’s van deze koffer waren, van deze. [hoofdverdachte] vraagt: ‘Drie tassen, drie in één toch?’ waarop [medeverdachte 8] hem antwoordt ‘Hmm, tas, en een kleine koffer in een grote koffer. [..] Ja. Met gewoon kleding op. (..) Deze was gister, een streep zo’n schuine streep.’ [hoofdverdachte] zegt hierop ‘Dit zit erin. [..] Met daarin een kleine koffer jongen, wat denk je nou wat voor ruimte hebben ze nog om kleren te zetten?’ [medeverdachte 8] reageert hierop met ‘Ze hebben, hij zegt dat hij nog kleren erbij heb gezet, dus eehh…’ [hoofdverdachte] zegt dat het oké is. Om 12:21 uur stapt [medeverdachte 8] weer uit de Mazda, waarna de Mazda en de Piaggio om 12:22 uur wegrijden. [285]
In de nacht van 22 augustus 2012 om 01:33 uur belt [medeverdachte 8] naar [hoofdverdachte] en vraagt hem of hij even tijd heeft. [hoofdverdachte] zegt dat hij nu kan, hij kan binnen 10 minuten daar zijn’, waarop [medeverdachte 8] zegt dat hij het nu tegen ze gaat zeggen, doe maar half uurtje. [286] Vervolgens vindt er om 01:52 uur een gesprek plaats tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 8] in de auto van [hoofdverdachte]. [medeverdachte 8] zegt: ‘Oké. Eerst wou ik je dit laten zien. Deze. Dit is wat, de sticker die ook op de tag zit. [..] Dit is de naam.’ [hoofdverdachte] zegt: ‘Bena (fon)’ waarop [medeverdachte 8] zegt ‘Vidas (fon)’ [hoofdverdachte] corrigeert hem ‘Vides (fon)’ [medeverdachte 8] vraagt vervolgens ‘Dit is zeg maar het staartnummer toch?’, hetgeen door [hoofdverdachte] wordt bevestigd. [hoofdverdachte] geeft vervolgens, zo’n 5 minuten later, aan dat hij [medeverdachte 8] daarna een telefoontje geeft. Ze spreken af ergens in Noord, want [medeverdachte 8] wil niet naar de Bijlmer, waarna hij [hoofdverdachte] (Oompie) welterusten wenst. [287]
[hoofdverdachte] belt op 22 augustus 2012 om 11.51 uur naar [medeverdachte 2], die zijn telefoon niet opneemt. [288]
In de middag van 22 augustus 2012 om 12:37 uur belt [hoofdverdachte] naar [betrokkene 7]. [hoofdverdachte] vraagt aan [betrokkene 7] of hij vrij is waarop [betrokkene 7] ja zegt. [hoofdverdachte] reageert ‘Oh oh oh oh oh oh.. dan… Ik had iets lekkers voor je, dus daarom.’ [betrokkene 7] vraagt nog wat voor dienst [hoofdverdachte] heeft die zegt: ‘Twee uur.’ [hoofdverdachte] vraagt vervolgens aan [betrokkene 7] hoe het met zijn achterneef Ton gaat. [betrokkene 7] zegt ‘hij is er wel (..) ook twee? (..) Is goed, dan ga ik naar hem uitkijken.’ [289] [betrokkene 7] is bagagemedewerker bij KLM. [290] Direct daarop belt [hoofdverdachte] naar een NN-man en zegt tegen hem dat hij nu naar het werk gaat, waarop de NN-man zegt dat hij al op het werk is en een dienst van twaalf uur, twaalf uur lang heeft. [hoofdverdachte] zegt ‘Oh, mooie dienst, mooie dienst, mooie dienst. [..] En waar lig je? Want ik ga even daar bij die zieke mannen.’ NN-man zegt ‘Ik ben op de dinges, op de loskade.’ [291] Om 13:55 uur belt [hoofdverdachte] weer naar [medeverdachte 15] met de vraag waar hij is en hoe laat hij gaat werken. Deze antwoordt ‘Ik ga straks werken. [..] Twee uurtjes, zo.’ [hoofdverdachte] zegt daarop ‘Twee uurtjes, is goed, ik ga je bellen voor…om even vier voeten te rennen straks, misschien. [..] Ik bel je misschien zo meteen, voor die vier voeten.’ waarop de [medeverdachte 15] tegen [hoofdverdachte] zegt ‘Da’s geen probleem. Ik ben standby.’ [292]
[medeverdachte 15] werkt bij Servesair als bagagemedewerker op Schiphol. [293]
Op 22 augustus 2012 is om 14:10 uur op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een persoon genaamd [koerier] (hierna ook: [koerier]) aangehouden die afkomstig was vanuit Guayaquil (Ecuador). Deze [koerier] was op doorreis naar Barcelona met de vlucht KL1673. In zijn zwarte rolkoffer, bevond zich een kleinere zwarte rolkoffer en daarin bevonden zich een aantal kledingstukken. Onder de kledingstukken lagen 15, in tape gewikkelde, pakketten. In deze pakketten zat een witte substantie welke qua kleur en samenstelling geleek op cocaïne. De inhoud had een netto gewicht van 14.470,6 gram. Er zijn vijftien representatieve monsters genomen en verzonden naar het Douane Laboratorium. Daaruit is gebleken dat alle vijftien monsters cocaïne bevatten. [294]
Op 22 augustus 2012 om 20:04 uur belt [medeverdachte 15] naar [hoofdverdachte]. [hoofdverdachte] zegt direct ‘Dode zaken.’ en vraagt of [medeverdachte 15] even bij hem beneden komt. [295] En om 20:30 uur belt [hoofdverdachte] vervolgens naar [medeverdachte 8]. Deze vraagt hem of alles goed is, waarop [hoofdverdachte] zegt ‘nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee.’ [medeverdachte 8] zegt: ‘Nee?’ waarop [hoofdverdachte] andermaal zegt ‘Nee. [..] Kom je rechtsaf? [..] Ik stap nu in de bus.’ [296]
Op 22 augustus 2012 om 20:50 uur vindt vervolgens in de Mazda van [hoofdverdachte] een gesprek tussen [hoofdverdachte] en [medeverdachte 8] plaats. [medeverdachte 8] vraagt aan [hoofdverdachte] wat er mis is gegaan. [hoofdverdachte] vraagt op zijn beurt of die mensen hebben gezegd dat ze een passagier hebben gestuurd. [medeverdachte 8] bevestigt dit. [hoofdverdachte] zegt ‘Nee [papier geritsel] kijk. Zie je, dit zijn alles, alles.’ waarop [medeverdachte 8] zegt ‘Hmm, dit zijn alle mensen die in het vliegtuig zaten. Hij staat hier niet op. [..] Maar hij is niet aangekomen ook?’ [hoofdverdachte] antwoordt ‘Dat zie, ik zie helemaal niks hier. Nadat [hoofdverdachte] gevraagd heeft of [medeverdachte 8] het ticket nog heeft, kijken ze samen.[..] [hoofdverdachte] geeft even later aan ‘kijk, kijk, kijk…Destination. [..] Barcelona. [..] Zie je, edit. Tag nummer edit.’ [medeverdachte 8] zegt ‘Dus hij was vandaar al vies weggegaan.’ [hoofdverdachte] antwoordt: ‘Deleted kijk. Deleted, zie je. [..] Maar is het een ticket dat ze daar gekocht hebben dan?’ waarop [medeverdachte 8] antwoordt ‘Ja, in Guayaquil gewoon.’ [hoofdverdachte] vraagt vervolgens ‘Heeft degene hun gebeld? [..] Dat ie goed aangekomen is in Barcelona.’ [medeverdachte 8] ontkent dat er gebeld is, hij heeft geen contact meer met hun gehad. Hij zit te wachten op iemand die vanaf Spanje nu weer hier naar toe komt. Even later vraagt hij wat ‘Deleted’ betekent. [hoofdverdachte] zegt ‘Deleted, eraf. [..] Oh kijk, dit had ik voor het eerst gezien, het stond in… Die vlucht ging om 14:00 uur. [..] Maar hij is vertraagd naar 14:15 uur. Waren er nog drie namen in het systeem, waaronder deze. [..] Toen ik weer ging kijken, 14:00 uur, was die naam weg.’ [medeverdachte 8] vraagt ‘Deze naam? [..] Die dit is, betekent dat er iets is?’ [hoofdverdachte] antwoordt hem ‘Ja, dat er iets aan de hand is. Ja, hier staat passenger detail, bagage detail’, waarop [medeverdachte 8] hem vraagt wat dat inhoudt. [hoofdverdachte] antwoordt ‘De gegevens van die persoon toch.’ [hoofdverdachte] zegt daarop ‘Ja, hier een sterretje betekent altijd iets.’ Ze bespreken de betekenissen van het sterretje. Later in het gesprek vraagt [medeverdachte 8] aan [hoofdverdachte]: ‘Oke, dus ik moet gewoon zeggen, hij is gevallen.’ Nog weer later in het gesprek is papier geritsel te horen en zegt [hoofdverdachte] ‘Hier staan allemaal nagezonden labels.’ [medeverdachte 8] zegt ‘Deze moet hij toch op staan? [..] Hier staat ie ook.’ [hoofdverdachte] vraagt of dit dezelfde persoon is, waarop [medeverdachte 8] zegt ‘Ja, hier staat een sterretje achter. [koerier] (fon).’ [hoofdverdachte] reageert: ‘Wacht, wacht, wacht, nu pas zie ik het. Zie je? Kijk… [..] Police departure.’ [medeverdachte 8] vraagt aan [hoofdverdachte] of dat ook in de computer staat, waarop [hoofdverdachte] zegt ‘Ja. Dit is allemaal uit de computer.’ [297]
Bewijsoverweging feit 2 (zaaksdossier B11)
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 22 augustus 2012 tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - het medeplegen van de invoer van 14.470,6 gram cocaïne in Nederland via de luchthaven Schiphol. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in het feit dat hij als Schipholmedewerker toegang had tot de bagagekelder en zodoende aan de hand van tagnummer of andere reizigers- of bagagegegevens op zoek diende te gaan naar de bagage, daaruit de cocaïne diende te halen en deze cocaïne van het beveiligde gebied van Schiphol af diende te krijgen teneinde deze verder in Nederland in te voeren. Dat verdachte in verband met het cocaïnetransport ook daadwerkelijk tevoren van zijn medeverdachte informatie over de reizigers- en bagagegegevens alsmede de vluchtgegevens had gekregen blijkt uit de OVC-gesprekken van 21 augustus 2012 om 12:07,22 augustus 2012 om 01:52 uur en 22 augustus 2012 om 20:50 uur. Voorts leidt de rechtbank uit het laatstgenoemde OVC-gesprek, waar verdachte tegen zijn medeverdachte spreekt over ‘Police departure’ tevens af dat verdachte zich er van bewust is geweest dat de drugskoerier is opgepakt en de door hem te onderkennen cocaïne na de aanhouding van de passagier in beslag is genomen.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting geen openheid van zaken heeft gegeven. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem gevoerde (telefoon)gesprekken en ontmoetingen daarmee niet kunnen wegnemen.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (behoudens de hiervoor onder 4.2 genoemde vrijspraken) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 (zaaksdossier B03):
hij in de periode van 7 maart 2012 tot en met 13 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne
en
hij op 26 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Feit 2:
hij in de periode van 12 mei 2012 tot en met 22 augustus 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders tezamen en in vereniging met anderen:
- op 25 met 2012 ongeveer 8,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B05) en
- op 28 mei 2012 ongeveer 16017 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B06) en
- op 18 juni 2012 ongeveer 6030 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B07) en
- op 18 juni 2012 ongeveer 9942,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B08) en
- op 28 juni 2012 ongeveer 3,5 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B09) en
- op 22 augustus 2012 ongeveer 14.470,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht (zaaksdossier B11.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2, telkens:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) jaar, zulks met aftrek van het voorarrest.
7.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de invoer van acht grote hoeveelheden van in totaal ruim 62 kilogram cocaïne.
Verdachte had als bagagemedewerker toegang tot het beveiligde gebied op Schiphol, waarvan de bagagekelder onderdeel uitmaakt. De rol van verdachte bestond uit het (al dan niet met zijn collega [medeverdachte 2]) onderkennen van bagage waarin cocaïne was verstopt om deze vervolgens buiten het beveiligde gebied van Schiphol te brengen via de personeelsuitgang en dus zonder de douane te hoeven passeren. Bij de geslaagde transporten is gebruik gemaakt van de zogenoemde airbagmethode, waarbij de medewerking van een bagagemedewerker noodzakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zodoende een essentiële rol bij de cocaïnetransporten vervuld. Verdachte heeft daarmee ook zijn dienstbetrekking te Schiphol misbruikt en zodoende het vertrouwen dat door zijn werkgever en de luchthaven Schiphol in hem was gesteld ernstig geschaad.
De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte weliswaar geen initiatiefnemer tot de invoer van deze cocaïne is geweest, maar verdachte had wel contact met diverse personen en groepen die zich bezighielden met het invoeren van cocaïne. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte op één dag soms meerdere afspraken met medeverdachten had over het onderscheppen van bagage met cocaïne. Ook had verdachte een groot aantal mobiele telefoons tot zijn beschikking en is er veel sms- en belverkeer geregistreerd. Daarnaast ontving verdachte ook een financiële vergoeding voor zijn bereidheid en beschikbaarheid in die gevallen waarbij de cocaïne door de autoriteiten op Schiphol werd onderschept. Hij liet zich niet alleen betalen in de vorm van geld, maar deelde bij een geslaagde invoer ook mee in de opbrengst in die zin dat hij een deel van de ingevoerde hoeveelheid cocaïne ontving teneinde deze zelf te verhandelen, zodat hij ook op die manier van de geslaagde cocaïnetransporten kon profiteren.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven en misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer in de samenleving.
De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van cocaïne vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever om de Nederlandse samenleving hiervan te vrijwaren en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt. In dit licht kan tevens worden begrepen dat ook handelingen gericht op voorbereiding of bevordering van invoer van cocaïne met aanzienlijke straffen worden bedreigd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking.
Bij de bepaling van de strafmaat zal de rechtbank met name rekening houden met de rol van verdachte en de duur en intensiteit van zijn betrokkenheid bij het bewezen verklaarde feit. Anders dan bij drugskoeriers - waarbij de getransporteerde hoeveelheid volgens een relatief gedetailleerde systematiek een bepalende maatstaf vormt – draagt de omvang van de feitelijk binnengebrachte hoeveelheid cocaïne in de strafmaat slechts bij in samenhang met voornoemde factoren. Voor de toe te passen strafmaat voor misdrijven als de onderhavige volgt geen algemene regel noch enige cijfermatige motivering te geven.
De rechtbank merkt ten aanzien van verdachte voorts op dat uit het hem betreffende Uittreksel Justitiële documentatie niet is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, is de rechtbank mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de strafmaat, van oordeel dat aan verdachte een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie mede aan de hand van de oriëntatiepunten van het indertijd zogeheten Landelijk Overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van de voorwerpen vermeld op de beslaglijst geen beslissing te nemen, aangezien op al deze voorwerpen conservatoir beslag ex artikel 94a Sv is gelegd.
De rechtbank merkt op dat op 3 september 2012, de dag van aanhouding van verdachte, een strafrechtelijk financieel onderzoek is gestart. Op de onder verdachte in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst, is conservatoir beslag ex artikel 94a Sv gelegd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting opgemerkt dat op alle goederen conservatoir beslag rust, ook als dit niet is vermeld op de beslaglijst. De rechtbank acht dit gelet op het voorgaande aannemelijk. Gelet hierop is de rechtbank niet bevoegd een beslissing over de in beslag genomen voorwerpen te nemen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 ten aanzien van zaaksdossiers B04 en B10 en feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 4.3. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) JAREN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Valk en mr. S.V. Ramdharie, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 14 november 2013.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, C1 pagina 14 e.v., proces-verbaal vaststelling identiteit [hoofdverdachte] met bijlagen, C1, pagina 0001 e.v. en een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 25 februari 2012, pagina 103-111.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, C1 pagina 14 e.v. en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen G1, pagina 92-93.
4.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [medeverdachte 1] met bijlagen, C13, pagina 0001- 0010, het proces-verbaal van bevindingen, G1, onderzoek IBN, C13, pagina 930 e.v., het proces-verbaal digitaal onderzoek, G1, ad 3, pagina 935, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen, G1, pagina 958 en 959 en het loopproces-verbaal van zaakdossier B03 van 20 november 2012, pagina 005.
5.Het proces-verbaal van binnentreden ter aanhouding en doorzoeking woning [adres medeverdachte 1] met bijlagen, G1, pagina 893 e.v. en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen, G1, pagina 957-958.
6.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [medeverdachte 4] met bijlagen, C12, pagina 0001 e.v.
7.Het proces-verbaal vaststelling identiteit van [hoofdverdachte] d.d. 16 februari 2012 met bijlage, C1, pagina 0002 en 0006.
8.De schriftelijke bescheiden, te weten een weergave van het tapgesprek van 13 februari 2012, pagina 080 en een weergave van het tapgesprek van 19 februari 2012, pagina 81.
9.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 20 februari 2012, pagina 082.
10.De schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergaven van de tapgesprekken van 21 februari 2012, pagina 083, en 21 februari 2012, pagina 084.
11.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 februari 2012, pagina 85.
12.Het proces-verbaal van 4e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] op 25 oktober 2012, pagina 472.
13.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het (concept) e-mailbericht van 22 februari 2012, pagina 087.
14.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 februari 2012, pagina 88-89.
15.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 februari 2012, pagina 90.
16.Schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van de tapgesprekken van 23 februari 2012, pagina 92-95.
17.Een schriftelijke bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 23 februari 2012, pagina 96-97.
18.Een schriftelijke bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 23 februari 2012, pagina 98.
19.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het e-mailbericht van 24 februari 2012, pagina 99.
20.Het proces-verbaal van 4e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 25 oktober 2012, pagina 472.
21.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 februari 2012, pagina 100-101.
22.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het (concept) e-mailbericht van 24 februari 2012, pagina 102.
23.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 25 februari 2012, pagina 103-111.
24.Het proces-verbaal van 4e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 25 oktober 2012, pagina 475 en 481.
25.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 van 20 december 2012, pagina 26.
26.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC gesprek van 29 februari 2012, pagina 116-126.
27.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het (concept) e-mailbericht van 29 februari 2012, pagina 127.
28.Het proces-verbaal van 4e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] op 25 oktober 2012, pagina 487-488.
29.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 4 maart 2012, pagina 129-130.
30.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 van 20 december 2012, pagina 33.
31.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 8 maart 2012, pagina 131.
32.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 van 20 december 2012, pagina 35.
33.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 12 maart 2012, pagina 134-139.
34.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 d.d. 20 december 2012, pagina 39.
35.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 13 maart 2012, pagina 138-139.
36.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen van 20 november 2012, G1, pagina 961.
37.Het proces-verbaal bevindingen Bakengegevens B03 van 13 september 2013 (aanvullend proces-verbaal) en het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 d.d. 20 december 2012, pagina 41.
38.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] op 25 oktober 2012, pagina 489-495.
39.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 17 maart 2012, pagina 140-145.
40.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 d.d. 20 december 2012, pagina 41.
41.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 18 maart 2012, pagina 146-150.
42.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 maart 2012, pagina 151-152.
43.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 18 maart 2012, pagina 153-157.
44.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B03 d.d. 20 december 2012, pagina 51.
45.Het proces-verbaal van 4e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 25 oktober 2012, pagina 500.
46.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen van 16 oktober 2012, G1, pagina 96 en 114.
47.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen van 20 november 2012, G1, pagina 961-962 en 979.
48.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van een tapgesprek van 22 maart 2012, pagina 161.
49.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 maart 2012, pagina 166.
50.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 25 maart 2012, pagina 167-172.
51.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen aantreffen postpakketten met verdovende middelen van 16 juli 2012, pagina 178-184.
52.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 5 april 2012 met bijlagen, pagina 185-207.
53.Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 16 april 2012, met kenmerk A065.2.022280 en laboratoriumnummer 3533 X 12, pagina 246-248.
54.Het proces-verbaal van 5e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 1 november 2012, pagina 510.
55.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 27 maart 2012, pagina 173-175.
56.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 28 maart 2012, pagina 176-177.
57.De bijlage bij het 5e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] op 1 november 2012, pagina 515.
58.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [hoofdverdachte] d.d.16 februari 2012, C1, pagina 0001-0005, met bijlagen en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2012, C1, pagina 0014-0033) en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 16 oktober 2012, G1, pagina 92 (nummer 62) en pagina 94 (onder 88).
59.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [medeverdachte 2] d.d. 1 augustus 2012, C2, pagina 0001-0004, met bijlagen en het proces-verbaal van binnentreden ter aanhouding en doorzoeking woning ter inbeslagneming gelegen aan de [adres] Amsterdam d.d. 3 september 2012 met bijlagen, G1, pagina 303-309 en het proces-verbaal van bevindingen IBN woning d.d. 7 september 2012, G1, pagina 318.
60.Het proces-verbaal van bevindingen gebruiker tel. nr. [telefoonnummer medeverdachte 3] - [medeverdachte 3] d.d. 20 juli 2012, C3, pagina 0001-0010, met bijlagen en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 3 oktober 2012, G1, pagina 427.
61.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 3 oktober 2012, C9, pagina 52.
62.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [medeverdachte 6] d.d. 5 oktober 2012, G1, pagina 820-823 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 10 oktober 2012, G1 pagina 830.
63.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 29 oktober 2012, pagina 848.
64.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een weergave van het tapgesprek d.d. 24 mei 2012, pagina 76.
65.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een weergave van het tapgesprek d.d. 24 mei 2012, pagina 77.
66.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een weergave van het tapgesprek d.d. 24 mei 2012, pagina 78.
67.Het proces-verbaal 2e verhoor verdachte [medeverdachte 7] d.d. 3 oktober 2012, C10, pagina 70, 73-76 en 83.
68.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een fotomap, E3 nummer 14, pagina 0014.
69.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] d.d.3 oktober 2012, C10, pagina 71.
70.Het proces-verbaal vaststelling identiteit van [hoofdverdachte] d.d. 16 februari 2012 met bijlage, C1, pagina 0002 en 0006.
71.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 12 mei 2012, pagina 57.
72.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 12 mei 2012, pagina 58.
73.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 12 mei 2012, pagina 59.
74.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 13 mei 2012, pagina 60.
75.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 15 mei 2012, pagina 61.
76.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 15 mei 2012, pagina 62.
77.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 15 mei 2012, pagina 63.
78.Het proces-verbaal van observeren 15 mei 2012, pagina 134-146, het proces-verbaal van vaststelling identiteit [medeverdachte 8] d.d. 20 augustus 2012, C19, pagina 0001-0011.
79.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 20 mei 2012, pagina 64.
80.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 21 mei 2012, pagina 65.
81.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 21 mei 2012, pagina 66.
82.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 21 mei 2012, pagina 67.
83.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 21 mei 2012, pagina 68.
84.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 21 mei 2012, pagina 69.
85.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 mei 2012, pagina 70.
86.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 mei 2012, pagina 71.
87.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 mei 2012, pagina 72.
88.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B05 d.d. 16 november 2012, pagina 14 en het proces-verbaal bevindingen bakengegevens B05 d.d. 17 september 2013 (aanvulling B05, los opgenomen).
89.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 22 mei 2012, pagina 73.
90.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 23 mei 2012, pagina 74.
91.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 23 mei 2012, pagina 75.
92.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 mei 2012, pagina 76.
93.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 mei 2012, pagina 77.
94.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 mei 2012, pagina 78.
95.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 mei 2012, pagina 79.
96.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 mei 2012, pagina 80.
97.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 24 mei 2012, pagina 81.
98.Het proces-verbaal van observeren 24 mei 2012, pagina 147-153.
99.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 25 mei 2012, pagina 82-86.
100.Het loopproces-verbaal van zaaksdossier B05 d.d. 16 november 2012, pagina 20.
101.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2012, E2, pagina 270 en het proces-verbaal van bevindingen Schipholpas gegevens [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, met bijlagen, los opgenomen).
102.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 25 mei 2012, pagina 93.
103.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2012, E2, pagina 259 en 270 en het proces-verbaal van bevindingen Schipholpas gegevens [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen).
104.Het proces-verbaal van bevindingen Schipholpas gegevens [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen).
105.Het proces-verbaal van d.d. 12 juni 2012, E2, pagina 257-274, waaronder vier schriftelijke bescheiden, te weten de foto’s van de camerabeelden op Schiphol van 25 mei 2012 (ook in zaaksdossier B05 opgenomen, pagina 154-157) en het proces-verbaal van bevindingen Schipholpas gegevens [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen).
106.Het proces-verbaal van d.d. 12 juni 2012, E2, pagina 257-274, waaronder vier schriftelijke bescheiden, te weten de foto’s van de camerabeelden op Schiphol van 25 mei 2012 (ook in zaaksdossier B05 opgenomen, pagina 154-157) en het proces-verbaal van bevindingen Schipholpas gegevens [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen).
107.Het proces-verbaal van bevindingen Schipholpas gegevens [hoofdverdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen).
108.Het proces-verbaal van d.d. 12 juni 2012, E2, bijlage pasgegevens [hoofdverdachte], pagina 272.
109.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 25 mei 2012, pagina 100-102.
110.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B05 d.d. d.d. 16 november 2012, pagina 29.
111.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 25 mei 2012, pagina 100-104.
112.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 26 mei 2012, pagina 107-108.
113.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 26 mei 2012, pagina 109-115.
114.Vier schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van de sms-berichten van 27 mei 2012, pagina 116-119.
115.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 27 mei 2012, pagina 120-130.
116.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 27 mei 2012, pagina 120-130 en 132–137.
117.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 27 mei 2012, pagina 131.
118.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 mei 2012, pagina 132.
119.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 mei 2012, pagina 133.
120.Het proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [medeverdachte 7] op 3 oktober 2012, pagina 286.
121.Het proces-verbaal van 3e verhoor verdachte [medeverdachte 7] op 10 oktober 2012, pagina 317.
122.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2012, C1, pagina 0014-0033 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen [adres hoofdverdachte] d.d. 16 oktober 2012, G1, pagina 92-93.
123.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telecommunicatiegebruik van [hoofdverdachte] d.d. 2 april 2012, C1, pagina 0014-0033 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen [adres hoofdverdachte] d.d. 16 oktober 2012, G1, pagina 94.
124.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 2] d.d. 1 augustus 2012, C2, pagina 0001-0004, met bijlagen, het proces-verbaal van binnentreden ter aanhouding en doorzoeking woning ter inbeslagneming gelegen aan de [adres] Amsterdam d.d. 3 september 2012 met bijlagen, G1, pagina 303-309 en het proces-verbaal van bevindingen IBN woning d.d. 7 september 2012, G1, pagina 318.
125.Het proces-verbaal vaststelling identiteit van [hoofdverdachte] d.d. 16 februari 2012, met bijlage, C1, pagina 0002 en 0006.
126.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 27 mei 2012, pagina 127-137.
127.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte (inbewaringstelling) door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Haarlem d.d. 6 september 2012 (los opgenomen).
128.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 27 mei 2012, pagina 141-146.
129.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 13 mei 2012, pagina 110-116.
130.Een viertal schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van de sms-berichten van 27 mei 2012, pagina 123-126.
131.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 27 mei 2012, pagina 127-137.
132.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 27 mei 2012, pagina 138.
133.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 27 mei 2012, pagina 140.
134.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 27 mei 2012, pagina 141-146.
135.Het loopproces-verbaal van zaaksdossier B06 d.d. 15 november 2012, pagina 21.
136.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 mei 2012, pagina 149-150.
137.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 28 mei 2012, pagina 152.
138.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 28 mei 2012, pagina 153.
139.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 28 mei 2012, pagina 154.
140.Het proces-verbaal Observeren d.d. maandag 28 mei 2012 met bijlagen, pagina 178 en het loopproces-verbaal van zaaksdossier B06 d.d. 2 april 2012, pagina 25.
141.Het proces-verbaal Observeren d.d. maandag 28 mei 2012 met bijlagen, pagina 178.
142.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 28 mei 2012, pagina 156.
143.Het proces-verbaal Observeren d.d. maandag 28 mei 2012 met bijlagen, , pagina 178.
144.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 mei 2012, pagina 158.
145.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2012 met bijlage, pagina 190-192 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2012 met bijlagen, pagina 184.
146.Het proces-verbaal d.d. 28 mei 2012, pagina 254.
147.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 31 mei 2012 met bijlagen, pagina 289-306.
148.Een schriftelijk bescheid, zijnde het rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 8 juni 2012, met kenmerk A065.2.038295 en laboratoriumnummer 5958 X 12, dossierpagina 310-311.
149.Het proces-verbaal d.d. 28 mei 2012, pagina 251-253.
150.Het proces-verbaal van onderzoek kleding en/of lichaam d.d. 4 juni 2012, pagina 256.
151.Het proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden d.d. 30 mei 2012, pagina 257-267.
152.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 28 mei 2012, pagina156.
153.Het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek telecommunicatie van [hoofdverdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], pagina C1, pagina 0014-0033.
154.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit van [medeverdachte 9], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria), pagina C7, pagina 0001-0022.
155.Het proces-verbaal van 1e verhoor van [medeverdachte 10] verdachte op 19 september 2012, C8, pagina 93.
156.Een schriftelijk bescheid, inhoudende het OVC-gesprek van 12 mei 2012pagina 121-122.
157.Het proces-verbaal van bevindingen IBN woning [medeverdachte 9] d.d.16 november 2012, G1, pagina 472 en 478-479.
158.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit van [medeverdachte 11] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria), C5, pagina 0001-0005.
159.Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen, [medeverdachte 11], d.d. 17 oktober 2012, G1, pagina 683.
160.Het proces-verbaal van 1e verhoor [medeverdachte 11], pagina 274 en 275.
161.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit van [medeverdachte 12], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nigeria), C7, pagina 0001-0022.
162.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 13 juni 2012, pagina 43.
163.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 13 juni 2012, pagina 44.
164.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 13 juni 2012, pagina 45.
165.Het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goederen [adres] te Amsterdam d.d. 15 oktober 2012, G1, pagina 719 en B07, pagina 338.
166.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 13 juni 2012, pagina 47-48.
167.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het gesprek van 16 juni 2012, pagina 50.
168.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen d.d. 23 mei 2013 n.a.v. beschikking RC in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280090634 (los opgenomen).
169.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 17 juni 2012, dossierpagina 53, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen uitluisteren gesprekken [medeverdachte 11] met raadsvrouw d.d. 25 september 2013 (los opgenomen).
170.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B07 van 21 november 2012, pagina 12-13.
171.Het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goederen [adres] te Amsterdam d.d. 15 oktober 2012, dossier G1 onderzoek IBN verdachte C7, pagina 718 en zaaksdossier B07, pagina 335-339.
172.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 17 juni 2012, pagina 54.
173.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B07 van 21 november 2012, pagina 13-14.
174.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280091788 (los opgenomen).
175.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 57-58.
176.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280091791 (los opgenomen).
177.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B07 van 21 november 2012, pagina 18.
178.De schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergaven van de tapgesprekken van 18 juni 2012, pagina 62-65.
179.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 18 juni 2012, pagina 66-67.
180.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280092234 (los opgenomen).
181.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280092236 (los opgenomen).
182.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 71.
183.Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen verdovende middelen maandag 18 juni 2012, pagina 90-92.
184.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 21 juni 2012 met bijlagen, pagina 95-138.
185.Een schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium Amsterdam d.d. 4 juli 2012, met kenmerk 6760 X 12, pagina 139-140.
186.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280092466 (los opgenomen).
187.De schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van de sms-berichten van 18 juni 2012, pagina 75-76.
188.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 77.
189.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummers 280092471 en 280092473 (los opgenomen).
190.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280092484 (los opgenomen).
191.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 86.
192.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 18 juni 2012, pagina 83-85.
193.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280092493 (los opgenomen).
194.Het proces-verbaal van bevindingen verzoek onderzoekshandelingen n.a.v. beschikking in de zaak van [hoofdverdachte], inhoudende de weergave van het tapgesprek met gespreksnummer 280091791 (los opgenomen).
195.Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen goederen woning [medeverdachte 9], G1, pagina 505 en 540 e.v. (foto’s 30, 31, 32 en 33 en B07, pagina 261, alsmede het proces-verbaal van bevindingen laptop [medeverdachte 9], G1, pagina 601.
196.Het proces-verbaal van onderzoek in beslag genomen goederen [adres] te Amsterdam, G1, pagina 717-738.
197.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 11], pagina 272-280.
198.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2012, C1, pagina 0014-0033 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen [adres hoofdverdachte] d.d. 16 oktober 2012, G1, onder 62, pagina 92-93.
199.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit van [medeverdachte 13] d.d. 11 juli 2012, C15, pagina 0001-0032 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 8 november 2012, G1, pagina 1001-1008.
200.Het proces-verbaal vaststelling identiteit van [hoofdverdachte] d.d. 16 februari 2012, met bijlage, C1, pagina 0002 en 0006.
201.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 11 juni 2012, pagina 22.
202.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 17 juni 2012, pagina 25.
203.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 17 juni 2012, pagina 26.
204.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 27.
205.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 28.
206.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 29.
207.Het proces-verbaal d.d. 18 juni 2012, pagina 54-58.
208.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 6 juli 2012 met (foto)bijlagen, pagina 65-91 en een schriftelijk bescheid, inhoudende het rapport van het Douanelaboratorium te Amsterdam d.d. 13 juli 2012, met kenmerk A065.2.043764 en laboratoriumnummer 7230 X 12, pagina 92-93.
209.Een drietal schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van de drie tapgesprekken van 18 juni 2012, pagina 30-32.
210.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 18 juni 2012, pagina 33.
211.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 34.
212.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 35.
213.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 juni 2012, pagina 36.
214.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 18 juni 2012, pagina 39-41.
215.Het proces-verbaal van observeren maandag 18 juni 2012, pagina 50-53 en het proces-verbaal van vaststelling identiteit van [medeverdachte 13] d.d. 11 juli 2012, C15, pagina 0001-0032.
216.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 18 juni 2012, pagina 43-48.
217.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2012, C1, pagina 14-33 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen [adres hoofdverdachte] van 16 oktober 2012, G1 onder 62, pagina 92-93.
218.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telecommunicatiegebruik van [hoofdverdachte] van 2 april 2012, C1, pagina 0014-0033 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen [adres hoofdverdachte] van 16 oktober 2012, G1 onder 88, pagina 94.
219.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2012, C3, pagina 1-21 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen van 3 oktober 2012, G1, pagina 427.
220.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit van 7 augustus 2012, C17, pagina 0001-0020 en het proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [betrokkene 1] van 31 oktober 2012, C17, pagina 0051.
221.Het proces-verbaal vaststelling identiteit van [hoofdverdachte] van 16 februari 2012, met bijlage, C1, pagina 0002 en 0006.
222.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 009 en twee schriftelijke bescheiden, te weten twee prints van camerabeelden van 28 juni 2012, pagina 065-066.
223.Het proces-verbaal van bevindingen Schipholpasgegevens d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen) en het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 009.
224.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 010 en een schriftelijk bescheid, te weten het een print van camerabeelden van 28 juni 2012, pagina 067.
225.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 43.
226.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 011 en een schriftelijk bescheid, te weten een print van camerabeelden van 28 juni 2012, pagina 069.
227.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 44.
228.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 012 en twee schriftelijke bescheiden, te weten twee prints van camerabeelden van 28 juni 2012, pagina 070-071.
229.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 46.
230.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 47.
231.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 48.
232.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 d.d. 20 november 2012, pagina 013 en twee schriftelijke bescheiden, te weten twee prints van camerabeelden van 28 juni 2012, pagina 072-073.
233.Het proces-verbaal van bevindingen Schipholpasgegevens d.d. 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen) en het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 013.
234.Het proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [betrokkene 1] van 31 oktober 2012, C17, pagina 58.
235.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 50.
236.Het proces-verbaal van bevindingen Schipholpasgegevens van 6 augustus 2013 (aanvulling, los opgenomen) en het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 014.
237.Een schriftelijk bescheid, te weten een print van camerabeelden van 28 juni 2012 om 21:58 uur, pagina 074 en het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 014.
238.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B09 van 20 november 2012, pagina 014. De rechtbank merkt ten aanzien van de bakengegevens in zaaksdossier B09 op dat deze zich weliswaar niet in het thans onderhavige zaaksdossier bevinden, maar zijn gerelateerd in het op ambtseed opgemaakte loopproces-verbaal, welke de rechtbank zal bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
239.Het proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [betrokkene 1] van 31 oktober 2012, C17, pagina 59.
240.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 51.
241.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 28 juni 2012, pagina 52.
242.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 28 juni 2012, pagina 53.
243.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van. 28 juni 2012, pagina 54
244.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 30 juni 2012, pagina 59.
245.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 30 juni 2012, pagina 60.
246.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 30 juni 2012, pagina 62.
247.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [hoofdverdachte] d.d.16 februari 2012, C1, pagina 0001-0005, met bijlagen, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2012, C1, pagina 0014-0033 en het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 16 oktober 2012, G1, pagina 94, alsmede het loopproces-verbaal in zaaksdossier B11, pagina 003.
248.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [medeverdachte 8] d.d. 20 augustus 2012, C19, pagina 0001-0011.
249.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek IBN goederen d.d. 16 oktober 2012, G1, pagina 94.
250.Het proces-verbaal van observeren 21 augustus 2012, pagina 102-106.
251.Het proces-verbaal van vaststelling identiteit [medeverdachte 8] d.d. 20 augustus 2012, C19, pagina 0001-0011.
252.Het proces-verbaal vaststelling identiteit van [hoofdverdachte] d.d. 16 februari 2012, met bijlage, C1, pagina 0002 en 0006.
253.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 30 juli 2012, pagina 40.
254.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 30 juli 2012, pagina 43.
255.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 30 juli 2012, pagina 44.
256.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B11 van 16 november 2012, pagina 7 en het proces-verbaal van bevindingen bakengegevens B11 van 13 september 2013 (aanvulling B11, los opgenomen).
257.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 1 augustus 2012, pagina 45.
258.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 4 augustus 2012, pagina 46.
259.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B11 van 16 november 2012, pagina 008 en het proces-verbaal van bevindingen bakengegevens B11 van 13 september 2013 (aanvulling B11, los opgenomen).
260.De schriftelijk bescheiden, inhoudende de weergave van de sms-berichten d.d. 6 augustus 2012, pagina 49-50.
261.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B11 van 16 november 2012, pagina 008 en het proces-verbaal van bevindingen bakengegevens B11 van 13 september 2013 (aanvulling B11, los opgenomen).
262.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 8 augustus 2012, pagina 52.
263.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 8 augustus 2012, pagina 53.
264.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B11 van 16 november 2012, pagina 009 en 010 en het proces-verbaal van bevindingen bakengegevens B11 van 13 september 2013 (aanvulling B11, los opgenomen).
265.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 11 augustus 2012, pagina 56.
266.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 11 augustus en 12 augustus 2012, pagina 58-59.
267.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 12 augustus 2012, pagina 60.
268.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 12 augustus 2012, pagina 61.
269.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 12 augustus 2012, pagina 62.
270.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B11 d.d. 16 november 2012, pagina 11 en het proces-verbaal van bevindingen bakengegevens B11 van 13 september 2013 (aanvulling B11, los opgenomen).
271.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 13 augustus 2012, pagina 63.
272.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 14 augustus 2012, pagina 64-65.
273.Een schriftelijk bescheid, inhoudende het tapgesprek van 14 augustus 2012, pagina 66.
274.Het loopproces-verbaal zaaksdossier B11 van 16 november 2012, pagina 14 en het proces-verbaal van bevindingen bakengegevens B11 van 13 september 2013 (aanvulling B11, los opgenomen).
275.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 15 augustus 2012, pagina 68.
276.Het loopproces-verbaal d.d.16 november 2012, dossierpagina 015.
277.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 16 augustus 2012, pagina 69.
278.Twee schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 16 augustus 2012, pagina 70-71.
279.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 17 augustus 2012, pagina 73.
280.De schriftelijke bescheiden, inhoudende de weergave van de tapgesprekken van 17 en 18 augustus 2012, pagina 74-75.
281.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 18 augustus 2012, pagina 76.
282.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 19 augustus 2012, pagina 77-78.
283.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het sms-bericht van 20 augustus 2012, pagina 79.
284.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 21 augustus 2012, pagina 80.
285.Het proces-verbaal van observeren dinsdag 21 augustus 2012, pagina 102-106 en een schriftelijk bescheid, inhoudende het OVC-gesprek van 21 augustus 2012, pagina 82-83.
286.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 augustus 2012, pagina 84.
287.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het OVC-gesprek van 22 augustus 2012, pagina 85.
288.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van een (poging tot) een tapgesprek van 22 augustus 2012, pagina 086.
289.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 augustus 2012, pagina 87 en het proces-verbaal van identiteit [betrokkene 7] d.d. 22 november 2012, C23, pagina 0001-0004.
290.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 7] d.d. 28 november 2012, C23, pagina 40.
291.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 augustus 2012, pagina 88.
292.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 augustus 2012, pagina 95 en het proces-verbaal van 3e verhoor [medeverdachte 15] op 30 november 2012, C21, pagina 062.
293.Het proces-verbaal van 1e verhoor van [medeverdachte 15] op 28 november 2012, C21, pagina 040.
294.Het proces-verbaal van 22 augustus 2012, pagina 359-361, het proces-verbaal van 23 augustus 2012, pagina 362-363, het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 27 augustus 2012, pagina 422-426 en een schriftelijk bescheid, inhoudende het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 4 september 2012, kenmerk A065.2.060850 en laboratoriumnummer 8690 X 12, pagina 431-432.
295.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van het tapgesprek van 22 augustus 2012, pagina 97 en het proces-verbaal van 3e verhoor [medeverdachte 15] op 30 november 2012, C21, pagina 064.
296.Een schriftelijk bescheid, inhoudende het tapgesprek d.d. 22 augustus 2012 om 20:30 uur (zaaksdossier B11, pagina 98).
297.Een schriftelijk bescheid, inhoudende het OVC-gesprek d.d. 22 augustus 2012 om 20:50 uur (zaaksdossier B11, pagina 99-101).