In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting die twee zwembaden exploiteert en de inspecteur van de Belastingdienst. De stichting had verzocht om aangemerkt te worden als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De inspecteur had dit verzoek afgewezen, omdat de activiteiten van de stichting volgens hem voornamelijk gericht waren op de particuliere belangen van de betalende bezoekers van de zwembaden, en niet op het algemeen nut. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de doelstellingen van de stichting en de aard van de aangeboden activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van de stichting, hoewel ze ook een gunstig effect op het welzijn van de bezoekers hebben, primair gericht zijn op recreatie en ontspanning voor de bezoekers. Dit betekent dat de stichting niet voldoet aan de eis dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient, zoals vereist voor de ANBI-status. De rechtbank heeft de afwijzing van de inspecteur bevestigd en het beroep van de stichting ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de juridische definitie van een ANBI en de criteria waaraan een instelling moet voldoen om als zodanig te worden aangemerkt.