ECLI:NL:RBNHO:2013:5133

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
427039 - CV EXPL 13-69
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een onderhoudsverplichting uit een echtscheidingsconvenant

In deze zaak heeft eiser een vordering ingesteld tot nakoming van een onderhoudsverplichting die is opgenomen in een echtscheidingsconvenant. De vordering is ingediend op 28 december 2012, waarna gedaagde verweer heeft gevoerd. Na een tussenvonnis van de kantonrechter op 28 januari 2013 hebben beide partijen aanvullende stukken ingediend. De kantonrechter heeft vervolgens op 13 mei 2013 uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vordering tot nakoming van de onderhoudsverplichting alleen kan worden ingediend via een verzoekschriftprocedure, zoals voorgeschreven in artikel 798 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad van 2 mei 2003, waarin werd bepaald dat in zaken betreffende levensonderhoud en studie, de verzoekschriftprocedure dwingend is voorgeschreven. De kantonrechter heeft het verzoek van partijen om de zaak te behandelen op basis van artikel 96 Rv afgewezen, omdat dit alleen van toepassing is op zaken die met een dagvaarding zijn ingeleid.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de zaak moet worden verwezen naar de Afdeling Privaatrecht, sectie Familie en Jeugd van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De procedure dient in de stand waarin deze zich bevindt te worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. De beslissing is op 13 mei 2013 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 427039 \ CV EXPL 13-69 BL
Uitspraakdatum: 13 mei 2013

Vonnis in de zaak van:

[naam eiser], wonende te[plaats]

eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.M. Koopman, advocaat te Alkmaar
[nummer]
tegen

[naam gedaagde], [adres]

gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

Het procesverloop

1.
[eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 28 december 2012. [gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd. Naar aanleiding van het tussenvonnis van de kantonrechter van 28 januari 2013 hebben beide partijen een akte en antwoordakte genomen. Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.

Het geschil en de beoordeling daarvan

2.
Naar aanleiding van het vonnis van 28 januari 2013 hebben partijen laten weten dat zij de zaak inmiddels aan de kantonrechter willen voorleggen op grond van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter gaat niet mee in dit verzoek van partijen. Zoals in het vonnis van 28 januari 2013 al is overwogen, volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 2 mei 2003 (LJN: AF8125) dat in zaken betreffende levensonderhoud en studie, verschuldigd op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het volgen van de verzoekschriftprocedure dwingend is voorgeschreven. Dat geldt blijkens die uitspraak ook als de zaak ziet op een vordering tot nakoming van een alimentatieovereenkomst, waarin een afspraak over levensonderhoud en studie is neergelegd. Ook in deze zaak gaat het om een vordering tot nakoming van een onderhoudsverplichting die is opgenomen in een echtscheidingsconvenant. Dat betekent dat de vordering alleen kan worden ingediend door middel van een verzoekschrift, waarbij de regels gelden genoemd in artikel 798 e.v. Rv. Gelet daarop acht de kantonrechter het niet mogelijk en niet wenselijk dat deze zaak wordt beoordeeld en behandeld in het kader van artikel 96 Rv. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat artikel 96 Rv in beginsel alleen van toepassing is in zaken die worden ingeleid met een dagvaarding, en niet in geval van een verzoekschriftprocedure. De enkele omstandigheid dat gedaagde in geval van verwijzing van de zaak naar de Afdeling Privaatrecht, sectie Familie en Jeugd van de rechtbank een advocaat moet inschakelen en griffierecht verschuldigd is, weegt onvoldoende zwaar om tot een ander oordeel te komen.
3.
De conclusie van het voorgaande is dat de zaak met toepassing van artikel 69 Rv zal worden verwezen naar de Afdeling Privaatrecht, sectie Familie en Jeugd van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het bevel dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure.

De beslissing

De kantonrechter:
Verwijst de zaak naar de Afdeling Privaatrecht, sectie Familie en Jeugd van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar.
Beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 13 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter