ECLI:NL:RBNHO:2013:6085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
15/740634-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïnehandel

In deze zaak heeft de Meervoudige Strafkamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 onder B van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne in de periode van 22 februari 2010 tot en met 5 november 2010. De rechtbank heeft echter een partiële vrijspraak uitgesproken voor het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de vereiste bewuste en nauwe samenwerking met anderen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten meegewogen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich gedurende een periode van ongeveer negen maanden schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, wat schadelijk is voor de gezondheid van personen en vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van twaalf maanden had geëist, gematigd, omdat de verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en tot het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740634-10 (onderzoek Panda)
Uitspraakdatum: 7 mei 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 april 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te Haarlem,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van der Putte en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. A.W.T. Klappe, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na ter terechtzitting van 11 april 2011 toegestane nadere omschrijving van de tenlastelegging op grond van artikel 314a Sv, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2010 tot en met 5 november 2010 te Haarlem althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot (partiële) vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen en voor het overige tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat aan de stukken van het dossier alsmede het onderzoek ter terechtzitting niet het wettige en overtuigende bewijs is te ontlenen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan. Het strafdossier bevat weliswaar aanwijzingen dat verdachte bij meerdere drugsdeals in het bijzijn van een ander of anderen is geweest, maar hieruit kan niet zonder meer de voor het bewijs van medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking worden afgeleid. Verdachte dient in zoverre te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Inleidende opmerkingen
In januari en februari 2009 worden bij de politie twee anonieme brieven bezorgd waarin de politie wordt gewezen op een groep Marokkaanse jongeren die handelen in verdovende middelen. Naar aanleiding van deze brieven wordt het onderzoek Brief gestart. In mei 2009 wordt op basis van informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) de aandacht van de politie onder meer gevestigd op verdachte. In juni 2009 wordt het onderzoek beëindigd wegens capaciteitsproblemen. In februari 2010 wordt naar aanleiding van de eerdere bevindingen in het onderzoek Brief een nieuw onderzoek gestart onder de naam Panda, waarbij onder meer onderzoek wordt gedaan naar telecommunicatie, wordt geobserveerd en getuigen worden gehoord. [2]
Ten aanzien van de tenlastelegging
Uit het onderzoek blijkt dat er verschillende dealtelefoons worden gebruikt. Het telefoonnummer eindigend op 8228 is vanaf 22 februari 2010 tot 27 april 2010 in gebruik geweest bij de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 1222, dat medio april 2010 in gebruik wordt genomen en welks gebruiker later wordt geïdentificeerd als zijnde verdachte. Uit afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken blijkt dat verdachte aan het eind van de zojuist genoemde periode aan personen die hem bellen meedeelt dat het telefoonnummer eindigend op 8228 zijn oude nummer is en dat hij een nieuw telefoonnummer heeft. [3]
In de periode van 15 april 2010 tot en met 16 juni 2010 is (ook) het telefoonnummer eindigend op 1222 in gebruik geweest bij verdachte. [4]
Vanaf medio juni 2010 is het telefoonnummer eindigend op 2468 bij verdachte in gebruik geweest. [5]
Op basis van de beluisterde gesprekken die werden gevoerd met de mobiele telefoons met telefoonnummers eindigend op 2468 en 1222, beide in gebruik bij verdachte, zijn lijsten aangemaakt met daarop de afnemers en de bijbehorende telefoonnummers. Telling van de contacten op deze telefoonlijsten leerde dat daarop in totaal 125 bij de politie bekende afnemers van verdovende middelen voorkwamen. [6]
In de periode van 22 februari 2010 tot en met 16 april 2010 zoekt afnemer [afnemer] op zesendertig dagen contact met het telefoonnummer eindigend op 8228. [7] Op 16 april 2010 sms’t [afnemer] naar verdachte de tekst: “50 onder het steentje 1 voor jou een voor mij groetjes”. [afnemer] verklaart dat hij al ongeveer tien jaar bijna dagelijks cocaïne gebruikt en dat hij de cocaïne al jaren bestelt bij dezelfde groep dealers. Ook verklaart hij dat het sms-bericht een drugsbestelling betreft die hij heeft geplaatst bij zijn dealer. [afnemer] denkt dat hij verdachte herkent op de aan hem getoonde politiefoto als één van de dealers. [afnemer] verklaart dat hij een kleine dikke Marokkaan als dealer had. [8] Verdachte is van Marokkaanse afkomst en heeft een gezet postuur. [9]
In de periode van 15 april 2010 tot en met 16 juni 2010 zoekt [afnemer] op vijftig dagen contact met het telefoonnummer eindigend op 1222. [10] Op 16 juni 2010 parkeert verdachte omstreeks 20:12 uur zijn auto voor een woning aan de [adres] in Heemstede en verlaat de auto. Omstreeks 20:13 uur stapt verdachte weer in de auto en vertrekt hij. [11] [afnemer] heeft verklaard dat hij woonachtig is aan de [adres] in Heemstede en dat de door hem bestelde cocaïne bij hem thuis wordt afgeleverd. [12]
Uit opgenomen en uitgeluisterde gesprekken van het telefoonnummer eindigend op 1222 blijkt voorts dat verdachte op 27 mei 2010 omstreeks 14:16 uur wordt gebeld door afnemer [afnemer 1], die vraagt of verdachte langs kan komen. [13] Verdachte antwoordt dat het een half uur kan duren omdat het druk is. Op 27 mei 2010 omstreeks 15:17 uur komt verdachte aan bij een woning aan de [adres] te Haarlem. Verdachte staat vervolgens tegenover een man die even daarvoor uit de woning aan de [adres] was gekomen. Verdachte raakt kort de handen van deze man aan en volgt daarna de man die de voornoemde woning binnengaat. Omstreeks 15:18 uur verlaat verdachte de woning weer en vertrekt in een aldaar geparkeerde Alfa Romeo. [14] [afnemer 1] verklaart dat hij op het voornoemde adres woonachtig is en dat hij twee à drie keer per week cocaïne gebruikt. [afnemer 1] neemt de cocaïne af bij twee Turkse of Marokkaanse jongens. [afnemer 1] herkent verdachte op de hem getoonde politiefoto onder de naam ‘[bijnaam]’. [afnemer 1] verklaart dat hij gedurende een jaar twee à drie keer per week cocaïne heeft afgenomen van verdachte en dat hij onder meer het hiervoor genoemde telefoongesprek op 27 mei 2010 met verdachte heeft gevoerd. [15]
Op 7 juni 2010 omstreeks 13.12 uur wordt verdachte op het telefoonnummer eindigend op 1222 gebeld door [afnemer 2] die vraagt of verdachte bij [afnemer 2] langs kan wippen. Verdachte zegt dat het een kwartiertje duurt. [16]
Op 7 juni 2010 omstreeks 13:30 uur belt verdachte aan bij de woning aan de [adres] te Heemstede en gaat vervolgens deze woning binnen. [17] Uit de Gemeentelijke BasisAdministratie blijkt dat op dit adres woonachtig is[afnemer 2], die bij de politie ambthalve bekend staat als harddrugsgebruiker. [18] Twee minuten nadat hij de woning is binnen gegaan verlaat verdachte deze weer. [19]
Afnemer [afnemer 3] verklaart dat hij sinds juni 2008 twee à drie keer per week cocaïne afneemt van een groepje Turkse/Marokkaanse jongens. [20] [afnemer 3] herkent verdachte op de hem getoonde politiefoto en verklaart dat hij deze persoon kent onder de namen ‘[bijnaam]’ en‘[bijnaam 1]’. Het telefoonnummer van [afnemer 3] komt in de periode van 23 februari 2010 tot en met 18 november 2010 voor in de printlijsten van de telefoonnummers eindigend op 8228, 1222 en 2468, in gebruik bij verdachte. [21] Op 26 oktober 2010 krijgt [afnemer 3] een sms-bericht met de tekst: “Ey, hoe is het. Tijdje geleden. Dit is het nieuwe nummer. Groetjes [bijnaam] en [bijnaam 1].” [22]
Afnemer [afnemer 4] verklaart dat hij ongeveer één keer per twee weken cocaïne gebruikt. [afnemer 4] bestelt bij een groep dealers van Marokkaanse afkomst. [afnemer 4] herkent de aan hem getoonde verslagen van gesprekken met verdachte. [23] Het telefoonnummer van [afnemer 4] komt in de periode van 22 februari 2010 tot en met 7 oktober 2010 en die van 13 augustus 2010 tot en met 22 oktober 2010 voor in de printlijsten van de telefoonnummers eindigend op 8228, 1222 en 2468, in gebruik bij verdachte. [24] [afnemer 4] herkent verdachte op de aan hem getoonde politiefoto en verklaart dat hij meerdere keren cocaïne heeft gekocht van verdachte. [afnemer 4] verklaart dat hij sinds ongeveer één jaar bij verdachte cocaïne kocht. [25]
Afnemer [afnemer 5] verklaart dat hij het nummer van verdachte, die hij kent als ‘[bijnaam 1]’, begin 2010 heeft gekregen van een jongen op een feestje. [afnemer 5] heeft voor het eerst cocaïne bij verdachte besteld rond Koninginnedag 2010. Een bestelling plaatste [afnemer 5] telkens telefonisch, waarna hij van ‘[bijnaam 1]’ hoorde waar hij ‘[bijnaam 1]’ kon ontmoeten voor de overdracht van de cocaïne. [afnemer 5] herkent de aan hem getoonde verslagen van gesprekken als die van door hem gevoerd met ‘[bijnaam 1]’. Ook herkent [afnemer 5] verdachte op een aan hem getoonde politiefoto als ‘[bijnaam 1]’. [26]
Afnemer [afnemer 6] verklaart dat hij voor de duur van ongeveer een jaar af en toe cocaïne koopt bij een persoon die zich ‘Ben’ noemt. [afnemer 6] wordt een telefoongesprek getoond dat tussen hem en ‘[bijnaam 1]’ is gevoerd op 4 september 2010 waarop hij verklaart dat dat telefoongesprek ging om een drugstransactie. [afnemer 6] herkent verdachte op de hem getoonde politiefoto als de persoon die zich ‘[bijnaam 1]’ noemt. [27]
Gezien het vorenstaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode van 22 februari 2010 tot en met 5 november 2010, al dan niet met tussenpozen, schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 22 februari 2010 tot en met 5 november 2010 te Haarlem meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de straf
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer negen maanden (al dan niet met tussenpozen) schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft door deze stof te verhandelen een actieve bijdrage geleverd aan het ontstaan en behoud van deze soort overlast.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf op zichzelf in overeenstemming is met de straf die bij veroordeling ter zake van vergelijkbare strafbare feiten pleegt te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name in de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit reeds van enige tijd geleden dateert alsmede in het feit dat verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen, echter reden de eis van de officier van justitie enigzins anders vorm te geven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd en voorts dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert;
verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
veroordeelt verdachte tot het verrichten van TWEEHONDERDENVEERTIG (240) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen door HONDERDENTWINTIG (120) DAGEN hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. M.M. Kruithof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 7 mei 2013.
Mr. Kruithof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal verdachte 1. [verdachte 1] d.d. 17 maart 2010 (dossiermap 3A, p. 1265 t/m 1304E).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2010 (dossiermap 1, p. 120-123) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2010 (dossiermap 1, p. 105-108).
4.Het proces-verbaal van analyse deallijnen [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte] d.d. 20 januari 2011 (dossiermap 1, p. 151).
5.Tapgesprekgegevens: TA 2468 (dossiermao 6, p. 1 - 35) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2010 (dossiermap 6, p. 1-2)..
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2010 (dossiermao 1, p. 115).
7.Het proces-verbaal van analyse deallijnen [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte] d.d. 20 januari 2011 (dossiermap 1, p. 150).
8.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer] d.d. 9 december 2010 (dossiermap 4, p. 220-225).
9.(Bijvoorbeeld) de foto in dossiermap 4, p. 353).
10.Het proces-verbaal van analyse deallijnen [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte] d.d. 20 januari 2011 (dossiermap 1, p. 151).
11.Het proces-verbaal van observeren woensdag 16 juni 2010 d.d. 17 juni 2010 (dossiermap 1, p. 278-284).
12.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer] d.d. 9 december 2010 (dossiermap 4, p. 222).
13.De tapgesprekken taplijn TA-1222 (dossiermap 5, p. 3 gesprek 216).
14.Het proces-verbaal van observeren donderdag 27 mei 2010 d.d. 28 mei 2010 (dossiermap 1, p. 225-229).
15.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 1] d.d. 11 december 2010 (dossiermap 4, p. 236-242).
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2010 (dossiermap 6, Tapgegevens 06-21421222, p. 2 en 3).
17.Het proces-verbaal van observeren 7 juni 2010 d.d. 8 juni 2010 (dossiermap 1, p. 250).
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2010 (aanmerken [verdachte] als verdachte), p. 3 (dossiermap 5).
19.Het proces-verbaal van observeren 7 juni 2010 d.d. 8 juni 2010 (dossiermap 1, p. 250).
20.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 2] d.d. 23 november 2010 (dossiermap 4, p. 65-74).
21.Het hoofd proces-verbaal van onderzoek Panda d.d. 21 maart 2011 (dossiermap 1, p. 52).
22.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 2] d.d. 23 november 2010 (dossiermap 4, p. 65-74).
23.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 3] d.d. 14 december 2010 (dossiermap 4, p. 280-285).
24.Het hoofd proces-verbaal van onderzoek Panda d.d. 21 maart 2011 (dossiermap 1, p. 54).
25.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 3] d.d. 14 december 2010 (dossiermap 4, p. 280-285).
26.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 4] d.d. 16 december 2010 (dossiermap 4, p. 289-298).
27.Het proces-verbaal van verhoor van [afnemer 6] d.d. 7 december 2010 (dossiermap 4, p. 195-198).