Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2013 in de zaak tussen
Stichting RTV Noord-Holland, te Amsterdam, eiseres
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Daarbij blijkt, aldus verweerder, uit het BDO rapport dat eiseres in 2012 tenminste het niveau van de jaren 2004-2011 kan voortzetten. Volgens verweerder is niet in geschil dat het media aanbod van eiseres in die jaren als kwalitatief hoogwaardig kan worden beschouwd. Met een lagere bekostiging kan eiseres nog steeds voorzien in een kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, waarbij tenminste het activiteitenniveau van 2004 wordt behaald. Te meer nu eiseres beschikt over een ruim eigen vermogen.
Uit het enkele feit dat het Commissariaat voor de Media niet handhavend heeft opgetreden ten aanzien van de programmering van eiseres, kan niet worden afgeleid dat voldaan wordt aan de kwaliteitseis. Nog daargelaten of het de taak is van het Commissariaat voor de Media om handhavend op te treden indien geen sprake is van een kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, hetgeen volgens eiseres ter discussie staat.
Het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder d, van de Mediawet, namelijk dat het media-aanbod onafhankelijk dient te zijn van overheidsinvloeden, ontslaat verweerder niet van de uit artikel 2.170 van de Mediawet voortvloeiende verplichting te motiveren dat de bekostiging een kwalitatief hoogwaardig media-aanbod mogelijk maakt. Verweerder dient hier, al dan niet in samenspraak met eiseres, met oog op te nemen bekostigingsbesluiten criteria voor te ontwikkelen zolang er geen (landelijke) kwaliteitsnormen bestaan.
Eiseres heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat verweerder aan het feit dat eiseres een ruim eigen vermogen en een goede liquiditeitspositie heeft niet de conclusie mag verbinden dat deze gelden, zonder gevaar voor de continuïteit van de bedrijfsvoering, kunnen worden ingezet. Het eigen vermogen van eiseres bestaat uit een risicoreserve welke volgens eiseres grotendeels bestemd is voor nieuwe huisvesting met oog op het aflopen van het huidige huurcontract in 2018. Eiseres heeft deze reserve opgebouwd door te sparen op de bank, zodat de risicoreserve en de goede liquiditeitspositie twee kanten zijn van dezelfde medaille. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om, gelet op deze wijze van reservering door eiseres in voorgaande jaren, al eerder de bekostiging hierop af te stemmen. Evenmin is gebleken dat verweerder eiseres in het kader van de bekostiging aanwijzingen heeft gegeven met betrekking tot de opbouw van het eigen vermogen en reserves. Aldus heeft verweerder impliciet ingestemd met deze keuze in de financiële bedrijfsvoering door eiseres. Onder deze omstandigheden kan de aanwezigheid van een eigen vermogen, dat voor een belangrijk deel bestaat uit liquide middelen, dan ook niet worden gebruikt als argument voor de verlaging van de bekostiging. Dat digitaal werken leidt tot kostenbesparing en dat vanwege het ontbreken van relevante sturingsinformatie efficiency voordelen zijn te behalen door eiseres, zijn ten slotte louter beweringen van BDO die niet zijn onderbouwd.
Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder tevens te betrekken de inmiddels bekende gegevens over het boekjaar 2012 waaronder de feitelijk in 2012 ontvangen reclamegelden.