ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ0437

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C/15/199864 / KG RK 13-55
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot conservatoir beslag wegens onvoldoende informatie in het beslagrekest

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. [A], had verzocht om verlof om beslag te leggen op een onroerende zaak die toebehoorde aan de gerekwestreerde. Dit verzoek was gebaseerd op een lopende procedure tussen verzoekster en gerekwestreerde, waarin verzoekster een bedrag van € 47.356,55 in reconventie vorderde en haar schade begrootte op € 75.000,--.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de Beslagsyllabus. Volgens artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn partijen verplicht om alle relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Verzoekster had in haar beslagrekest niet alle lopende, doorlopen of beëindigde procedures vermeld die relevant waren voor de beoordeling van de zaak. Bovendien ontbrak een voldoende feitelijke omschrijving van de vordering en de grondslag daarvan, evenals de verweren van de gerekwestreerde.

Ondanks dat verzoekster de gelegenheid kreeg om haar verzoek aan te passen en aanvullende stukken te overleggen, voldeed zij niet aan de eisen die in de Beslagsyllabus waren gesteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek tot beslaglegging niet voldoende onderbouwd was en dat de informatie die was verstrekt, misleidend was. Hierdoor werd het verzoek afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rekestnummer: C/15/199864 / KG RK 13-55
Beschikking van de voorzieningenrechter van 4 februari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NORTH SEA EXPLOITATIE MIJ. B.V.,
gevestigd te Haarlem,
verzoekster,
advocaat mr. [A] te [plaats].
1. Het verzoek
1.1. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 31 januari 2013, heeft mr. [A] voornoemd, optredend als advocaat namens verzoekster, verzocht om verlof te verlenen om ten laste van
[gerekwestreerde],
wonende te [plaats],
gerekwestreerde,
conservatoir beslag te doen leggen op de aan gerekwestreerde in eigendom toebehorende onroerende zaak te [plaats].
1.2. Aan haar verzoek heeft verzoekster ten grondslag gelegd (1) dat tussen haar en gerekwestreerde een procedure aanhangig is bij deze rechtbank, (2) dat daarin door verzoekster in reconventie een bedrag van € 47.356,55 is gevorderd, en (3) dat zij haar schade begroot op € 75.000,--.
2. De beoordeling
2.1. Op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn partijen verplicht alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Dit gebod geldt ook bij een beslagrekest (vgl. HR 25 maart 2011, LJN: BO9675). Deze verplichting is in de Beslagsyllabus (versie januari 2013, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/) aldus uitgewerkt dat in het beslagrekest melding gemaakt dient te worden van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak, waaronder mede begrepen eerder ingediende beslagrekesten. Daarnaast dient onder meer te allen tijde vermeld te worden een voldoende feitelijke omschrijving van de vordering en de grondslag daarvan, alsmede de door de schuldenaar tegen de vordering aangevoerde verweren en de gronden daarvoor.
2.2. Weliswaar heeft verzoekster in het (zeer summiere) beslagrekest melding gemaakt van de tussen haar en gerekwestreerde lopende procedure, maar door slechts de reconventionele vordering als productie over te leggen, zonder daarbij de vordering in conventie ook maar te noemen – laat staan gewag te maken van de grondslag daarvoor of van het verweer van gerekwestreerde op de vordering van verzoekster in reconventie – heeft verzoekster een zeer vertekend beeld geschetst van de tussen hen lopende procedure. Een dergelijke gang van zaken neigt naar misleiding van de voorzieningenrechter door onvoldoende toelichting in het beslagrekest, hetgeen op zich in beginsel al voldoende reden voor weigering van het gevraagde verlof zou zijn.
2.3. Desalniettemin heeft de gerechtssecretaris die bij de behandeling van dit verzoekschrift was betrokken namens de voorzieningenrechter de advocaat van verzoekster – conform het gestelde in de Beslagsyllabus onder A. sub 6. – telefonisch gehoord, en verzoekster daarbij in de gelegenheid gesteld haar verzoek aan te passen, in die zin dat zij alsnog de (hoogte van de) vordering in conventie en de grondslag daarvan, alsmede het verweer in reconventie diende te vermelden.
2.4. Verzoekster heeft van de geboden gelegenheid tot aanpassing gebruik gemaakt door de voorzieningenrechter in tweevoud aanvullende stukken te doen toekomen, (louter) bestaande uit de gedingstukken van de bodemprocedure tussen verzoekster en gerekwestreerde. Het rekest zelf heeft verzoekster (in het geheel) niet aangepast.
2.5. Op grond van het bepaalde onder A. sub 5. van de Beslagsyllabus dient alle toelichting die men van de kant van verzoeker op het gevraagde verlof wil geven ín het rekest te worden gegeven. Hoewel verzoekster producties inzake de lopende procedure tussen haar en gerekwestreerde heeft overgelegd, zijn die stukken zonder nadere onderbouwing (die ontbreekt) in het rekest zelf, niet eenvoudig te duiden. Onder A. sub 6. (laatste volzin) van de Beslagsyllabus is opgenomen dat een verzoeker slechts één keer de gelegenheid wordt gegeven tot het aanvullen c.q. verbeteren van diens rekest, met vermelding dat het verzoek – indien het rekest nadien nog (steeds) niet in orde is – gemotiveerd zal worden afgewezen.
2.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie het verzoek zal worden afgewezen.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2013.