ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ4987
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie door ernstige schending van procesorde
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstige schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde, met name door onjuiste en misleidende weergave van tapgesprekken in de processen-verbaal. De verdediging voerde aan dat de tapgesprekken niet correct waren weergegeven, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat de onjuistheden in de processen-verbaal niet slechts kleine fouten betroffen, maar dat deze fouten een significante impact hadden op de beoordeling van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de verdachte ernstig waren geschaad, waardoor het recht op een eerlijke behandeling van de strafzaak in gevaar was gekomen. Gezien de ernst van deze schendingen verklaarde de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Deze uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de gemachtigde raadsman van de verdachte en na beluistering van de relevante tapgesprekken.