ECLI:NL:RBNHO:2013:CA2420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
15/740023-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor liquidatie en veroordeling voor verboden vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een liquidatie en verboden vuurwapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit van voorbereidingshandelingen gericht op een liquidatie. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen voorwerpen, waaronder een vuurwapen en munitie, niet voldoende bewijs boden voor het concrete misdadige doel van de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in aanmerking genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot niet-ontvankelijkheid van de vervolging afgewezen, omdat de procesorde niet ernstig was geschonden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740023-12
Uitspraakdatum: 22 maart 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 maart 2013 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum en –plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van der Putte en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G. Jansen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 20 oktober 2011 tot en met 10 november 2011, althans op of omstreeks 09 en/of 10 november 2011 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of [plaatsnaam adres persoon x] en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade een of meer perso(o)n(en) ([persoon x], danwel een of meer anderen) van het leven te beroven, opzettelijk een of meer voorwerpen en/of een of meer vervoermiddelen, te weten:
- een (gestolen) auto (van het merk Audi, voorzien van valse/vervalste nummerplaten)
- een (doorgeladen) pistool (merk: Glock, type 17) en/of
- een patroonhouder (voor een Glock 17) en/of
- een of meer andere (vuur)wapens en/of
- 27, althans een of meer patronen (van 2 verschillende kalibers) en/of
- een of meer motorhelmen en/of
- handschoenen en/of
- een of meer muts(en)/petje(s) en/of
- een afgeknipte sok en/of
- een blauw magneetzwaailicht ("politiezwaailicht") en/of
- donkere kleding;
kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Subsidiair
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen op of omstreeks 09 en/of 10 november 2011 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of [plaatsnaam adres persoon x] en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II en/of III, te weten een vuurwapen (pistool, merk Glock, type 17), en/of munitie van categorie II en/of III, te weten 27 patronen (12 patronen 9mm Luger en 15 patronen 7.35 Browning), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.1. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging, omdat sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijk proces tekort is gedaan.
Zij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat de inhoud van de processen-verbaal van verhoor van [persoon x] (hierna te noemen: [persoon x]), die aanvankelijk in samenvattende vorm aan het dossier waren toegevoegd, niet overeenkomt met de inhoud van de letterlijk uitgewerkte verhoren zoals die op band waren opgenomen. Volgens de raadsvrouw is in de processen-verbaal ontlastende informatie doelbewust niet opgenomen, met als gevolg dat deze informatie in eerste instantie uit het dossier is gehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de gang van zaken zoals vorengenoemd niet te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zoals door de raadsvrouw is betoogd. Immers, doordat voornoemde verhoren waren opgenomen en nadien letterlijk zijn uitgewerkt en elke procesdeelnemer daarvan inmiddels kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen, moet het vormverzuim worden geacht te zijn hersteld en zijn de belangen van de verdachte in deze derhalve niet geschonden. Dit klemt temeer nu de verdediging nadien in de gelegenheid is geweest [persoon x] uitgebreid te horen ten overstaan van de rechter-commissaris op 22 januari 2013. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer en wijst het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie af.
De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en tot veroordeling van verdachte terzake tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie verwezen naar zijn op de beslaglijst van in beslag genomen voorwerpen weergegeven zienswijze.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd. De raadsvrouw heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is voor het beramen van een liquidatie door verdachte, al dan niet samen met medeverdachte, op [persoon x] dan wel een ander en dat derhalve geen sprake is van voorbereidingshandelingen daartoe. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hetgeen hem subsidiair ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad, dan wel dat hij op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van het buiten de verongelukte Audi A3 aangetroffen vuurwapen en de in het rechterportier van die auto aangetroffen munitie.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Aangetroffen Audi A3 op Rijksweg A9 en andere voorwerpen:
Op 10 november 2011 omstreeks 2.28 uur werd halverwege het talud van de Rijksweg A9 ter hoogte van hectometerpaal 41.9 te Zwanenburg een - naar later blijkt - gestolen zwarte Audi A3 voorzien van valse kentekenplaten met het nummer [kentekennummer] aangetroffen. In of nabij de auto werden geen inzittenden aangetroffen en de auto was ernstig beschadigd (total-loss). In en nabij dit voertuig werden de volgende voorwerpen aangetroffen:
- een blauw magneet zwaailicht;
- een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Glock, type 19 (doorgeladen en voor direct gebruik geschikt);
- een patroonhouder voor een Glock;
- 28 goudkleurige patronen van twee verschillende kalibers;2 3
- twee motorhelmen, één in de kofferbak van de Audi en één drijvend in de sloot parallel aan de Rijksweg A9;4
- een zwart mutsje;5
- een afgeknipte sok;6
- een honkbalpet.7
De Audi A3 was gelegen nabij een sloot die parallel loopt aan de Rijksweg A9, waar aan de overkant van de sloot meerdere sporen op de kant zichtbaar waren, die erop duidden dat daar vermoedelijk personen uit de sloot waren geklommen.8
Vlak daarvoor, omstreeks 1.27 uur, werd door twee mannen, te weten [persoon x] en [persoon y] (hierna te noemen: [persoon y]) gebeld naar het alarmnummer 112. Zij meldden dat zij op de A9 richting Haarlem een Audi A3 met kenteken [kentekennummer] aan het achtervolgen waren, omdat zij vermoedden dat de inzittenden van die auto van plan waren geweest om een liquidatie uit te voeren bij de woning van [persoon x] gelegen aan de [adres van persoon x] te [plaatsnaam adres persoon x]. [persoon x] gaf in de gesprekken met het alarmnummer aan dat hij voor zijn leven vreest; hij dacht dat hij net als zijn broer geliquideerd zou gaan worden.9 10
Inzittenden van aangetroffen Audi A3:
Door een omstreeks 2.30 uur ingezette politiesurveillancehond (speurhond) werd ter hoogte van het ongeval een bepaald geurbeeld waargenomen dat leidde naar een fietspad dat uiteindelijk in Zwanenburg uitkomt.11
Omstreeks 3.22 uur, meldde een inwoner uit Zwanenburg dat een zwaar gewonde man zich zojuist bij zijn woning had gemeld met de vraag of hij een taxi wilde bellen. De aldaar ter plaatse gekomen verbalisanten troffen een gewonde man aan met kletsnatte en met gras en modder besmeurde kleding. Dit bleek medeverdachte te zijn. Hij droeg een donkere trui, een donkere jas, een spijkerbroek en sportschoenen. De spijkerboek en sportschoenen waren nat en er zaten sporen van modder en kroos op. Medeverdachte heeft op het moment dat hij werd onderzocht door het ambulancepersoneel tegen de politie gezegd dat hij bijrijder was geweest in de auto die op de A9 door de vangrail was gereden. Medeverdachte is vervolgens aangehouden op verdenking van het verlaten plaats ongeval en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, waarna hij naar het ziekenhuis werd vervoerd. Zijn kleding werd daarbij in beslaggenomen.12 13 14
De aangetroffen en gecrashte Audi A3 bleek te zijn gestolen15 en de op deze auto aangebrachte kentekenplaten met nummer [kentekennummer] bleken vals te zijn.16
Op de onder medeverdachte in beslag genomen en door hem gedragen jas zijn glasresten aangetroffen en veiliggesteld. Daarnaast zijn van de jas vezels als monster genomen.17 Ook in de Audi A3 is sporenonderzoek gedaan. Er zijn vezels veiliggesteld en er is referentiemateriaal van alle ruiten van de Audi A3 veiliggesteld.18 19
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is vergelijkend onderzoek naar die glasresten en vezels gedaan. De conclusie van dat onderzoek is dat het 'zeer veel waarschijnlijker' is dat de glasresten op de jas van medeverdachte afkomstig zijn van de gebroken ruiten van de Audi A3, dan van een willekeurige andere ruit of glazen object. Daarnaast is het 'veel waarschijnlijker' dat de vezels die in de Audi A3 zijn aangetroffen, afkomstig zijn van de jas van medeverdachte, dan van een willekeurig ander textiel voorwerp.20
Uit onderzoek bleek dat op de enige dagen later in de nabijheid van de gecrashte Audi A3 aangetroffen honkbalpet DNA-materiaal werd aangetroffen van verdachte met SIN-nummer [nummer 1] met een matchkans met het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man van kleiner dan één op één miljard. In de motorhelm die in kofferbak van de Audi A3 is aangetroffen en onderzocht, werd een complex DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen, waarvan verdachte één van de donoren kan zijn.21 Aan de binnenkant van het aangetroffen en onderzochte vuurwapen, de Glock, werd een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen waarvan verdachte één van de donoren kan zijn.22
Technisch onderzoek aan het bij de gecrashte Audi A3 aangetroffen pistool wees uit dat het een vuurwapen, en derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie is.23
Bij doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres en woonplaats verdachte] werden onder meer 23 patronen .32 aangetroffen (itemnummer 4214432).
Deze patronen bleken gelijk te zijn aan de in de Audi A3 aangetroffen 15 patronen van kaliber 32/7.65.24
Ook uit het ingestelde vergelijkend glasonderzoek aan de motorhelm aangetroffen in de nabijheid van de Audi A3 en de enige dagen later aangetroffen muts is naar voren gekomen dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de op deze voorwerpen aangetroffen glasdeeltjes afkomstig zijn van de autoruit van de Audi A3 dan van een willekeurige andere ruit of glazen object.25
In de woning van verdachte werd een bodywarmer aangetroffen, welke werd bemonsterd onder SIN-nummer [nummer 2].26 Op de bodywarmer zijn drie glasdeeltjes aangetroffen die volgens het NFI zeer veel waarschijnlijker afkomstig zijn van de ruit van de gecrashte Audi A3 dan van een willekeurige andere ruit of glazen object.27 Tevens werd er aan de binnenzijde van de kraag van deze bodywarmer DNA-materiaal van verdachte aangetroffen met een matchkans van kleiner dan één op één miljard met het DNA profiel van een willekeurig gekozen man.28
Verdachte bleek al enige tijd onderwerp van onderzoek te zijn in een strafrechtelijk onderzoek, genaamd Klepel naar aanleiding van de beschieting van het gerechtsgebouw te Amsterdam met een raketwerper. Op grond van artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering werd toestemming gegeven om onderzoeksmateriaal uit dat onderzoek te gebruiken in onderhavig onderzoek.29
In dat kader werd tijdens een video-observatie van de woning van verdachte gezien dat op 9 november 2011 in de avond verdachte en medeverdachte bij de woning arriveerden en dat beiden de woning na 8 minuten weer verlieten, waarbij gezien werd dat medeverdachte anders gekleed was dan toen hij de woning binnen ging, namelijk geheel in het zwart. De onder medeverdachte in beslag genomen kleding komt overeen met de op de beelden zichtbare kleding. In de vroege ochtend van 10 november 2011 werd waargenomen dat verdachte weer bij zijn woning arriveerde en schichtig om zich heen keek toen hij de woning betrad.30
Verdachte werd op 6 januari 2012 aangehouden op de oprit van de A10 ter hoogte van hectometerpaal 16.3 terwijl hij een zwarte Seat Leon bestuurde in verband met vermoedelijke overtreding van de artikelen 287, 289, 302, 157, 83a en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie.31 In deze auto bevond zich een tas op de grond voor de passagiersstoel met daarin een vuurwapen en patronen.32
Conclusie met betrekking tot de inzittenden van de Audi A3 ten tijde van het ongeval
Gegeven deze feiten en omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel, dat het niet anders kan zijn dan dat medeverdachte en verdachte de inzittenden waren van de Audi A3 op het moment dat deze auto verongelukte op de Rijksweg A9 op 10 november 2011. De rechtbank overweegt daarbij nog dat verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht wat inhoudt dat hij voor bovengenoemde feiten en omstandigheden geen redengevende, die feiten ontzenuwende verklaring heeft kunnen of willen geven.
Audi A3 op de [straatnaam van persoon x]:
In onderzoek Klepel werd de telecommunicatie van verdachte opgenomen en afgeluisterd. Daaruit bleek dat verdachte op 9 november 2011 - de dag voor het ongeluk met de Audi A3 - zeer nauwe contacten (door middel van een aantal ping-berichten) onderhield met medeverdachte.33 Zo gaf verdachte op 9 november 2011 om half vier 's middags met een ping-bericht aan medeverdachte aan dat hij gaat "chekke". Medeverdachte liet verdachte daarop weten dat hij "...vanaf half 6 kan bewegen..". Om half vijf berichtte verdachte aan medeverdachte dat "niemand thuis" is en hij vroeg aan [medeverdachte]: " maar rij hier hewen zodra je kan". Om 18.03 uur pingde [medeverdachte]: " Ik kom nuy".34 Hieruit leidt de rechtbank af dat medeverdachte en verdachte rond dat tijdstip op de avond van 9 november hebben afgesproken.
Er heeft een getuigen- en passantenonderzoek plaatsgevonden op de [straatnaam van persoon x] te [plaatsnaam adres persoon x]. Daaruit is gebleken dat diverse getuigen op 9 november 2011 een Audi A3 geparkeerd hebben zien staan in een van de parkeervakken aan de [straatnaam van persoon x] te [plaatsnaam adres persoon x] met een of meer inzittenden. Getuige [getuige 1] zag omstreeks 19.00 uur in een donkere auto een blanke man en een donkere man. Getuige [getuige 2] zag in het begin van de avond omstreeks 19.30 uur en bij terugkomst om 00:15 uur telkens dezelfde zwarte Audi A3 op dezelfde plek met dezelfde persoon op de bestuurdersstoel en beschrijft deze als een licht getinte man, met een Hindoestaanse huidskleur, kort zwart kroeshaar en een bol gezicht. Getuige [getuige 3] zag bij zijn vertrek omstreeks 19.00 uur en bij terugkomst omstreeks 00.15 uur een donkerkleurige Audi A3 geparkeerd staan met op de bestuurdersstoel een getinte man met zwart haar. Getuige [getuige 4] zag omstreeks 18.30 uur een auto geparkeerd staan met twee personen erin en de bestuurder omschreef zij als een getinte man met kort haar. Zij zag omstreeks 22.45 uur dat dezelfde auto er nog geparkeerd stond met beslagen ramen. Getuige [getuige 5] heeft de zwarte Audi A3, die ook door haar dochter ([ getuige 4]), zoon ([getuige 3]) en schoonzoon ([getuige 2]) eerder was waargenomen, op 10 november 2011 rond 00.50 uur horen weggaan en is daarna naar bed gegaan. Daarbij zag zij ook dat de auto weg was. Ook werd door getuige [getuige 6] omstreeks 19.45 uur een blanke man gekleed in een donkere winterjas en een spijkerbroek waargenomen achter een schutting nabij perceel 42, die een baseballpet met ronde klep droeg.35 36 37 38 39 40
Verbalisanten uit [plaatsnaam adres persoon x] Noord kregen in de nacht van 9 op 10 november 2011 de opdracht te gaan naar de [straatnaam van persoon x]straat (de rechtbank leest [straatnaam van persoon x]) [huisnummer] alwaar een man aanwezig zou zijn die bang was dat er een aanslag op hem gepleegd zou worden. Daarna kregen zij van de meldkamer door dat de man met 200 km/uur achter een auto aanzat en dat hij werd gemaand daarmee te stoppen waarna hij naar huis zou komen. Hoofdbewoner van de woning aan de [adres van persoon x] is mevrouw [bewoonster woning persoon x] (hierna: [persoon z]), tevens uitbater van café [naam en plaats], die kinderen heeft van [persoon x]. Ter plaatse zagen de verbalisanten een gepantserde BMW aan komen rijden met daarin [persoon x] en [persoon y]. [persoon x] verklaarde dat hij erg bang was, omdat zijn vriendin [persoon z] een zwarte Audi bij het huis had zien staan met een kenteken met een 10 erin, waarvan hij later tijdens de achtervolging heeft vastgesteld dat het kenteken [nummer] betrof. De angst van [persoon x] kwam naar zijn zeggen voort uit het feit dat zijn broertje een aantal jaren geleden is geliquideerd. De kinderen van [persoon z] en [persoon x] hadden op 9 november 2011 omstreeks 19.30 uur de zwarte Audi zien staan met een man erin. Toen [persoon z] op 10 november 2011 om 1.00 uur de honden ging uitlaten, zag zij de Audi nog steeds op de hoek staan. Zij heeft toen [persoon x] gebeld die direct met twee vrienden naar huis kwam.
[persoon y] verklaarde dat zij met de BMW naar de Audi zijn gereden en dat zij zagen dat de Audi wegreed toen hij hen in de gaten kreeg. [persoon x] verklaarde dat hij achter de zwarte Audi A3 is aangereden. Bij het stoplicht is [persoon x] naast de Audi gestopt en hebben hij en [persoon y] naar binnen gekeken. De inzittenden schrokken daar van. De bestuurder probeerde zijn gezicht te bedekken en de passagier dook weg. Op de snelweg reed de Audi eerst langzaam en nadat de lichten van de Audi werden gedoofd reed deze heel snel van hen weg. [persoon x] en [persoon y] hebben zeker met een snelheid van 200 km/uur achter die Audi aangereden, maar in de buurt van het Rottepolderplein zijn zij de Audi kwijtgeraakt.
[persoon y] beschreef de bestuurder als een man van 25-28 jaar, licht getint, Marokkaans uiterlijk, kort zwart haar en een dik gezicht. De passagier was volgens hem een man met een zwart petje op zijn hoofd. Het viel hem op dat beide mannen handschoenen droegen.41
[persoon x] heeft later verklaard dat hij van [persoon z] de cijfercombinatie -10- in het kenteken van de zwarte Audi had doorgekregen en dat hij, op het moment dat hij met de BMW [plaatsnaam adres persoon x] inreed bij het winkelcentrum ter hoogte van de [straatnaam-a] na de kruising met de [straatnaam-b], een zwarte Audi met in het kenteken de cijfercombinatie -10- voor het eerst zag. Dat is volgens [persoon x] op een afstand van 500 tot 700 meter van de [straatnaam van persoon x]. Omdat de Audi reageerde door sneller te gaan rijden, keerde [persoon x] zijn BMW waarop hij zag dat de Audi de lichten had gedoofd. Bij de verkeerslichten bij de oprit voor de snelweg Rijksweg A9 is hij met de BMW naast de Audi gaan staan.42
[persoon x] omschreef de chauffeur van de Audi als een grote, lichtgetinte man met Marokkaans/Turks uiterlijk, met een bol gezicht en stoppelbaard. De man droeg een muts en handschoenen. Volgens [persoon x] was de chauffeur groter dan de passagier, maar de passagier heeft hij niet goed kunnen zien omdat deze wegdook.43
Nadat [persoon x] medeverdachte op 24 februari 2012 in de rechtszaal heeft gezien bij de pro forma zitting in deze zaak op die dag, heeft [persoon x] diezelfde dag telefonisch aan de politie doorgegeven dat hij medeverdachte voor 100 procent herkent als de bestuurder van de Audi die voor zijn woning heeft gestaan in de nacht van 9 op 10 november 2011 en waar hij op de A9 achteraan is gereden.44
Op 7 november 2011 te 12. 47 uur werd op grond van camerabeelden van het Wisseloordplein te Amsterdam waargenomen dat medeverdachte door middel van een afstandsbediening een zwarte Audi A3 met kenteken [kentekennummer] ontsluit en daar vervolgens mee wegrijdt.
Conclusie met betrekking tot de inzittenden van de Audi op de [straatnaam van persoon x]:
Gegeven deze feiten en omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel, dat het niet anders kan dan dat medeverdachte en verdachte ook de inzittenden waren van de zwarte Audi A3 die op 9 en 10 november 2011 in de [straatnaam van persoon x] te [plaatsnaam adres persoon x] is gesignaleerd. Daarbij stelt de rechtbank vast dat de getuigenbeschrijvingen van de twee mannen die op 9 november 2011 vanaf 19.00 uur in en nabij de Audi A3 zijn gezien, overeenkomen met de uiterlijke kenmerken van medeverdachte en verdachte. Medeverdachte is een licht getinte man met zwart haar, een bol gezicht en een stoppelbaard en bovendien heeft [persoon x] hem herkend als de bestuurder van de Audi A3. Hieruit leidt de rechtbank af dat medeverdachte de lichtgetinte man is die getuigen die avond hebben gezien. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt dat de lichtgetinte man in het gezelschap was van een blanke man. Verdachte is een blanke man en uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de crash van de Audi A3 volgt dat verdachte in de nacht van 9 op 10 november 2011 ten tijde van de crash van de Audi A3 in deze auto zat en een petje bij zich had. Daarbij komt dat [persoon y] heeft gezien dat de bijrijder van de Audi A3 een petje droeg en dat getuige Bruijs heeft verklaard dat zij een blanke man met een baseballpetje met ronde klep heeft gezien bij de [straatnaam van persoon x]. Uit al het voorgaande tezamen is voldoende komen vast te staan dat medeverdachte en verdachte aanwezig waren in de Audi A3 op de [straatnaam van persoon x].
Daarnaast is van belang dat uit onderzoek door de politie is gebleken dat er in [plaatsnaam adres persoon x] zelf geen zwarte Audi A3 3-deursmodel geregistreerd stond met een kenteken dat begint met een 10 en/of een 10 in de combinatie en dat dit in heel Nederland om een beperkt aantal auto's gaat.45 Bovendien is uit onderzoek door de politie gebleken dat de afstand tussen de [straatnaam van persoon x] en de viswinkel in het kleine winkelcentrum op de [straatnaam-b] /[straatnaam-a] te [plaatsnaam adres persoon x] waar [persoon x] de Audi A3 voor het eerst heeft gezien, tussen de 1.250 en 1.370 meter bedraagt.46 Gelet op die korte afstand en het korte tijdsverloop tussen het moment dat de Audi A3 is weggereden van de [straatnaam van persoon x]
- omstreeks 1.00 uur- tot het tijdstip net na 01.00 uur dat de Audi A3 door [persoon x] bij de viswinkel in het winkelcentrum op de [straatnaam-a] in [plaatsnaam adres persoon x] is gesignaleerd, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat er op dat moment en in die omgeving een andere zwarte Audi A3 heeft rondgereden met een 10 in het kenteken.
De rechtbank overweegt tenslotte nog dat verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht wat inhoudt dat hij voor bovengenoemde feiten en omstandigheden geen redengevende, die feiten ontzenuwende verklaring heeft kunnen of willen geven.
Tussenconclusie
De rechtbank komt tot de voorlopige conclusie dat uit voorgaande redengevende feiten en omstandigheden, kort gezegd, het volgende volgt: medeverdachte en verdachte bevonden zich op 9 november 2011 in de nabije omgeving van de [adres van persoon x] in een zeer snelle gestolen Audi A3 voorzien van valse kentekenplaten met kenteken [kentekennummer]. Zij waren gekleed in donkere kleding en droegen een muts, pet en handschoenen. In de auto bevonden zich twee valhelmen, een blauw magneet zwaailicht, een vuurwapen dat op het moment van aantreffen doorgeladen was en munitie van verschillend kaliber. Medeverdachte en verdachte hebben de [straatnaam van persoon x] omstreeks of kort na 1.00 uur verlaten. Bij het verlaten van [plaatsnaam adres persoon x] werden zij op enig moment achtervolgd door [persoon x], waarna zij met hoge snelheid zijn weggereden en uiteindelijk zijn gecrasht op de A9. Zowel medeverdachte als verdachte hebben de plaats van het ongeval verlaten zonder de politie te informeren. Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken, bij gebreke van een concrete, min of meer verifieerbare verklaring van verdachten, dat die gedragingen van verdachten en de aangetroffen voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor een misdadig doel. De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is welk misdadig handelen verdachten voor ogen hebben gehad.
Misdadig doel van verdachten:
De Rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, voorhanden heeft. Aldus zullen de voorwerpen die verdachte en zijn medeverdachte bij zich droegen 'bestemd moeten zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf'. Krachtens geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte voor ogen stond (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213). De aangetroffen voorwerpen dienen in hun gezamenlijkheid en naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden beoordeeld, waarbij ook niet geabstraheerd mag worden van het doel dat de verdachten met deze voorwerpen voor ogen hadden. Bij oordelen aangaande het bewijs van dat doel spelen in beginsel alle feiten en omstandigheden van het geval een rol.
Ten aanzien van het vaststellen van het misdadige doel dat verdachten voor ogen stond is - behoudens het hiervoor overwogene - het volgende nog van belang:
Uit het onderzoek naar de telecommunicatie van verdachte inzake het onderzoek Klepel bleek dat verdachte op 10 november 2011 om 12.58 uur naar de vriendin van medeverdachte belde en zich in dat gesprek presenteerde als de jongen van gisteren. Verder bleek dat hij kennelijk van haar dingen wilde weten over medeverdachte. Hij kreeg daarbij van de vriendin van medeverdachte te horen dat medeverdachte nog in het ziekenhuis lag. Voorts wilde verdachte iets ophalen in de woning van medeverdachte, maar hij kreeg te horen dat het al weg was.
Voorts is uit de onderschepte telecommunicatie van verdachte in onderzoek Klepel gebleken dat verdachte en medeverdachte op 9 november 2011 en de dagen daarvoor intensieve pingcontacten onderhielden en dat verdachte ook met andere personen over mogelijk misdadige activiteiten pingde.
Op 5 november 2011 pingden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] teksten als:
[verdachte]: "OT spelen, Morge otters spelen... 's avonds spelen we online",
[medeverdachte]: "oke man ik neemoystick mee",
[verdachte]: "Ja dodelijk gevaarlijk, Dan is het erop of eronder, daarom moeten we zus spreken",
[medeverdachte]: "Zus is zelf een ei",
[verdachte]: "Dit is hun taak eigenlijk, Je moet toch weten met wie je neukt, Maar ja als de tijd rijp is gebeurt het".
Op 6 november 2011 pingden verdachten:
[medeverdachte]: "Die joden reageren niet",
[verdachte]: "Plan b is er, Laten we gewoon gaan dammen bouwen, Of heb je je otter pak niet aan vandaag, Hoelaat spreken we af",
[medeverdachte]: "rond 3?",
[verdachte]: "Neem die fietssleutels ook mee",
[medeverdachte]: "die zijn thuis lummel".
Op 6 november 2011 pingde verdachte met [naam] (zijn zus):
[Verdachtes zus] vroeg verdachte: "wanneer gaan we nou naar de stad? Of Artis"
Verdachte antwoordde: "eerst een paar mensen doodschieten, dan heb ik weer geld".
Op 7 november 2011 pingden verdachten naar elkaar:
[verdachte]: "ik leg die sleutels en die spulletjes" en "Die G gebruik ik".
[medeverdachte]: "Oke... Dus onze dikke zus is compleet. Die is rond?"
[verdachte]: "We gaan straks ff en potje vechten" en "niet 100 maar hoogstwaarschijnlijk"
[medeverdachte]: "Wooooow"
[verdachte]: "Diegene zei ... Tsss is en makkie"
[medeverdachte]: "... wou je de sleutels en spullen voor de deur leggen al".
Op 7 november 2011 pingde verdachte met iemand die zich uitgeeft als Excellentie:
[verdachte]: "heb je die naam al"
Exellentie: "E 630 letters"
Op 8 november 2011 pingde medeverdachte naar verdachte:
"neem me handschoenen mee is koudd"
Op 8 november 2011 pingde verdachte met iemand die zich uitgeeft als Turk:
Turk vraagt: "wat ben je aan het doen"
[verdachte] antwoordt: "liquidaties enzo voorbereiden"
Op 9 november 2011 spraken medeverdachte en verdachte via het pingen met elkaar af. Op de camerabeelden van de woning van [verdachte] is gezien dat verdachte en medeverdachte op die avond de woning van verdachte ingingen en dat zij na acht minuten de woning weer verlieten, waarbij is geconstateerd dat [medeverdachte] andere kleding droeg dan waarmee hij aankwam, namelijk donkere kleding.
Op 10 november 2011 vanaf 7.16 uur - dus na het ongeval met de Audi A3 - pingde verdachte naar iemand die zich uitgeeft met de naam "B! ioe----ioe" en aan "Turk":
[verdachte]: "Zeg nooit iemand waar ik woon" en "Kost je je kop"
Op 10 november 2011 vanaf 15.32 uur pingde [verdachte] naar "Excellentie":
[verdachte]: "Broer problemen" en "Kan je en 9 voor me regelen geef ik je een u".47 48
Conclusie:
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachten in de nacht van 9 op 10 november 2011 bezig waren met (het voorbereiden van) een misdadig doel. In ieder geval de in de auto aangetroffen goederen doen vermoeden dat verdachten er op uit waren een feit te plegen waarbij een vuurwapen en een vluchtauto gebruikt moesten worden. Dat verdachten zich ter zake op hun zwijgrecht beroepen maakt die verdenking alleen maar sterker. Zulks geldt evenzeer voor het feit dat verdachten kennelijk een reden hadden om in versluierd taalgebruik met elkaar te communiceren via pingberichten. Ook het feit dat verdachte enige uren na de crash met de Audi A3 aan twee bekenden heeft laten weten dat ze niet mogen vertellen waar hij woont, draagt bij aan de verdenking dat verdachten voorafgaand aan de crash bezig waren met (het voorbereiden van) een misdadig doel. Echter niet is komen vast te staan met welk specifiek (misdadig) doel zij zich op 9 en 10 november 2011 tussen 19.30 uur en 1.00 uur in [plaatsnaam adres persoon x] bevonden. In het dossier zijn onvoldoende aanknopingspunten te vinden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachten van plan waren [persoon x] dan wel een ander persoon te liquideren, zoals aan verdachte ten laste is gelegd. De bevindingen uit de taps, pingberichten, observaties en verklaringen geven daarover onvoldoende uitsluitsel. Daarbij merkt de rechtbank op dat de overtuiging van [persoon x], dat verdachten probeerden hem te liquideren, onder meer is ingegeven door zijn angst in verband met de liquidatie van zijn broer enkele jaren eerder. [persoon x] heeft echter niet kunnen of willen ophelderen wie hem zou willen liquideren en om welke reden.
De rechtbank merkt voorts nog op dat juist om onterechte veroordelingen te voorkomen, aan het strafrechtelijk bewijs de wettelijke eis wordt gesteld dat de innerlijke overtuiging van de rechter op wettige bewijsmiddelen, dat wil zeggen concrete feiten en omstandigheden, moet zijn gestoeld. Indirecte feiten en omstandigheden - die weliswaar kunnen wijzen in de richting van het strafbare feit - staan in een te ver verwijderd verband van die wettige bewijsmiddelen en kunnen derhalve niet tot een toelaatbare bewezenverklaring leiden.
Tot indirect bewijs worden met name de PING-berichten tussen verdachte met zijn zus Rebecca ("eerst een paar mensen doodschieten, dan heb ik weer geld") en die met een persoon genaamd "Turk" (liquidaties enzo voorbereiden) gerekend, nu die berichten bij gebreke van een bevestigende getuigenverklaring van die personen of anderszins niet perse in direct verband staan met hetgeen verdachten op 9 en 10 november 2011 aan de [straatnaam van persoon x] in [plaatsnaam adres persoon x] aan het doen waren.
Aldus bevinden zich in het strafdossier weliswaar aanwijzingen dat verdachte betrokken is (geweest) bij de voorbereiding van een ernstig strafbaar feit, maar deze zijn onvoldoende om ook tot het wettig en overtuigend bewijs van de aan verdachte ten laste gelegde voorbereidingshandelingen tot een liquidatie te komen. Met andere woorden een voorgenomen misdadig doel is weliswaar aannemelijk geworden, maar niet welk geconcretiseerd misdadig doel.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
3.4. Bewijsoverweging
Op grond van de vorenstaande redengevende feiten en omstandigheden alsmede de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat wel bewezen is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen ter voorbereiding van een onbekend gebleven, voorgenomen misdrijf. In dat licht bezien is sprake geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking, dat geoordeeld kan worden dat verdachten in aanmerking genomen het door hen kennelijk beoogde misdadige doel het voorhanden hebben van het vuurwapen tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
De rechtbank betrekt daarbij tevens dat verdachte geen redelijke, die redengevende omstandigheden ontzenuwende, verklaring heeft gegeven met betrekking tot het aangetroffen vuurwapen onder de omstandigheden zoals onder 3.3. beschreven.
De rechtbank overweegt dat de in de tenlastelegging omschreven gedraging tevens bestaat in het voorhanden hebben van een hoeveelheid in de Wet wapens en munitie gecategoriseerde munitie. Een dergelijke voor bewezenverklaring vereiste vaststelling van de wettelijke categorie-indeling van de ten laste gelegde munitie kan naar het oordeel van de rechtbank niet plaatsvinden op basis van een enkele typering van die munitie.
Nu op dit punt enige ondersteuning, in de vorm van bijvoorbeeld een proces-verbaal van munitieonderzoek opgesteld door een daartoe gekwalificeerde opsporingsambtenaar ontbreekt, bevat het dossier onvoldoende gegevens om als vaststaand aan te nemen dat de munitie valt onder de in de tenlastelegging vermelde, aan de WWM ontleende, categorie van munitie.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
Subsidiair
hij tezamen en in vereniging met een ander op 9 en 10 november 2011 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en [plaatsnaam adres persoon x] en Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, pistool, merk Glock, type 19 voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.1. Hoofdstraf
Verdachte heeft samen met een ander een doorgeladen vuurwapen voorhanden gehad. Op zichzelf is dit een ernstig strafbaar feit, nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico's en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Het is verontrustend te noemen dat verdachte en zijn medeverdachte met een voor onmiddellijk gebruik gereed vuurwapen een - onbekend gebleven - misdadig doel nastreefden. Mocht het tot een uitvoering van dit plan zijn gekomen, dan is niet ondenkbeeldig dat daarbij slachtoffers hadden kunnen vallen. Een vuurwapen pleegt immers niet doorgeladen te worden als de houder daarvan niet van plan is om daarmee te schieten, met alle mogelijke onaanvaardbare consequenties van dien. Door de omstandigheden waaronder verdachte en zijn medeverdachte het vuurwapen voorhanden hebben gehad, heeft zich tevens het gewelddadige karakter van dat voorhanden hebben geopenbaard.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan verdachte een hogere straf opleggen dan in andere zaken waar het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen pleegt te worden opgelegd, omdat de ernst en het gewelddadige karakter van het bewezenverklaarde feit dat rechtvaardigen en verdachte hiervoor geen verantwoordelijkheid wenst te nemen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht.
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Jas met beslagnummer 4214532;
- 1.00 STK Bodywarmer met beslagnummer 4214533.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en mr. M.M. Kruithof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2013.
Mr. S.M. Christiaan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2011 (dossiermap 4, dossierpagina 1260-1286).
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2011 (dossiermap 4, dossierpagina 1287-1290).
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2011 (dossiermap 5, dossierpagina's 1614-1615).
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2012 (dossiermap 1, dossierpagina 449).
6 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2012 (dossiermap 4, dossierpagina 1294).
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 369-375).
8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2011 (dossiermap 5, dossierpagina's 1614-1615).
9 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 376-377).
10 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 378-384).
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2011 (dossiermap 5, pagina's 1616-1618).
12 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 359-360).
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2011 (dossiermap 5, pagina's 1619-1620).
14 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2011 (dossiermap 5, pagina 1635).
15 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 419-421).
16 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2011 (dossiermap 1, pagina's 402-409).
17 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 17 januari 2012 (dossiermap 4, pagina's 1461-1462).
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2011 (dossiermap 4, dossierpagina 1262).
19 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2012 (dossiermap 4, dossierpagina 1294-1295).
20 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 17 januari 2012 (dossiermap 4, dossierpagina's 1455-1467).
21 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 22 november 2011 (dossiermap 4, dossierpagina's 1417-1430), proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2012 (dossiermap 4, pagina 1293).
22 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 24 november 2011 (dossiermap 4, dossierpagina's 1436-1441).
23 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2012 (opgenomen in nazending van 6 december 2012, dossierpagina 2167) in samenhang met het Loop Proces-verbaal d.d. 6 december 2012 (opgenomen in nazending van 6 december 2012, dossierpagina's 2153-2154).
24 Proces-verbaal d.d. 24 juli 2012 (dossiermap 1, pagina 777).
25 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 17 januari 2012 (dossiermap 4, dossierpagina's 1455-1467).
26 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2012 (dossiermap 2, dossierpagina's 644-647) en kennisgeving van inbeslagneming (dossiermap 3, dossierpagina 1147) en Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012 (dossiermap 3, pagina's 1181-1226).
27 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 april 2012 (dossiermap 4, dossierpagina's 1498-1508).
28 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 6 juni 2012 (dossiermap 4, dossierpagina's 1516-1517).
29 Toestemming gebruik gegevens voor een ander doel ex art 126dd Sv. (dossiermap 1, pagina 33).
30 Proces-verbaal 16 februari 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 825).
31 Proces-verbaal d.d. 6 januari 2012 (dossiermap 1, pagina 252).
32 Porces-verbaal doorzoeken Seat (dossiermap 3, pagina 1040).
33 Proces-verbaal d.d. 9 juli 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 809), proces-verbaal d.d. 3 april 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 513), proces-verbaal d.d. 3 juli 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 629-632)
34 Proces-verbaal d.d. 30 juli 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 607-608).
35 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 17 november 2011 (dossiermap 5, dossierpagina 1553).
36 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 17 november 2011 (dossiermap 5, dossierpagina 1557) en d.d. 29 januari 2013 bij de rechter-commissaris.
37 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 17 november 2011 (dossiermap 5, dossierpagina's 1577-1578) d.d. 29 januari 2013 bij de rechter-commissaris.
38 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 2 december 2011 (dossiermap 5, dossierpagina's 1599-1600).
39 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 15 december 2011 (dossiermap 5, dossierpagina's 1602).
40 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 14 december 2011 (dossiermap 5, dossierpagina's 1565-1570).
41 Proces-verbaal van bevindingen d.d.1 december 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 362-364), proces-verbaal d.d. 13 november 2011, dossiermap 1, dossierpagina 368), proces-verbaal van getuigenverhoor bij de RC van [persoon x], los bijgevoegd.
42 Proces-verbaal van verhoor [persoon x] d.d. 1 december 2011 (dossiermap 1, dossierpagina's 429-435).
43 Proces-verbaal van verhoor [persoon x] d.d. 21 november 2011 (dossiermap 1, dossierpagina 411).
44 Proces-verbaal d.d. 27 februari 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 588).
45 Proces-verbaal d.d. 9 januari 2012 (dossiermap 1, dossierpagina 450-452).
46 Proces-verbaal d.d. 30 juli 2012 (dossiermap 2, dossierpagina 624).
47 Proces-verbaal d.d. 15 februari 2012 (dossiermap 2, dossierpagina's 521-540).
48 Proces-verbaal d.d. 30 juli 2012 (dossiermap 2, dossierpagina's 606-615).