ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3007

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 578536 CV EXPL 12-13913
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door staking Franse luchtverkeersleiding

In deze zaak hebben passagiers van Transavia een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht van Montpellier naar [woonplaats] op 24 september 2010. De vlucht had een vertraging van 4 uur en 49 minuten, waarvoor de passagiers compensatie van € 250,-- per persoon vorderden op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de Franse luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Transavia onvoldoende had aangetoond dat de vertraging niet vermeden had kunnen worden, ondanks de staking. De rechter wees de vordering van de passagiers toe, waarbij Transavia werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie en de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de luchtvaartmaatschappij moet aantonen dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van buitengewone omstandigheden te mitigeren. In dit geval was dat niet voldoende aangetoond, waardoor de passagiers recht hadden op compensatie. De uitspraak bevestigt de bescherming van luchtreizigers onder de Europese regelgeving, die een hoog niveau van compensatie en bijstand waarborgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 578536 CV EXPL 12-13913
datum uitspraak: 7 mei 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
1. [A.]
te [woonplaats]
2. [B.]
te [woonplaats]
hierna tezamen te noemen: de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 6 augustus 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 31 januari 2012 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 18 maart 2013. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. De passagiers en Transavia hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Montpellier (Frankrijk) naar [woonplaats] op 24 september 2010 met vertrektijd 9.45 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV 5988, hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van 4 uur en 49 minuten opgelopen.
c. Passagier Hallema heeft compensatie van Transavia gevorderd ten bedrage van € 250,-- in verband met voornoemde vertraging.
d. Transavia heeft geweigerd de compensatie te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2010 althans vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met wettelijke rente;
- de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening), het Sturgeon arrest van
19 november 2009 en het Wallentin Hermann-arrest van 22 december 2008. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,-- per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Primair heeft Transavia verzocht om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad zich in zeven cassatieprocedures zal hebben uitgesproken over de uitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10 van 23 oktober 2012 (hierna: het Nelson-arrest). Zij heeft voorts – kort samengevat – aangevoerd dat geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Transavia betoogd dat de vertraging is terug te voeren op het als gevolg van een grote landelijke staking van de Franse luchtverkeersleiding op 23 september 2010 te laat binnenkomen van het vliegtuig dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren. Als gevolg van de staking was het vliegtuig op
24 september 2010 pas om 9.00 uur UTC in plaats van 5.04 uur gereed. Vervolgens zijn alle geplande vluchten op 24 september 2010 met dit vliegtuig met een vertraging van ongeveer 4 uur uitgevoerd. Transavia doet tenslotte een beroep op matiging en betwist de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
1. De kantonrechter zal het verzoek van Transavia om aanhouding niet honoreren. Nu uit het Nelson-arrest - kort samengevat - ondubbelzinnig volgt dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, zijn er geen termen om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden.
2. Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op stakingen van de luchtverkeersleiding kan Transavia geen invloed uitoefenen.
3. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin Hermann overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. De vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering - en sinds het Sturgeon-arrest tot langdurige vertraging - van de vlucht leidden. Uit het Eglitisarrest van 12 mei 2011 volgt dat aangezien de luchtvaartmaatschappij gehouden is alle redelijke maatregelen te treffen om buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen, zij in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van zulke omstandigheden. Daarom dient zij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden.
4. Transavia voert aan dat zij al het redelijkerwijs mogelijke gedaan heeft om de vertraging zo beperkt mogelijk te houden. Zij wijst er in dit verband op dat uitgangspunt is dat wanneer een buitengewone omstandigheid optreedt zij al het redelijkerwijs mogelijke doet om de gehele operatie zo goed mogelijk in stand te houden en het originele vluchtschema van de dag zo goed mogelijk na te komen. Dat is ook in dit geval gebeurd, aldus Transavia.
5. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Transavia onvoldoende gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat de vertraging van de vlucht in de onderhavige zaak het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheden en dat de luchtvaartmaatschappij de vertraging op de voorliggende vlucht zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden. Vast staat immers dat de staking op 23 september 2010 een aanvang heeft genomen waarna de vluchten van en naar Frankrijk daarvan de gevolgen ondervonden. Transavia wist aldus op 23 september 2010 dat het toestel dat de volgende ochtend ingepland stond om de vluchten naar Montpellier en terug uit te voeren waarschijnlijk met vertraging binnen zou komen. Transavia heeft ter comparitie van partijen nog aangevoerd dat het toestel in de nacht van
23 op 24 september 2010 voor onderhoud stond ingepland, welk onderhoud aldus als gevolg van de verlate binnenkomst van het toestel verlaat is uitgevoerd. Transavia heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de staking van de luchtverkeersleiders van Frankrijk op de voorafgaande dag noodzakelijkerwijs heeft moeten leiden tot de vertraging van de vlucht in kwestie. Nog daargelaten dat Transavia (de noodzaak van) het aangevoerde onderhoud niet nader heeft onderbouwd heeft zij evenmin voldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat zij de vertraging van de vlucht in kwestie, met een toestel waarvan bekend was dat het de voorafgaande dag waarschijnlijk laat binnen zou komen en waarvoor nog onderhoud stond ingepland, niet had kunnen vermijden.
6. Het beroep van Transavia op matiging van de forfaitaire compensatie faalt eveneens.
De Verordening heeft als doel een hoog niveau van bescherming voor luchtreizigers te bieden. In artikel 7 van de Verordening is ter wille van de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht daartoe een forfaitaire compensatie opgenomen voor het door passagiers geleden tijdsverlies, zonder dat de passagiers hoeven te bewijzen dat zij geïndividualiseerde schade hebben geleden. In artikel 7 lid 2 van de Verordening is de mogelijkheid voor de luchtvaartmaatschappij opgenomen om die compensatie met 50% te verlagen in de in dat artikellid genoemde gevallen. Gesteld noch gebleken is dat in de onderhavige procedure van een dergelijk geval sprake is. Buiten de in artikel 7 lid 2 genoemde gevallen biedt de Verordening geen ruimte de compensatie te verlagen.
7. Nu Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
8. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft dit gedeelte van de vordering betwist. Gebleken is dat de namens de passagier Hallema verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een (eventueel herhaalde) aanmaning, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden toegewezen, echter slechts tot het bedrag van € 44,03,--, het bedrag overeenkomstig de staffel van het rapport Voorwerk II behorend bij de vordering van genoemde passagier.
9. Transavia betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn vanaf 24 september 2010 omdat zij op die datum nog niet in verzuim was. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Gelet op artikel 6:83 sub b BW is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade terstond opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
10. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2010 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 44,03 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2012 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,64
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 200,00,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.