Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 december 2013;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.E. Gilden, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. M.H.A.H. Smithuysen. Eiseres ontving sinds 1 augustus 2012 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en kreeg op 20 september 2013 een boete opgelegd van € 1.339,88 wegens het niet tijdig doorgeven van haar gewerkte uren. Het bestreden besluit van 19 december 2013, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij in de weken 6 en 7 had gewerkt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet melden van de betaling over week 7, omdat deze pas in april 2013 was gedaan en pas later duidelijk werd dat het om loon over de opzegtermijn ging. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en legde een boete op van € 669,94 voor de schending van de inlichtingenverplichting in week 6, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank oordeelde dat de boete passend en evenredig was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres, en dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de boete af te zien. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 44,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.461,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.