In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Slotervaartziekenhuis B.V. (hierna: SZ) en Meromi Participaties B.V. (hierna: Meromi). SZ vorderde een bedrag van € 250.000,00 van Meromi, dat zij had betaald aan Drimpy B.V. zonder dat er een rechtsgeldige overeenkomst was gesloten. De rechtbank oordeelde dat de bestuurder van SZ, die de betalingen had verricht, niet bevoegd was om SZ te vertegenwoordigen bij het aangaan van een verbintenis van deze omvang. Dit leidde tot de conclusie dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen SZ en Meromi, waardoor Meromi ongerechtvaardigd was verrijkt door de betalingen van SZ aan Drimpy. De rechtbank heeft de vordering van SZ tot terugbetaling van het bedrag toegewezen op basis van onverschuldigde betaling, zoals geregeld in artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek. Meromi werd ook veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 7.791,71. De uitspraak benadrukt het belang van vertegenwoordigingsbevoegdheid bij het aangaan van financiële verplichtingen en de gevolgen van onterecht verrichte betalingen.