In deze zaak vorderde eiser, [eiser], schadevergoeding van het Rode Kruis en [gedaagde sub 2] wegens medische aansprakelijkheid na het missen van de diagnose van een herseninfarct. De feiten van de zaak zijn als volgt: in de nacht van 3 op 4 juni 2008 werd [eiser] op de Spoedeisende Hulp van het Rode Kruis ziekenhuis gezien, maar na onderzoek naar huis gestuurd. De volgende ochtend werd hij door een waarnemend huisarts, [gedaagde sub 2], bezocht, die de diagnose van de SEH overnam. Later die dag werd [eiser] opnieuw opgenomen in het ziekenhuis, waar de diagnose herseninfarct werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat zowel het Rode Kruis als [gedaagde sub 2] tekortgeschoten waren in hun zorgplicht, wat leidde tot erkenning van aansprakelijkheid door het Rode Kruis voor de gemiste diagnose. De rechtbank stelde vast dat 20% van de schade voor vergoeding in aanmerking kwam, gebaseerd op de deskundigenrapportage die de kans op een beter behandelresultaat bij tijdige diagnose op 20% schatte. De vordering tegen [gedaagde sub 2] werd afgewezen, omdat er geen causaal verband was tussen haar handelen en de schade. De rechtbank beval een comparitie om de hoogte van de schade te bespreken, en wees de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde sub 2] af, waarbij hij in de proceskosten werd veroordeeld.